Ooit, toen ik mezelf nog Amsterdammer noemde, zocht deze verslaggever naar een stamkroeg in de grote stad. Vijftien jaar lang zelfs. In de stad van honderden cafés ben ik er nooit in geslaagd een favoriet te vinden. Niet dat ik daar geen gedegen onderzoek naar deed. Integendeel. Vier keer per week zelfs. Kroeg in, kroeg uit. Dan weer richting Jordaan, dan weer naar Oost. Dan weer in De Pijp, dan toch maar weer op het Leidse. Kansloze missie. Een bloedgezellige kansloze missie, dát dan weer wel. Maar een stamkroeg vinden in de grootste stad van Nederland bleek als het zoeken naar een biertje in een koffietent.
Voor toekomstige generaties zal dit geen probleem meer zijn. Lianne Hooijmans (32) en Tamara van den Berg (33), twee jonge kroegtijgers en filosofen, in die volgorde, hebben namelijk de schone taak op zich genomen alle 501 cafés van Amsterdam in kaart te brengen. Het eindresultaat: een ultieme Amsterdamse kroegwijzer, te raadplegen via sociale media. Voor Lianne en Tamara betekent dat wel dat zij eerst al die cafés langs moeten voor een pikketanussie, een bitterballetje en wat slap geouwehoer.
“Iemand moet het doen,” constateer ik, alvorens met deze dames te proosten met ons eerste vaasje van de avond. De plek des onheils: Café Kalkhoven op de Prinsengracht, met uitzicht op de Westertoren, het Anne Frank Huis en een eindeloze stoet toeristen. “Het is geen vervelende klus,” antwoordt Tamara terecht. “Het is vooral een hele leuke manier om over je eigen vooroordelen heen te stappen en nieuwe dingen uit te proberen. We komen in de leukste, mooiste én lelijkste kroegen van Amsterdam. We moeten wel. We willen er geen eentje overslaan.”
Boekje onder de arm
De meest ambitieuze kroegentocht van Nederland is nu al ruim een jaar onderweg. “Het idee ontstond toen ik verhuisde van de Jordaan naar de andere kant van de stad,” blikt Lianne terug, nippend aan haar eerste glaasje oude jenever. “In mijn oude buurtje kwam ik graag bij Kat in de Wijngaert, echt zo’n buurtkroeg. Na mijn verhuizing zag ik het niet zitten steeds weer de hele stad te doorkruisen, dus was het tijd voor een nieuwe stamkroeg. In diezelfde periode ontdekte ik dus deze gids. Toen dacht ik: dat lijkt mij ook wel leuk.”
Lianne tovert een klein boekje tevoorschijn. Groot Amsterdams Kroegenboek staat op de kaft. Het dingetje ziet er ouder uit dan het vier eeuwen oude Café Kalkhoven. Lianne: “En dit is nog wel de meest recente versie, uit 1986. De schrijver, Ben ten Holter, schreef de eerste versie in 1967, daarna volgden er meerdere uitgaven. En voor iedere versie bezocht hij weer alle kroegen van de stad.” Ze lacht: “Zou hij daarom zoveel versies van het boekje gemaakt hebben?” Het Groot Amsterdams Kroegenboek is voor Amsterdamse kroegtijgers wat de Bijbel is voor gelovigen. Binnen de Ring, zoals Amsterdammers hun binnenstad noemen, geldt het boekje als een heuse klassieker. “Tegenwoordig zoek je gewoon even via je telefoon, maar vóór het internet was dit de enige, echte wegwijzer voor het Amsterdamse uitgaansleven,” zegt Tamara. “Hele generaties liepen kennelijk met dit boekje onder hun arm ’s nachts door de stad. Mooi hè?”
De tijden zijn veranderd en dus is het hoog tijd voor een digitale versie, menen Lianne en Tamara. “We begonnen in september 2023 en zijn nu nét over de helft van ons ‘onderzoek’. Vorige week speelden we de eerste vier postcodes van het Centrum uit. Een hele kluif. Héél veel toeristische tentjes zitten daar. Plekken waar je nooit meer gezien wil worden. Maar er waren ook een paar hele leuke verassingen. Cafés die er van buiten uitzien als toeristische trekpleisters, maar die van binnen verrassend sfeervol, bruin en écht Amsterdams zijn. Van die plekken die al tachtig jaar in de familie zitten, waar veel stamgasten komen en waar je nog echt wordt behandeld als gast.”
