Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

Lenny Vries: ‘Ik speel geen ridder, ik bén ridder’

Op een dag weet je het: je wordt ridder. Dat klinkt als een levendige fantasie van een jongetje van acht, maar de in Paramaribo geboren Lenny Vries is 73 en er gaat geen dag voorbij dat hij niet in ridderkostuum is gestoken. De Alkmaarder maakte in 2002 zijn grote droom waar: een schip met daarop een kasteel, waarin hij slaapt, eet, zijn pony eten geeft en mensen ontvangt in zijn middeleeuwse museum. “Toen ik Ivanhoe zag, herkende ik álles.”

Ridder Lenny

“Ik lig aan de Noorderkade in Alkmaar,” legt Lenny Vries door de telefoon uit. Een wel heel summiere aanwijzing, want de desbetreffende kade is kilometers lang. Toch is nadere uitleg overbodig, want wie hier langs het Noordhollandsch Kanaal rijdt, ziet van ver af een kasteel opdoemen. Het boegbeeld, een ernstig verweerde, voluptueuze dame, lacht je toe, net boven twee levensgrote, vervaarlijke ankers. ‘Vlotburg’ staat er op het schip, en de luiken bij de ramen zijn rood-geel geschilderd. Een afgebeelde pelikaan steekt zijn hoofd door de muur, geflankeerd door een slang die met zichzelf in de knoop zit. Bij de ingang een al even verweerde banier: ‘Museums-Schiff Vlotburg, Mittelalteriches Wandermuseum’. In het Duits ja, want Duitsland is een belangrijke markt voor Lenny.

De eigenaar staat aan gene zijde van de krakende loopbrug in vol ornaat: leren ridderhoed, geel livrei met leeuwwapens, leren riem losjes om het middel. Er steekt een veer door zijn hoed. “Welkom,” roept hij breedlachend. De entree hangt vol met krantenknipsels, het is niet de eerste keer dat de pers aan boord komt. Meteen maar een rondleiding. In het volgepropte vertrek dat op een huiskamer lijkt, maar wat hij zelf verblijf of leefgedeelte noemt, wijst de koene ridder op zijn grote liefde: drie ratten. “Het zijn geen echte hoor,” stelt hij het bezoek gerust. “Dit zijn de enige dieren die ik heb, die nagemaakt zijn. Gekregen van een kennis uit Duitsland, die middeleeuwse dingen maakt. De andere dieren zijn wel echt opgezet. Ratten zijn de liefste dieren die er zijn, heel sociaal ook.” Ratten sociaal? Daar zijn de meningen over verdeeld. Vol overtuiging: “Toch is het zo. Ik hou van ratten, mijn lievelingsdieren.”

‘Het meeste wat hier staat, zoals die pijnbank naast je, heb ik zelf gemaakt. Dat is mijn kracht, want geld heb ik in principe niet. Ik behoor tot de armsten van de armsten’

Hij plukt een ansichtkaart van een prikbord. Ook drie ratten. “Dat waren mijn echte ratten. Zijn bij mij geboren. Vroeger had ik een museum in Duitsland, daar verkocht ik die kaarten met mijn ratten erop en een hele tekst erbij.” Maar hoe zit het nou met het sociale karakter van deze knaagdiertjes? “Ik kan dat niet uitleggen. Je kunt niet zomaar een rat zien en denken: goh, díé is sociaal! Je moet een rat observeren, volgen, dan ga je vanzelf zien hoe lief en sociaal hij is. Het zijn ook slimme dieren, vandaar dat ze al zoveel eeuwen meegaan. Ze overleven ons allemaal. Je kunt ze niet uitroeien, omdat ze zo slim zijn, ze geven hun ervaringen aan volgende generaties mee, die daardoor nóg slimmer worden. Het is net als met de pest hè, daar praatte later niemand meer over, net als nu met corona. Nou ja, behalve dan de mensen die het echt aan hun lever hebben.”

Kasteel Vlotburg in Alkmaar.

