De Markeweg in Blesdijke is een typische Friese 60 km p/u-weg, met links en rechts eindeloze akkerbouwvelden en veehouderijen. Wie ter hoogte van nummer 37 komt, weet echter niet wat ie ziet. Boven de bomen uit torent een kasteeltoren met een levensgrote draak. Wie nog beter kijkt, ziet naast de draak twee blote vrouwenbenen omhoog steken. De oprijlaan is al even indrukwekkend. Met grote zuilen waarvan je op het eerste gezicht denkt dat ze honderden jaren oud zijn en rechtstreeks uit Rome werden meegenomen. Maar niets is minder waar: het zijn rioolbuizen, zo laat de kasteelheer weten.
De eigenaar van het pronkstuk is in gewone kledij de zware, houten deur komen opendoen en op verzoek van de fotograaf trekt hij zijn mooiste ridderkostuum aan. Zo kunnen wij intussen in het gastenboek kijken. This is absolute prachtig. Ik denk dat er nooit een echt kasteel gebouwd is zo mooi als deze! Was getekend, de familie Van der Zee. Fijn dat we even binnen mochten kijken, wat een geweldig werk, veel bouwplezier verder, aldus de familie De Boer. En ja, dat bouwplezier is nog altijd niet voorbij.
Het werk dat kasteelheer Gregorius Halman in 1990 startte, lijkt net als de Sagrada Familia in Barcelona, geen einde te kennen. Als we vragen wanneer zijn kasteel af is, reageert Halman stellig: “Dat woord moet je nooit gebruiken. De woorden ‘klaar’ en ‘af’ zitten niet in mijn brein. Want als je klaar bent, dan zegt een mogendheid boven ons: die moeten we dan maar opruimen. Je moet in het leven altijd bezig blijven, altijd iets toevoegen aan de schoonheid waarin je leeft. Nooit stoppen, niet ophouden, want dat is slecht voor je.”
Boven, aan de buitenkant op de hoogste toren, zijn twee bevriende, gepensioneerde bouwvakkers aan het werk. “We maken nog een klein huisje om de klok, dat is voor de klank beter,” zegt de één. Op de grond liggen twee kunstwerken, een haan en een kip. Links en rechts etalagepoppen, met de benen omhoog. “Ja dat is allemaal zijn idee hè, zijn wereld,” zegt de ander. “Maar het gebouw is indrukwekkend. Als je van beneden naar boven door het hele kasteel loopt, dan kun je gewoon de tijdsgeest zien waarin het is gebouwd. Je ziet 35 jaar bouwstijl. En alles zonder tekening hè?”
Op een racefiets
Gregorius Halman zit inmiddels in vol ridderornaat in zijn studiekamer. Op tafel boeken van Leonardo da Vinci en M.C. Escher, de grote meesters. Architect Friedensreich Hundertwasser ligt er ook tussen. En titels als Romaanse Bouwkunst en Byzantine Art. Er staan kelken op het bureau, naast een prehistorische telefoon. De man draagt zelf een oranje banier diagonaal om zijn bovenlijf en een hoed die van Napoleon geweest kon zijn.
Al zijn ideeën, die wereld waar de pensionado’s het over hadden, waar komen die vandaan? “Ik leef in een fantasiewereld,” legt hij uit. “Ik ben van nature een liefhebber van sprookjes. Dit kasteel is ook een fantasie en fantasie is veel mooier dan de werkelijkheid.” De kleren die hij aan heeft, maakt hij zelf. “Ik heb 35 jaar lang verhuur en productie gedaan van toneel, theater en ik maakte historische kleren in Zwolle, in mijn winkel. Wat ik nu aan heb, noem ik ‘in gala’, dus het mooiste wat ik bezit, want ik heb gasten. Ik ga hierin niet mijn steentjes lopen bikken. En alles wat je ziet is ontstaan uit de fata morgana's die in mijn hoofd zitten.”