Ziel van de kroeg
De werkwijze van Lianne en Tamara is, zoals het een kroegentocht betaamt, niet ingewikkeld: één avond per week doen zij drie cafés aan, liefst op loopafstand van elkaar. “We gaan er eerst zitten, bestellen een borreltje en kletsen wat bij,” zegt Lianne. “We zijn allebei filosoof, dus er is genoeg om over te praten.”
Tussen de gesprekken door wordt er al direct op van alles gelet: welk pils wordt hier getapt? Welke snacks worden er geserveerd? Zijn er stamgasten? Maakt de barman een beetje contact? Als de ziel van de kroeg eenmaal doorgrond is, lezen de dames uit het Groot Amsterdams Kroegenboek voor wat er in 1986 over de plek werd geschreven. Lianne: “Vervolgens gaan we vergelijken. Wat is er veranderd en wat is er juist intact gebleven? Daar tikken we dan een klein verhaaltje over met onze telefoons. Dat doen we het liefst ter plekke, want anders moeten we het allemaal gaan onthouden. En dat lukt mij niet na drie jenever.”
Tamara: “De ander maakt telefoonfoto’s van het interieur en dingen die ons opvallen. Een knus hoekje, een lelijk ornament, noem maar op. Die foto’s vergelijken we met dezelfde foto van tientallen jaren geleden, die we in het Stadsarchief hebben opgesnuffeld. Dan zie je wel hoe sterk sommige kroegen in veertig jaar tijd zijn veranderd. Of juist helemaal niet.”
'Binnenlands gedestilleerd is een stuk goedkoper dan andere drankjes. En van bier krijg je zo'n volle pens. Jenever kun je lekker nippen'
Ouwehoeren over Cruijff
Tijd voor het tweede rondje. Ik bestel een fluitje, de fotograaf een zwarte koffie. De dames vliegen er harder in: “Tweemaal de Bokma-jenever alstublieft.” Oude jenever? Voor jonge vrouwen? “We zijn oude zielen,” verklaart Lianne. “Ja, we vinden dit echt lekker. En binnenlands gedestilleerd is een stuk goedkoper dan andere drankjes. En van bier krijg je zo’n volle pens. Jenever kun je lekker nippen. Zuidam en Filliers zijn onze favorieten. Een goede kroeg heeft meerdere opties. Doe je gezellig mee?” Ik stem in, ondanks de waarschuwing van Tamara om het rustig aan te doen. “Je moet nog wel kunnen nadenken, toch? Anders krijg je straks misschien een vreemd verslag in Panorama.” Deze vrouw - hoe heet ze ook alweer? - heeft een goed punt. Ik ben immers aan het werk en werk is er om serieus genomen te worden. Aan de andere kant: geen sfeerverslag zonder een beetje sfeer. “Doe mij ook zo’n Bokma.”
Tien minuten later voelt Café Kalkhoven ineens een stuk gezelliger aan, maar wat zeggen de kenners? Tamara: “Ik ben hier al duizend keer langs gefietst, maar heb nooit gedacht: daar stap ik even naar binnen. Alweer zo’n drukke, toeristische tent, zo pal naast het Anne Frank Huis, dacht ik. Maar ik moet zeggen: ik ben positief verrast. Ik vind het hier gezellig, sfeervol en ook wel redelijk bruin. Mooi drankorgel achter de bar. Ja, hier zie ik mijzelf wel terugkomen.” Lianne: “Eens. En dat gebeurt niet altijd. Wij hebben best uiteenlopende ideeën van een ideale stamkroeg. Maar hier zit het wel goed, ja. Pal achter mij wordt er lekker geouwehoerd over Johan Cruijff. Altijd een goed teken.”
Uit haar kroegenbijbel leest Lianne voor hoe in het Kalkoven van 1986 vooral artiesten, journalisten en buurtbewoners aan de toog hingen en hun geld verkwanselden met het wedden op renpaarden. “Dat is duidelijk veranderd,” concludeert Tamara. “Ik zie hier misschien een handjevol stamgasten, maar vooral veel dagjesmensen. Ook zie ik hier niemand wedden op paarden.” Lianne: “Ik zie wel twee journalisten. Van de Panorama, meen ik.” De jenever doet z’n werk. “De locatie is wel echt top,” vervolgt Tamara. “Die is, zoals Ben het in 1986 omschreef, nog altijd zo aantrekkelijk dat menigeen er haar linkerbeen voor zal geven om hier in de buurt te wonen.”