Hak op tak

Soms is het lastig om Lenny de Ridder te volgen. Hij maakt zinnen half af, springt van de hak op de tak. Vol enthousiasme vervolgt hij de rondleiding. “Je moet rustig lopen, want je kunt je hier overal aan stoten,” waarschuwt hij terwijl hij wijst op een karrenwiel dat aan het plafond hangt. Aan de muur een levensgroot paardenhoofd, veel kruisbogen, een vrouw met een strop om haar nek, spinnenwielen, schilden, zwaarden, kuisheidsgordels, eeuwenoude kruiken, een gigantisch stuk ham, hooikruiwagens en overal vergeelde briefjes met de tekst ‘Niets aanraken!’ Van een systeem lijkt in het museum geen sprake, Jan des Bouvrie zou zich in zijn graf omdraaien. Op een houten tafeltje een maquette van een burcht. “Die heb ik gekregen van een man die heel erg ziek was. Welk kasteel het is? Dat weet ik niet eh... wat is je naam ook alweer?”

Lenny pakt een kruik op. “Als de ridders naar huis gingen, namen ze altijd een kruik mee. Dan plasten ze daar hun ochtendurine in en namen die mee naar het werk. Bij het looien werd de urine gebruikt om de vacht soepel te maken. Tilburgers heten met carnaval nog altijd kruikenzeikers.”

Ridder Lenny staat het bezoek al op te wachten.

We gaan via een houten trap naar beneden. De verzamelplek, noemt Lenny het, waar ridders konden slapen, drinken en eten, het ‘restaurant’ van het kasteel. “Neem jij die ridderlijke zetel maar.” Links en rechts toehoorders in ridderkleding. “Ja, die poppen heb ik zelf gemaakt met mijn kinderen en met kinderen uit de buurt waar ik woonde. De kleding is door hun moeders gemaakt.” En zijn hoed? “Zelf gemaakt. Het meeste wat hier staat, zoals die pijnbank naast je, heb ik zelf gemaakt. Dat is mijn kracht, want geld heb ik in principe niet. Ik behoor tot de armsten van de armsten in Nederland.” Hoe houdt hij dan zijn hoofd boven water? “Al het geld wat ik door het museumbezoek krijg, gaat in het kasteel. En ik heb een klein AOW’tje, ook het minste van het minste. En ik heb Kristel, mijn Duitse partner, die mij steunt. Nee, zij werkt verder niet, is ook al 77.”

Van opzet is wel degelijk sprake.

Een echte Bruegel?

Lenny zit op de praatstoel. Achter hem een schilderij van een middeleeuws tafereel. Bruegel. Een echte? “Nee, was dat maar waar. Bruegel zette het volk echt neer met zijn werk. De meeste schilders werkten in opdracht van de adel, alleen zij konden schilders betalen, en dan zag je alleen de hooggeplaatsten in de mooiste kleding. Maar Bruegel gaf een waarheidsgetrouw beeld van het dagelijks leven van toen.” Op het kunstwerk, dat een jaarfeest illustreert en wat je volgens Lenny nu een kermis zou noemen, lijkt een man zich aan een vrouw te vergrijpen. Grensoverschrijdend gedrag? “Nou, toen nog niet hoor!” lacht de ridder.

Lenny houdt wel van een stukje ham.

Hij is geboren en opgegroeid in Suriname. Toen Lenny Vries negentien was, nam hij het besluit om naar Nederland te komen. Zijn ouders bleven in Paramaribo, want ja, dat was hun heimat. “Suriname is dan ook een heerlijk land, lekker warm, en dat tempo hè, alle gaat zo rustig, niet haasten.” Lenny wilde in Europa ‘middeleeuwse dingen’ zien, musea bezoeken, maar vooral als boordwerktuigkundige bij de luchtmacht werken. Hij had een technische achtergrond, zijn vader was elektricien, en hij had als kind het vak van hem geleerd. Hij werd hier elektricien, en niet bij de luchtmacht. “Tijdens de keuring moest ik allemaal ingewikkelde dingen doen,” weet hij zich te herinneren. “Als Surinamer kom je al heel moeilijk door de psychologische keuring, omdat de test een Nederlandse standaard kent. Je moet veel weten van het land en ik kreeg vragen als: wat is groter, de zon of de maan? Nou, daar zit je dan. Zou jij dat weten, eh, wat was je naam nou? Allemaal dingen waar ik geen weet van had. Ik vond het ook vreselijk om op school te lezen en te schrijven. Ik moest in het begin elke klas twee keer doen om dingen te snappen en opschrijven was helemaal een ramp. Ik had ook een soort dyslectie.”

Het propvolle interieur van de boot.