Even voor de duidelijkheid: wie denkt dat het kasteel iets wegheeft van huttenbouwen, een bouwwerkje dat leuk is voor kinderen maar verder weinig weg heeft van de imposante gebouwen uit de middeleeuwen, heeft het mis. Het 27-meter hoge bouwwerk is werkelijk schitterend gemaakt en amper van toen te onderscheiden. De ruwe stenen, de steile, smalle trappen en de prachtige plafonds doen echt aan vroeger tijden denken. Het enige wat afwijkt, zijn etalagepoppen, of het gezicht van papier-maché in een origineel harnas of de volleybal- trofeeën en de miniatuurkoetjes in de vitrine. Dat maakt Gregorius ietwat zonderling.
“Weet je wat het is?” zegt hij vanachter zijn bureau. “Er zijn mensen die drie weken lang op een racefiets door Frankrijk fietsen en die halen daar hun bevrediging uit. Ik respecteer dat, maar ik doe het zelf niet. Wat ik mis bij hen is dat zij niet weten dat ons lichaam uit twee gedeelten bestaat, namelijk het fysieke en het prachtige brein, waarmee je een droomwereld met illusies kunt creëren. Die zitten bij ons allemaal in het hoofd en je moet dat blijven kietelen. Kom, laten we bij de openhaard gaan zitten.”
'De woorden 'klaar' en 'af' zitten niet in mijn brein, want als je klaar bent, dan zegt een mogendheid boven ons: die moeten we dan maar opruimen'
Gregorius laat met nadruk weten dat hij zelden in een ridderkostuum loopt. Alleen bij speciale gelegenheden, zoals die ene keer per jaar als de gemeente Weststellingwerf, waar Blesdijke onder valt, met nieuwe ambtenaren langskomt. Dan geeft de kasteelheer in riddertenue een rondleiding. “Maar de gewone rondleidingen met toeristen doe ik in gewone kleren. Er komen hier trouwens ook veel mensen die vinden het zo mooi hier, dat ze een schilderij van mij maken. Uit dankbaarheid.”
Sprookjes van de meester
Terwijl de kasteelheer met de fotograaf naar buiten loopt, arriveert Annet op het imposante landgoed. De vrouw van. Wat vindt zij ervan dat haar man dit allemaal doet? “Het geeft niet wat ik vind, hij gaat zijn gang hè?” zegt ze schouderophalend. “Het is zijn wereld, maar ik laat me er wel in meeslepen. Overigens niet met tegenzin.” En wat is haar rol in het geheel? “Geen. Het is helemaal zijn ding. In het begin zei ik nog weleens: Ik zou daar een rond raam doen en daar een vierkant… Maar als ik zei rond dan moest het van hem vierkant worden, en als ik zei vierkant, dan werd het rond. Dus daar ben ik mee gestopt. Maar verder gaan we goed samen, hoor.
We hebben zeven kleinkinderen, gisteren kwam de zevende. En toen de oudste, Gijs, op de kleuterschool zat, vroeg de juf: Wat heeft jouw opa in de tuin? Dan zei hij: Koeien. Want die hadden we toen. En een schommel. Maar hij heeft toch ook een kasteel in de tuin? vroeg de juf. O ja, zei hij dan. Het hoorde er gewoon bij in zijn leven, hij wist niet beter. En nu genieten we samen. We hadden een zaak in Zwolle met kostuums. Nu is die overgenomen door onze zoon en hebben we meer tijd om te fietsen en op vakantie te gaan. Er is meer in ons leven dan dit kasteel. Lekker toeren langs de Loire bijvoorbeeld.” Kastelen bekijken? Ze moet zelf lachen. “Ook kerken en andere gebouwen.”