Dampende wietlucht
Die laatste poëtische uitspatting haalt uiteindelijk ook de Instagram-post, waar 2255 trouwe fans meelezen. Toen Tamara en Lianne vorig jaar met hun kroegenavontuur in Het Parool belandden, nam die aandacht een vlucht. “Ons avontuur wordt inmiddels op Facebook gevolgd door veel oude Amsterdamse stamgasten. Die vinden het prachtig om terug te lezen. Zij reageren ook vaak op onze verslagjes, met hele verhalen over die kroeg. Dáár reageren dan weer andere stamgasten op. Zo van: hé, ken ik jou niet van veertig jaar geleden? We zijn een soort digitale ontmoetingsplaats geworden voor kroeggangers van vervlogen tijden. Heel grappig.”
'De traditionele bruine kroeg heeft flink moeten inleveren. Net als cafés met live muziek. De jazzcafeetjes zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Zo zonde!'
Lang niet alle Amsterdamse kroegen van weleer kunnen worden bezocht. Van de 501 cafés die Ben ten Holter in 1986 beschreef, zijn er al honderden verdwenen. “Een derde, misschien zelfs de helft bestaat niet meer,” verzucht Tamara. “We zien dat op veel van die plekken nu een koffietentje, toeristenwinkeltje, een steakhouse of een hip restaurant zit. De traditionele bruine kroeg heeft flink moeten inleveren. Net als cafés met live muziek. De jazzcafétjes zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Zo zonde.”
Tentjes met havermelkcappuccino’s, veganistische toko’s en avocadobars; deze Mokumse kroegtijgers lopen er met een grote boog omheen. Lianne: “Bij een eetcafé waar je alleen een borreltje mag drinken, zonder reservering, trekken we de grens. We willen alleen maar echte cafés bezoeken. Soms is dat lastig. Laatst stonden we voor de derde keer op de stoep bij zo’n eettentje, onszelf af te vragen: moeten we hier nou wel of niet naar binnen? Het ding neigde uiteindelijk toch te veel naar een restaurant, dus hebben we ’m overgeslagen. Net als een cafeetje op de Nieuwezijds, waar bezoekers mogen blowen. Die dampende wietlucht, daar heb ik geen trek in.”
Gevoel voor humor
De treurige trend van het verdwijnende bruine café duikt ook geregeld op in de krantenkoppen. Ik neem een stevige teug van mijn derde fluitje en citeer uit een recente editie van Het Parool: “De decimering van het aantal bruine cafés is voor een deel toe te schrijven aan een veranderde, burgerlijke levensstijl – waar de werkende man voorheen na gedane arbeid een glas bier ging drinken, zit de thuiswerker liever overdag op een terras met koffie.
Anti-alcoholbeleid, het rookverbod, corona en forse prijsstijgingen doen de rest.” Tamara: “Het is wel jammer. Een bruine kroeg is toch iets speciaals. Alleen al het idee dat er al zo lang mensen door een gebouw lopen en er hun borreltjes drinken. Plekken die soms al eeuwenlang een sociale functie hebben.” Rijst als vanzelf het volgende filosofische vraagstuk: wanneer is een kroeg bruin? Een stamtafel, Perzisch kleedje op de tafel en niets meer dan een gekookt eitje op de menukaart? “Het belangrijkste is, denk ik, dat er sprake is van een herkenbare kroegbaas, liefst eentje met gevoel voor humor, een huiselijk sfeertje en veel stamgasten,” zegt Lianne.
'Een normaal gesprek verandert in sommige kroegen al snel in lastigvallen. Een goede kastelein heeft dat snel in de gaten. Die roept dan: Henk, nou is het klaar!'
In dat opzicht is onze tweede bestemming van vanavond eerder een pimpelpaarse kroeg. De naam, Café de Oude Wester, doet toch denken aan een historisch stukje Mokum, Dre’tje Hazes door de speakers en twaalf soorten jajem op de menukaart. Maar niks van dat alles. Dit lijkt eerder op de ontbijtzaal van een Van der Valk-hotel. “Ik vraag me serieus af of hier Amsterdammers komen,” stelt Tamara al snel. Fotograaf Joris schrikt vooral van de prijskaart. “Vier euro voor een colaatje? Jezus!” In 1986 was het er niet veel gezelliger, als we onze kroegenbijbel moeten geloven. “Hier komen vooral mannetjes die op een onmenselijk tijdstip uit hun logement worden gezet en de rest van de dag maar op straat moeten doorbrengen,” leest Lianne gniffelend voor. “Die Ben kon wel leuk schrijven hè?”