Ivanhoe

Had hij toen, op 19-jarige leeftijd, ook al het riddervirus te pakken? “Ja, natuurlijk! Ik ben een geboren ridder. Maar dat besef kwam pas echt binnen toen ik een serie van Ivanhoe had gezien. Ik was toen acht. Ik wist wel al wat ridders waren, maar door die serie ben ik echt gek van ridders geworden. Hun manier van leven, hun filosofie, hun karakter: ik herkende me overal in.”

Maar wanneer ben je dan ridder, als je niet in die tijd leeft? Lenny legt uit: “Een ridder gaat door het vuur voor zijn medemens. Als er iets om hem heen gebeurt, blijft hij niet toekijken. Hij gaat helpen. Een ridder heeft ook veel kwaliteiten, meer dan een doorsnee-mens. Hij zal nooit voor zichzelf gaan omdat hij weet: ik red me wel, maar die anderen hebben mij nodig om door de branding te komen. Een ridder is nederig ten opzichte van zijn medemens.”

Het ‘restaurantgedeelte’ inclusief poppen.

Voor Lenny is het daarom lastig om zich in een zo individualistische samenleving als de onze te bewegen. “Daar heb ik enorm aan moeten wennen, dat is in Suriname ook lang niet zo sterk, omdat ze daar niet veel hebben. Suriname is niet het allerarmste land, maar de mensen hebben elkaar wel nodig. Dat was in de middeleeuwen ook zo. Mensen die niet veel hadden, waren aangewezen op anderen. Vandaag de dag hebben mensen zoveel dat ze niet meer op anderen hoeven te bouwen en minder sociaal met elkaar omgaan. Mensen die veel hebben, willen privacy, sluiten zich af. En als ze spullen willen, tikken ze iets aan op hun smartphone en wordt het thuis afgeleverd. Nou ja! Nee, dat heb ik nooit gedaan en zal ik ook nooit doen.”

Zonder helm geboren, toch een ridder.

Wat Lenny wél deed: vlooienmarkten afstropen om middeleeuwse zaken te verzamelen. En andere zelf maken. Die hobby liep zo uit de hand dat hij ruimte moest zoeken om het tentoon te stellen, want dat werd zijn grote passie: het ridderleven delen. “Ik ben ruimtes gaan huren, daar heb ik mijn spullen uitgestald. Als kind wilde ik dat al, eigenlijk wilde ik toen ook al een kasteel op een boot bouwen. Als klein jongetje bouwde ik vlotten van bananenbomen. Als het hoog water was bij springvloed liet ik me afdrijven naar de rivier. Dat vond ik leuk.”

‘Anderen hebben mij nodig om door de branding te komen. Een ridder is nederig ten opzichte van zijn medemens’

Ridder on tour

In de tijd dat ik hij zijn spullen etaleerde in verschillende musea in verschillende landen, droomde Lenny steeds vaker van een kasteel bovenop een vrachtschip. Zo kon hij een mobiel museum bestieren dat van de ene stad naar de andere zou gaan varen om een paar weken de deuren te openen voor de lokale bevolking. Ridder on tour. Maar toen hij ging informeren wat een sleepboot kostte, schrok hij zich een hoedje. “Dat kwam neer op ruim 50.000 euro. En dat had ik niet in een sok liggen. Dus ik dacht: ik moet zoveel mogelijk tentoonstellen, geld sparen, en een partner vinden die met mij wilde optrekken. Ik verwachtte dat dit laatste wel snel zou gebeuren, iemand zou zich wel aanbieden, want door mijn tentoonstellingen kreeg ik bekendheid, ik verscheen in de pers en zo zou het balletje wel gaan rollen. Dat liet echter op zich wachten. Ik heb ook in het verleden geprobeerd om zo’n crowdfunding te doen, maar er was geen hond die hier zijn geld voor wilde inzetten. Laat staan mede-eigenaar worden.”

De droom werd een eenzame strijd. Lenny kwam in het Duitse Freiburg terecht, waar hij een ruimte huurde voor zijn ridderarsenaal. Hij had wat kennissen in de Duitse stad en liep tegen een prachtig gebouw aan, waar hij voor het lieve sommetje van 11.000 mark per maand zijn museum mocht managen. “Maar dat haalde ik er met mijn tentoonstellingen wel uit. En ook als je geen geld overhoudt, moet je tentoonstellen, anders raak je in de vergetelheid.”