'Met dat prachtige brein kun je een droomwereld vol illusies creëren. Die zitten bij ons allemaal in het hoofd en je moet dat blijven kietelen'
Gregorius heeft zich neergevlijd bij de openhaard. Op tafel een enorme degen. “Die heeft een ijzerbewerker voor me gemaakt. Ik krijg veel geschenken van mensen die hier komen.” En zo weet Gregorius zich omringd door relikwieën die stammen uit de middeleeuwen. Een tijd die hem als kind al fascineerde. “Dat ontstond op de lagere school, vanaf het moment dat de meester sprookjes vertelde. Ik hou van de onwerkelijke wereld, de beeldenwereld. Die fantasiewereld boeit mij en ik ben er als kind heel veel over gaan lezen en dat doe ik nog elke dag. Ik lees veel geschiedenis, aardrijkskunde en later zijn daar ook boeken over kunstschilders en beeldhouwers bijgekomen.
Na de lagere school ging ik naar de ulo. Ik was een tenger mannetje en mijn moeder vond mij daarom niet geschikt als bouwvakker, terwijl ik uitblonk in bouwtekeningen maken. Ik verdiepte mij toen al in de architectuur van het Romeinse Rijk. Voor het Christendom waren de Romeinen 500 jaar lang heerser over heel West-Europa. Toen heb ik bestudeerd: hoe kwamen die Romeinen hier naartoe? Ze zijn naar het noorden getrokken, naar Zwitserland, over de Alpen en toen ontdekten ze een riviertje en hebben dus 500 jaar lang de Rijn gebruikt als aan- en afvoer van manschappen, leger, voedsel, noem maar op. Toen ik 19 jaar was, ben ik langs de Rijn de andere kant opgereden, tot Bazel aan toe, om ruïnes en restanten van de Romeinen te bekijken. Dan kun je je afvragen: waarom doe je dat? Ja, waarom gaat iemand drie weken op die fiets door Frankrijk? Daar zie ik niks in, ik ben een historicus.”
Fotografisch geheugen
Op de ulo, vergelijkbaar met de mavo, zeiden de leraren dat de jonge Gregorius naar de kunstacademie moest. Omdat hij zo goed kon tekenen. “Maar een vriend van me raadde het af. Doe het maar niet, zei hij, want ik heb de Academie Minerva gedaan en ik kan geen kwartje verdienen met mijn schilderijen. Je kan goed praten, word maar verkoper. En zo ben ik begonnen, ik was de jongste bediende in de dorpswinkel. Na wat omzwervingen kwam ik later een man in Zwolle tegen en die maakte en verhuurde kostuums. En ik was al dol op theater en toneel en alles wat daarbij komt kijken. Hij was al achterin de zestig, had geen opvolger, en toen heb ik de winkel overgenomen en dat werk 35 jaar gedaan.”
Intussen was Gregorius in 1990 gewekt door een droom. “Ik weet het!” zei hij tegen zijn nog slaapdronken vrouw. “Ik ga een kasteel bouwen.” Hij had letterlijk het niet-bestaande kasteel ‘gezien’ zoals het moest worden. “Hoewel ik nog nooit een fototoestel in mijn handen heb gehad, heb ik wel een fotografisch geheugen,” zegt hij. “Als je mij vraagt hoe Buckingham Palace eruitziet dan pak ik wat potloden en teken ik het. Uit mijn hoofd. Ik droomde al over mijn kasteel in 1980 en tien jaar later was het voltooid, in mijn hoofd. Ik zei tegen Annet: Ik ben klaar, ik heb hem klaar.
Het stel woonde op dat moment in de boerderij naast de plek waar later het kasteel zou verrijzen. “Ik kon er een hectare land bijkopen. Ik was dolblij, want hierdoor kon ik mijn droom, mijn visie, mijn verlangen ooit realiseren. Nu had ik met al die bomen en de grond het decor van wat er ooit zou komen.”
Herman Brood
En nu staat er een enorm kasteel in de tuin. Met vier verdiepingen. Het moet een vermogen hebben gekost. Gregorius: “Het heeft veel gekost, maar ik ben een sjacheraar. Mijn vader zei vroeger: Als het te duur is, dan moet je er de handen niet aan branden, maar als het erop lijkt: kópen. Dus ik koop letters voor op de deuren bij een oud-ijzerboer. Liggen er dan tien mooie hekwerken, en heb ik er maar drie nodig, maar wil de verkoper ze alle tien kwijt, ja dan koop is ze allemaal voor een mooi prijsje. Met die zeven ga ik dan weer de boer op. Zo probeer ik mijn geld terug te pakken. En al die stenen in het kasteel heb ik van onbruikbare huizen, die door brand waren verwoest. Daar ga ik op af. Ik zie wat een ander niet ziet.