Als de vriendelijke maar onwetende barman desgevraagd moet navragen welke jenever hij zoal in huis heeft (“Veelzeggend”), ontspint zich aan ons tafeltje een gesprek over ‘echte’ kroegbazen. Net als de bruine kroeg zelf een uitstervend ras, zo blijkt. Tamara: “In de meeste cafés die wij bezochten werden wij neutraal behandeld. Barpersoneel dat net even iets extra’s doet – een gesprekje aanknoopt, een mopje vertelt -, dat is echt een minderheid. Ik zou zeggen dat 20% van de Amsterdamse barmannen en –vrouwen dit nog doet.”
Het duo gaat hier bewust niet actief naar ‘op zoek.’ “We zeggen nooit wie wij zijn of wat wij doen,” aldus Lianne. “Het is juist leuk om af te tasten of zo’n contactmomentje vanzelf ontstaat. Of zo’n kroegbaas zelf voor een stukje sfeer zorgt. Heel leuk als dat gebeurt natuurlijk.”
Als vrouw in je eentje
Ah, daar hebben we de jenever. En die valt ook al tegen. “Te koud,” oordeelt Lianne. “Dat gaat altijd ten koste van de smaak. Jammer.” Tamara, terugkomend op het thema van spontante barmannen: “Één cafe is mij echt bijgebleven. Dat was een soort voetbalkeet, met vooral luidruchtige mannen en dronken Britten. Niks voor ons dus. Maar de barman was geweldig. Toen wij eenmaal over onze kroegentocht begonnen, bleef hij maar verhalen vertellen. Over de kroeg zelf, over de fundering, over de geschiedenis, over de straat. Die man bleef maar ratelen. Op een hele leuke, enthousiaste manier dan. Een echte Amsterdammer ook.”
Over voetbalketen gesproken: Café Brakke, de derde en laatste van onze gezamenlijke kroegentocht, staat stijf van de vrolijke Ajacieden. Zodra wij er binnenvallen, prikt hun cluppie de derde goal erin tegen de Kazachse tegenstander. Ik proef niet meer of de jajem goed, fout, warm of koud is. Gezellig is het wel. “Echt een mannenkroeg dit,” roept Lianne door het gejuich heen. “Dit wordt niet onze stamkroeg.” Tamara: “Grappig, volgens het boek was dit in 1986 juist nog een vrouwencafé.”
Lianne: “Daarover gesproken: sommige cafés zijn gewoon niet geschikt om als vrouw te betreden. In je eentje dan. Een normaal gesprek verandert in sommige kroegen al snel in lastigvallen. Een goede kastelein – daar heb je ’m weer - heeft dat snel in de gaten. Die roept dan: Henk, nou is het klaar!” Tamara: “In het boek lees ik terug dat die sociale controle vroeger wel beter was. Barman of -vrouw zijn was toen meer een echt beroep dan vandaag. Dat merken wij ook. Jonge studenten, uitzonderingen daargelaten, staan niet meer met passie achter de bar. Als er heel dronken mannen andere klanten lastigvallen, zien we geregeld dat er niks tegen gebeurt.”
Geen haast
Gelukkig zijn het uitzonderingen. De meeste avonden hebben Lianne en Tamara het bloedjegezellig. “Soms loopt het uit de hand,” zegt Lianne giechelend. “Laatst nog, toen we om 1 uur ’s ochtends nog in een bluescafeetje stonden. De volgende ochtend had ik daar wel een beetje spijt van.” Hebben ze hun stamkroeg, nu ze op de helft van hun missie verkeren, nou al gevonden? “Nog niet,” zegt Lianne. “Maar na 250 kroegen durf ik ook wel te stellen dat de perfecte kroeg niet bestaat. Veel plekken zijn zó uniek, dat is niet met elkaar te vergelijken. Misschien eindigen we straks wel met tien stamkroegen.” Tamara: “Voorlopig blijven we vrolijk doorzoeken. We gaan straks richting Bos & Lommer en de Indische Buurt. Dat wordt erg interessant. Daar komen, denken wij, vooral buurtbewoners op af. Meer Amsterdammers wellicht. Dat zal een ander sfeertje opleveren.”
Alle kroegen van Amsterdam bezoeken in twee jaar tijd, zoals de dames vooraf beoogden, gaat in ieder geval niet meer lukken. “We lopen iets uit. We gaan al richting de 2,5 jaar.” Lianne, lachend: “Prima hoor. We hebben geen haast.”
De kroegentocht van Lianne en Tamara is te volgen via Instagram (@amsterdamskroegenboek) en Facebook (Amsterdams Kroegenboek).
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Joris van Gennip