Geen ridder zonder paard, of een pony in dit geval: Hercules.

Op het plein waar het gebouw aan lag, werkte Kristel, een marktkoopvrouw in zwarte kleding en koekoeksklokken. Zij ging altijd naar het toilet in de ruimte waar Lenny nu werkte en vroeg of dat bij hem ook mocht. Lenny, ridder als ie is, vond dat uiteraard geen probleem. Af en toe kwam ze hem – ‘macrobiotisch’ – fruit brengen en zo ontstond een vriendschap. Als hij het rustig had, werkte Lenny aan zijn droom, in het klein. Zittend aan zijn kassa timmerde hij een miniatuursleepboot met kasteel in elkaar om aan een toekomstige partner te kunnen laten zien wat zijn grote plan was.

Sprong in het diepe

Toen hij de maquette aan het verven was, kwam Kristel weer eens langs en zij vroeg wat hij aan het maken was. “Ik vertelde haar dat ik een kasteel op een schip wilde bouwen, en ja, dat dit mijn doel was om samen met een partner te exploiteren en overal naartoe te reizen. Zonder na te denken zei ze: Wat denk je ervan als ik jouw partner word? Ik zei: Hoe kan dat nou, je bent marktkoopvrouw, je staat al meer dan veertig jaar op de markt, je hebt hier alles, je klanten, familie, een huis, al je sociale contacten... Toen zei zij: Je weet helemaal niet hoe ik leef of wil leven. En ik dacht alleen maar: wat moet dit worden? Ik heb geld nodig, we moeten naar de bank, lenen, zij moet dan ook garant staan, wist ze wel wat ze op haar hals haalde? Denk erover na, heb ik gezegd. Maar ja, voor mij was het ook een sprong in het diepe. Ik wist ook niet wat me te wachten stond, had zelf ook nog nooit gevaren. Ja, als kind op een vlot.”

Onmisbaar onderdeel van een ridderoutfit: een harnas.

De twee gingen met elkaar in zee. Nog niet letterlijk, Kristel bleef op het plein in Freiburg om haar kraampje én Lenny’s museum te bestieren, met wat hulp van studenten, en de ridder startte met bouwen. En toen hij genoeg gespaard had en de bank hem goedgezind was, kocht hij een platte boot voor 60.000 euro. “De tijd was rijp. Het was een vrachtschip dat van alles had vervoerd, staal voor de Hoogovens, zand en grind. Deze schepen werden in de eerste helft van de vorige eeuw gebouwd voor de binnenvaart. Later begonnen ze grotere schepen te bouwen en verkochten ze de oude voor tussen de 20.000 en 80.000 euro. Ik heb dus flink wat moeten sparen en lenen. En het kasteel heb ik zelf gebouwd, samen met mijn grote vriend Jan Westerhuizen. Hij kent al die technieken, hij heeft veel jachten betimmerd. Samen zijn we er, met nog wat hulp van anderen, drie jaar mee bezig geweest.”

Mensenmassa

Inmiddels is Lenny met zijn droomboot al op vele plekken in Nederland geweest, maar ook in België, Duitsland en Oostenrijk. “Vooral Duitsland. Duitsland is groot hè, we zijn de hele Rijn over gevaren, al die steden aangedaan, ook die langs de Donau en de Main.” Zelf zit hij niet aan het roer. “Nee, daar heb ik een ervaren schipper voor. Ik kan hem zelf wel besturen, maar ik ben de gezagvoerder, de kapitein die overal over waakt als we varen, die alles in de gaten houdt. Hij is een gediplomeerd schipper, net als de rest van zijn familie. We leggen dan aan bij een mooie plaats en blijven dan een paar weken, soms zelfs maanden. En dan door naar de volgende stad. Het verste was Wenen, daar kwamen veel mensen aan boord, maar Keulen sloeg alles. Ze hadden enorm veel reclame voor het kasteel gemaakt; wat een mensenmassa stond er op de kade! We hadden ook het geluk dat er veel pers op afkwam. Ik werd geïnterviewd door de WDR, de West-Duitse tv-zender, die was uitgerukt met een zendwagen en schotel. En toen kwam de Indiase tv zelfs, een Mexicaanse omroep en Turkse tv. Er kwamen zoveel mensen dat ik ze moest tegenhouden, want er mogen hooguit 49 mensen aan boord, omdat het anders te gevaarlijk wordt, mocht er brand uitbreken.”