Toen ik nog een kostuumverhuurbedrijf in Zwolle had, haalde ik elke morgen De Telegraaf op en toen stond op een morgen een tekst dat de gevangenis van Assen gesloopt zou worden. Met een mooie foto erbij van grote entreedeuren en een kraan met een sloopkogel. Ik denk dan: wat een mooie deuren. Toen ben ik naar die kraanmachinist gegaan en gezegd dat ik die deuren wilde hebben. Ik gaf hem 300 gulden, hij nam het aan en zei: Ik weet nergens van hè? Zo kom ik aan mijn rommel. Ik heb één celdeur in De Telegraaf gezet, die was ik zo kwijt. Ik denk dat het gekocht is door iemand die achter die deur heeft gezeten.”
Er wordt al bijna 35 jaar aan het kasteel gewerkt. De droom duurt voort en Gregorius is maar wat blij dat hij de daad bij de droom heeft gevoegd. “Er zijn mensen,” zo zegt hij, “die hebben zo'n drang in hun hoofd. Als je daar dan niks mee doet, word je gek, dan ontploft je hoofd. Waarom donderen er zoveel creatieve mensen in elkaar en plegen ze rond hun 35ste zelfmoord? Omdat ze hun brein, hun fantasiewereld niet kwijt kunnen. Ze denken daarom dat ze waardeloos zijn. Amy Winehouse, Jim Morrison, maar ook Herman Brood konden niet met hun talenten omgaan, zien zelf niet hoe geniaal ze zijn. Ik moet die drang ook kwijt, het moet eruit.
Ik geef rondleidingen, en of het dan mijn kasteel is of die van de mensen, maakt me niks uit. Als het maar weg uit mijn hoofd is. Ik doe veel excursies, bekijk historische, architectonische gebouwen in het buitenland, en dan loop ik daar de hele dag rond en dan neem ik van alles op. Als ik naar bed ga, zie ik die hele dag terug, en rond vijf uur heb ik alles gerangschikt, dan is het geprogrammeerd, en kan ik gaan slapen. Daarom doe ik die excursies ook nooit langer dan tien dagen, anders word ik helemaal gek.
Ik bezoek ook veel galeries en ik verdiep me in boeken. Eigenlijk is dat helemaal geen goede gewoonte, dat vele lezen en al die excursies. Maar het moet. Ik weet ook niet waarom. Je moet wel een beetje gek zijn om dit te doen. Dat ben ik ook, maar ik ben wel een gelukkige gek. Kunstenaar Salvador Dalì, waar ik een enorme liefhebber van ben, zei ooit: Het enige verschil tussen mij en een gek is dat ik niet gek ben. Prachtig hè?”
Stout
De werklui komen gedag zeggen. Er zit een dakje boven de klok, de haan en de kip staan ook op z’n plek. Kijkt de kasteelheer toch niet stiekem uit naar het moment dat het echt klaar is? En gaat hij het dan wellicht verkopen? “Daar ben ik niet mee bezig,” zegt hij resoluut. “Maar het nadert zijn voltooiing. Ik heb dus deze twee mannen die mij helpen met het glas-in-lood, met het ijzerwerk, met de vloeren leggen. Maar het meeste, zo’n tachtig procent, heb ik allemaal zelf gemetseld. Zonder opleiding. Door te kijken en te vragen.
