Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Henk Strootman

Verloren generatie

Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: Probleem jongeren.

Henk Strootman

Iedereen die kinderen heeft in de leeftijd van pakweg 13 tot 16 jaar zal beamen dat de smeekbede om de kamer nu eindelijk eens op te ruimen weinig gehoor vindt. Zoals ook verzoeken om op tijd thuis te zijn, wat minder brutaal uit de hoek te komen, het mobieltje eens wat vaker met rust te laten en een kwartier korter de douchen doorgaans weinig bijval oogsten. Je kunt er als ouders boos om worden, dat dat heeft geen zin. De kinderen kunnen er namelijk niets aan doen. Het zijn pubers. Hun puberbrein is nog niet doorontwikkeld. Hele boekwerken zijn er over geschreven.

Bij de meeste gezinnen valt de schade mee en blijven de uitwassen beperkt tot slaande deuren, scheldpartijen en verregaande staaltjes van ongehoorzaamheid.

Dat is allemaal heel braafjes vergeleken met de puberfratsen die jongerenwerkers en wijkagenten in hun dagelijkse praktijk tegenkomen. Pubers – en dan met name jongens – glijden op steeds jongere leeftijd af, rechtstreeks in de klauwen van de zware criminaliteit. In steden als Rotterdam, Amsterdam en Utrecht is al vastgesteld dat de ‘bommenleggers’ (jongeren die in opdracht vuurwerkbommen plaatsen bij huizen van rivalen in het drugsmilieu) vaak nog scholieren zijn. Of beter gezegd: die de leeftijd hebben om scholier te zijn, want in hoeverre de daders daadwerkelijk in de schoolbanken zitten, is maar de vraag. Ook onder drugsuithalers in de Rotterdamse haven die (ook weer in opdracht van de grote jongens) partijen cocaïne uit containers halen, worden steeds vaker verdachten van 16 jaar of jonger aangetroffen, soms zelfs bewapend. En verder zal het de oplettende krantenlezer zijn opgevallen dat pubers zich ook niet onbetuigd laten als het gaat om dodelijk geweld.

Als oud-diender spreek ik nog weleens politiemensen die volop actief zijn in het veld. Onlangs nog werd ik informeel bijgepraat door een Rotterdamse rechercheur die een boekje opendeed over zijn ervaringen met jonge verdachten. Ik werd er niet vrolijk van. Wat ik – met de dood van Peter R. de Vries nog vers in het geheugen – ronduit schokkend vond is dat veel jongeren uit kansarme Marokkaanse milieus het wereldje rond de Mocro Maffia eigenlijk wel interessant en zelfs aanlokkelijk vinden. Sterker nog: sommige jongens zien, aldus de rechercheur, in bijvoorbeeld Ridouan T. een rolmodel. Zijn macht en rijkdom worden verheerlijkt en het geweld wordt gebagatelliseerd. “Je hoopt dat het grootspraak is,” aldus mijn oud-collega, “maar ze voegen de daad bij het woord door zich daadwerkelijk te laten inhuren voor klusjes als uithalen. In de hoop snel geld te maken en een stapje hoger te komen in de hiërarchie.”

Een dichtgetimmerde woning in de Rotterdamse Jagthuisstraat, nadat er een vuurwerkbom ontplofte.

Eigenlijk is alles wat een weldenkend mens verwerpt doodnormaal voor die jongens, zo ging de rechercheur verder. “In elke zin het woordje ‘kanker’ bijvoorbeeld. Niet één keer, maar drie of vier. Waarom zat die kankerlijer met z’n kankerklauwen aan mijn kankerauto? Ja, kijk me maar raar aan, in sommige kringen is dit heel normaal taalgebruik. En iedereen mag bijvoorbeeld een verkeerd signaal zien in zo’n voetballer Hakim Ziyech, die in Moskou figuurlijk een middelvinger opsteekt door lachend op de foto te gaan met de veroordeelde Quincy Promes, mijn doelgroep vindt het alleen maar prachtig hoor.”

Je zou denken of hopen dat ontspoorde pubers eenmaal in de verhoorkamer wel een toontje lager zingen. Maar ook dat valt volgens mijn oud-collega bitter tegen. Het is hem opgevallen dat het een onbereikbare groep is geworden. Ze zijn niet gauw onder de indruk, kennen soms zelfs hun rechten, minachten het gezag en missen elk empathisch vermogen. “En het gemak waarmee ze tijdens een verhoor liegen of ontkennen, het is om moedeloos van te worden. Kijk vriend, zeg je dan, hier sta je haarscherp op beeld. Of ben jij het niet? Zeggen ze: Nee, dat ben ik niet. U liegt. We zitten met een heel lastige en misschien wel verloren generatie. En ik zou niet weten hoe we dit probleem het hoofd kunnen bieden.”