Over aanloop heeft de ridder niks te klagen, maar het is geen vetpot. “Gelukkig krijg ik hier en daar soms wat geld toegestopt, of mensen komen spullen langsbrengen en hoeven daar niks voor terug. Maar ik ga niet zitten bedelen, daar ben ik te trots voor. Kleren koop ik niet, het meeste maak ik zelf.”

Nu is hij een echte ridder. Niet alleen qua kleding, maar hij leeft in een heus kasteel. En als hij een paar batterijtjes moet kopen bij de Blokker, gaat hij dan in vol ornaat? En wat zeggen de mensen dan? En zijn familie? “Ik heb het mijn familie nooit gevraagd. Ze zullen me wel heel vreemd vinden, maar zeggen het niet. Dat komt ook, denk ik, omdat ik altijd een soort voorbeeld was voor mijn familie. Ik zorgde voor ze en als er iets gemaakt of verbouwd moest worden, stond ik als eerste op. Ik beschermde ze en vocht ook letterlijk voor ze, op straat, als dat nodig was. Ik denk dat ze dat belangrijker vinden dan mijn ridderleven. In winkels kijkt iedereen mij na en sommigen durven te vragen waarom ik er zo bij loop. Dan vertel ik dat ik een kasteel heb en ook weleens op tv geweest ben bij Man bijt hond en Joris’ Showroom en dat ik daardoor de bekendste ridder van Nederland ben.” Zijn er meer dan? “Ja, je hebt mensen die in hun vrije tijd als ridder verkleed zijn, maar die spélen op een ridderkamp ridder, ik bén ridder.”

‘In winkels kijkt iedereen mij na en sommigen durven te vragen waarom ik er zo bij loop. Dan vertel ik dat ik een kasteel heb’

Rijke historie

En zijn drie zonen? Wat hebben zij met ridders? “Helemaal niets!” zegt hij luid. “Toen ze klein waren, hielpen ze met foto’s uitdelen, dan kregen ze een zakcentje. Maar dan moesten ze wel in een ridderpak lopen. Ze hebben hier in Alkmaar ook folders uitgedeeld, maar dan hoefden ze niet in riddertenue, want hier kwamen ze vrienden tegen en dat vonden ze vre-se-lijk. Maar in Brussel op de Grote Markt wel, daar kenden ze toch niemand. Of in Wenen, in muziekpaleis Hofburg, daar heb ik ook tentoongesteld. Ik zocht altijd plekken met een rijke historie en daar heeft Hitler nog op het balkon gestaan om het volk toe te schreeuwen. In Brussel zat ik tegenover het werkpaleis van Filips II, koning van Spanje en de Nederlanden. Place du Roi staat er nog met grote letters op.”

Ook een zwaard ontbreekt niet.

Kristel Dattler, in hedendaagse kleren want ‘het is zijn werk en zijn passie’ komt ons gedag zeggen. Ze stoot nog net haar hoofd niet tegen de enorme bielsen in het ‘restaurant’ of ‘ridderzaal’. “Daar moet ik nog wat over vertellen,” zegt haar partner, die haar geliefde lijkt, maar wat Lenny toch liever ‘vriendschap’ noemt. “Deze balk is zevenhonderd jaar oud. Ik heb hem persoonlijk opgehaald bij een boerenhoeve. Bloed, zweet en tranen. Van eikenhout, dat werd ook veel gebruikt in kastelen en kloosters. Die balken rond de open haard hebben boeren met tractor uit een boerderij getrokken en die mocht ik ophalen. Ik heb ze niet eens schoongemaakt, maar lekker ruig gelaten.”

We moeten nog even naar het dak van het kasteel. Want daar staat Hercules, het paardje. Hij heeft als uitzicht het politiebureau van Alkmaar. Hercules veegt met zijn linkervoorbeen hard over de grond, Lenny begint te tellen. Bij achttien stopt het dier. “Hij is namelijk achttien.” Dan gaat Hercules voor een tweede serie. Nu stopt hij na 36 tellen. Waarom dat? Lenny: “Zomaar.”

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Lifestyle
  • Paul Tolenaar