Verder hebben veel vrienden mooie dingen gemaakt. Zoals die Chinese draak.” Gregorius legt uit wat daar de achtergrond van is: “Het woord kasteel komt van het Latijnse woord castellum, daar zit het woordje casa in, huis. En stellum staat voor: ter verdediging. Die draak beschermt volgens de Chinese drakencultuur. Wij hebben de Griekse mythologie, wij hebben de feniks, maar de Chinees, die heeft de draak. Tot zo’n 15 jaar geleden hadden alle Chinese restaurants plafonds met Chinese draken. Ik was bevriend met een Chinees die zijn restaurant ging verkopen aan een Italiaan, die niks had met draken. Toen heb ik het plafond eruit gehaald en nu heb ik hier ook overal draken.”
En hoe komt hij aan de naam Stoutenburght? “Ik ben een geschiedenisman en rond 1600 waren de bisschoppen van Munster, Keulen en Utrecht de baas in de Nederlanden en die zeiden op een gegeven moment in 1672, in dat rampjaar met honger, geen werk, armoede en ellende: we moeten er wat aan doen. Toen zei de bisschop van Utrecht: die Noorderlingen, dat heidense volk, die onze collega Bonifatius in 754 vermoord hebben, zijn nooit gestraft en nu komt er helemaal geen voedsel naar de kerk. Wij moeten ze aanvallen, wij moeten ze mores leren! En toen hebben ze in Vollenhove, hier een kilometer of 30 vandaan, een soort kazerne-kasteel gebouwd en dat noemden ze Toutenburg.
Ik dacht: ze schrijven burcht met c-h, ik maak er g-h van, mijn intialen, burght dus, en als ik nou een s voor Toutenburg zet, krijg je het woordje ‘stout’. Toen dacht ik ook weer aan de geschiedenis, aan de beroemdste keizer die wij ooit gehad hebben. Dat was keizer Karel van Gelderland, die leefde rond 800. Een heel illustere man met veel namen, waaronder Karel de Dappere, Karel de Moedige én Karel de Stoute. En ik ben niet alleen dapper en moedig, maar ook wel ondeugend en dus stout genoeg om zoiets idioots als dit kasteel te realiseren.”
Moegestreden
Zelf heeft de kasteelheer ook verschillende namen. Op zijn geboortekaartje staat Gregorius Martinus Jozef Halman, maar de roepnaam is Gregorius. “Ik gebruik Gregorius hier in het kasteel vaak omdat ik dat een prachtige naam vind.” Toch noemt hij zichzelf als kasteelgids vooral Baron van Lindenvallei tot Kunder, hoeder van een Kranendonk. “Want mijn vrouw is een Kranendonk. Dat is mijn officiële naam in de hoedanigheid van bewoner van Stoutenburght.”
'Mijn vrouw vindt het niet fijn wonen hier. Er zitten muizen en vleermuizen en er zal ook weleens een rat lopen'
Is het niet wat ijdel om jezelf een baron te noemen? “Nee, want ik leef in een fantasiewereld.” De realiteit is dat de baron niet in het prachtige kasteel woont. “Ik woon in een koetshuis, hier vlak achter. Dat noemen ze een tiny house, maar dat vind ik een woord dat niet bij mij past. Ik vertoef hier graag, maar ik denk niet dat ik ooit in het kasteel ga wonen, want mijn vrouw vindt het niet fijn. Het ademt de sfeer van 1200, en heeft dus ook de minnen van 1200. Er zitten hier muizen en vleermuizen en er zal ook wel eens een rat lopen.”
En er staan etalagepoppen. “Dat zijn mijn goden en godinnen. Zij geven mij rust. Ben je ooit in Tivoli in Rome geweest? Dat is het buitenverblijf van de Romeinse keizers waar ze naartoe gingen als ze moegestreden waren. Een paradijselijke tuin, met beelden van marmer uit Carrara, waar ze nieuwe kracht van kregen. Daarom heb ik ook beelden in mijn tuin. Ik heb geen geld om wit marmer te kopen, maar voor mij zijn ze gewoon mijn vrienden, door hen voel ik mij hier thuis en veilig.” Dus de poppen zijn z’n vrienden? Gregorius: “Het zijn geen poppen. Het zijn goden en godinnen.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken