Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Nooit meer snurken (DEEL II)

Elke zondagochtend delen we een klassieker uit het blad. Voor vandaag hebben we het volgende pareltje uit editie 4...

https://cdn.pijper.io/core/panorama-fallback1.png

Elke zondagochtend delen we een klassieker uit het blad. Voor vandaag hebben we het volgende pareltje uit editie 4 van 2015 geplukt. 

Hoe onze verslaggever op de operatietafel belandt

Nederland telt meer dan een miljoen snurkers en Jochem Davidse is één van hen. Nog steeds. Geen enkel anti-snurkmiddel heeft daar tot nu toe verandering in kunnen brengen. Keelsprays, neusbeugels, aromatherapie, kinbanden, niets helpt. Tijd om het serieuzer aan te pakken. Op naar de huisarts.

Lees ook deel I van dit verhaal

Twee maanden lang sliep ik met keelstrips tegen mijn gehemelte geplakt, met een elastiek rond mijn hoofd, met een stuk rubber in mijn neus en met een paar druppels geheimzinnige wonderolie op mijn kussen. Het halve internet kocht ik leeg. Alles om nu eindelijk eens af te rekenen met mijn oorverdovende gesnurk. Voor wie dat verhaal in Panorama van vorige week heeft gemist volgt hier een korte samenvatting: niets werkt. Bespaar uzelf het geld en de moeite. Geen enkel middel doet wat de verpakking de snurker zo juichend belooft.

Daar lag ik weer, op de bank, verbannen naar de woonkamer wegens al te luidruchtig ronken. Ik dacht aan de woorden van professor Nico de Vries, een autoriteit op het gebied van snurken en slaapapneu, die ik over mijn mislukkingen had geraadpleegd. Voor hem kwamen mijn conclusies niet als een verrassing, maar dat betekende nog niet dat alle hoop verloren was. “Een universele oplossing bestaat niet,” zei hij. “Stoppen met snurken is per definitie maatwerk. Het enige advies dat ik kan geven is dit: ga naar een specialist voor een slaaponderzoek.”
Nog dezelfde week zit ik bij mijn huisarts voor een verwijsbrief. Ietwat ongemakkelijk – het is geen geslachtsziekte, maar toch – biecht ik mijn ongemak op.



“Is het alleen snurken of heb je ook apneu?” vraagt hij.
“Geen idee.”
“Stokt je ademhaling regelmatig als je slaapt?” vraagt hij.
“Ja, ik snap wat u bedoelt,” grap ik ongemakkelijk, “maar zelf lig ik meestal te pitten wanneer ik snurk.”
“Heeft je vriendin er nooit iets over gezegd?”
“Ja, die wel ja.”
 
Negen van de tien keer dat Karin mij wekt is dat vanwege mijn gesnurk, maar soms ook als ze me wakker schudt lees ik op haar gezicht iets anders dan alleen de gebruikelijke irritatie. Meer iets dat op blinde paniek lijkt. “Je moet wel ademen!” zegt ze dan.
“Huh? Wat? Hoezo? Ik adem toch?”
“Nee, je ademt niet! Al een tijdje niet. Merk je dat dan niet? Heb je enig idee hoe eng dat is?!?”
 
Mijn huisarts knikt instemmend. Dat is alle informatie die hij nodig lijkt te hebben. Driftig ratelen zijn vingers over het toetsenbord. Voor alleen snurken zal een huisarts je niet snel doorverwijzen naar een specialist. Snurken is een sociaal probleem, geen medisch probleem. Maar in de meeste gevallen, zeker bij hevige snurkers zoals ik, gaat het snurken gepaard met een vorm van slaapapneu. Met onregelmatige ademonderbrekingen. En dat is wel degelijk een medisch probleem. Mensen met het obstructief slaapapneusyndroom (OSAS), zoals het voluit heet, hebben zelfs een kortere  levensverwachting dan anderen. Ze slapen kwalitatief slecht en rusten daarom onvoldoende uit, wat kan leiden tot totale futloosheid, concentratieproblemen en oververmoeidheid maar bijvoorbeeld ook tot een te hoge bloeddruk met alle risico’s van dien.
 
Meten is weten
 
De OSAS-poli van het Kennemer Gasthuis in Haarlem heeft een goede reputatie. Niet in de laatste plaats doordat Dick Wong Chung en Dennis Kox er als KNO-arts aan verbonden zijn. De laatste zal zich over mij ontfermen. Dokter Kox is pas 38. Een deel van zijn opleiding genoot hij bij ‘snurk- en apneugoeroe’ Nico de Vries maar de laatste jaren verwierf hij vooral bekendheid als ‘KNO-arts van de sterren’. Zangers en andere BN’ers gaven in het verleden meer dan eens hoog op over de wonderen die hij verrichtte met hun stembanden. Mensen als Ben Saunders, Miss Montreal, Xander de Buisonjé en 3FM-dj Gerard Ekdom zweren bij dokter Kox, al zal hij dat zelf uiteraard nooit aan de grote klok hangen. 



Op het bureau in zijn spreekkamer valt mijn oog direct op een gesigneerde cd van een nog veel grotere Nederlandse artiest, maar ik moet plechtig beloven dat ik zijn naam niet noem. Discreet schuift dokter Kox het persoonlijke bedankje opzij. Genoeg over de sterren, terug naar de snurkende sterveling.
 
“Heb je de vragenlijst gevonden?” vraagt hij. Dat heb ik. Als voorbereiding op onze
eerste afspraak heb ik online een vragenlijst ingevuld.
‘Heeft u moeite met inslapen?’ Meestal niet.
‘Heeft u moeite met wakker worden en opstaan?’ Wie niet?
‘Bent u overdag vaak moe, ook wanneer u minimaal zeven uur geslapen hebt?’ Nauwelijks.
‘Heeft u vaak last van maagzuur?’ Ja!
‘Wat is u leeftijd?’ 38.
‘Wat is uw gewicht?’ 104 kilo (ssst!)
 
Slaapapneu hangt met veel factoren samen. Met geslacht (het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen), met gewicht (en dan vooral met overgewicht), met leeftijd (hoe ouder hoe groter het risico), maar ook een brandend maagzuurprobleem kan er verband mee houden. Zelf ben ik daar wellicht een levend voorbeeld van, zo blijkt wanneer dokter Kox even later met een minuscuul cameraatje via mijn neusgat mijn keel inspecteert. Mijn tongamandel blijkt dikker dan gemiddeld en ook de ingang van mijn slokdarm is aan de lijvige kant, wat inderdaad duidt op een maagzuurprobleem, maar ook voor een geruisloze nachtrust zijn dergelijke verdikkingen niet bepaald bevorderlijk. Snurken heeft alles te maken met luchtstromen. Hoe smaller de openingen waar die lucht doorheen moet, hoe moeizamer het gaat, hoe meer herrie het maakt. Klinkt logisch. Maar dokter Kox gaat niet over één nacht ijs. Voordat hij over mogelijke oorzaken en oplossingen praat, wil hij eerst het probleem beter
leren kennen. Ook voor snurken geldt: meten is weten.
 
Hopen op apneu
 
Een week later sta ik voor de spiegel de SleepDoc te installeren. Twee elastische banden rond mijn bovenlijf klemmen het elektronische kastje tegen mijn borst. Een hartslagmeter omklemt het topje van mijn wijsvinger, een luchtslangetje verdwijnt in mijn neusgaten. Meer hoef ik er niet aan te doen. Pitten volstaat. De polygraaf schakelt zichzelf om tien uur ’s avonds in en om acht uur ’s morgens weer uit. In die tijd verzamelt
hij allerlei mogelijke informatie over mijn slaap. Informatie die het ding de volgende morgen overigens niet zomaar prijsgeeft. Pas in het ziekenhuis kunnen de resultaten worden uitgelezen, wat jammer is want ik ben inmiddels wel benieuwd. Dat ik snurk is duidelijk, als de beesten, maar heb ik ook apneu? En zo ja, hoe erg dan? En is het erg genoeg?
 
Inmiddels ben ik al een stuk wijzer. Het medisch traject kent voor de patiënt grofweg drie uitkomsten: een CPAP, een operatie of een MRA. Die eerste wil ik niet. Een CPAP is een soort beademingsapparaat compleet met zuurstofmasker waardoor je als snurker al snel het idee hebt dat je terminaal bent. Op een operatie zit ik ook niet te wachten. Het verkleinen van je huig is geen enorme ingreep maar toch, rigoureus is het wel. 
 
Bovendien ken ik het verhaal van iemand die na de operatie met goed fatsoen geen biertje meer kon drinken omdat hij zich om de haverklap verslikte. Je moet er toch niet aan denken. Nee, mijn gedroomde uitkomst is het MRA: het Mandibulair Repositie Apparaat. Een op maat gemaakte kunststof beugel, ook wel snurkbeugel genoemd, die de onderkaak van de snurker tijdens de slaap iets naar voren trekt waardoor lucht gemakkelijker, en vooral met minder kabaal, in en uit kan stromen.
 
Alle drie de opties zijn prijzig, maar niet – en daar komt ie – als je een serieuze vorm van apneu hebt. Dan betaalt de verzekering namelijk. Hieperdepiep hoera. Het is misschien niet de meest intelligente opmerking, maar stiekem hoop ik dus op apneu. In het geval van
een MRA scheelt me dat al snel een eurootje of 800. Om over de andere gevallen, een CPAP of een operatie, nog maar te zwijgen.
 
Platgespoten op de OK
 
Een kleine drie weken later meld ik mij opnieuw bij dokter Kox voor de resultaten van de SleepDoc. Heb ik apneu ja of nee? Jazeker. Heb ik genoeg apneu? Dat kun je wel stellen. Gradaties van apneu worden aangegeven met een zogenaamde AH-Index waarbij je met een score van dertig of meer officieel een zeer ernstige vorm van slaapapneu hebt. En dat heb ik. Mijn AH-I is zelfs tamelijk indrukwekkend: 39. 
 
“Dus de verzekering betaalt,” zeg ik iets te vrolijk.
“Ik kan mij niet voorstellen dat jij overdag niet vermoeid bent,” negeert dokter Kox mijn krenterige en kortzichtige conclusie. “Eigenlijk zou jij als een natte krant door het leven moeten gaan.”
“Dat valt gelukkig mee,” zeg ik.
“Als ik alleen zou uitgaan van deze resultaten, dan zou ik je onmiddellijk een CPAP moeten voorschrijven,” stelt dokter Kox.
“Maar?”
“Maar dat is misschien wat voorbarig.”
Opgelucht haal ik adem. “En nu?” vraag ik.
“En nu ga ik eens kijken wanneer we op een operatiekamer terechtkunnen,” zegt hij.
“WAT???”
 
Twee weken later sta ik opnieuw in het Kennemer Gasthuis. Dit keer zoals voorgeschreven met een nuchtere maag. Nog even en ik lig platgespoten op de operatiekamer. Maar niet om mijn huig te laten verkleinen. Godzijdank. Ik kom voor een slaapendoscopie. Omdat de verzamelde gegevens van de SleepDoc niet stroken met mijn klachten (of beter: met mijn gebrek daaraan) wil dokter Kox met zijn eigen ogen zien hoe het er in mijn mond en keel aan toe gaat wanneer ik slaap. Wat gebeurt daar in godsnaam? Een slaapendoscopie, waarbij een anesthesist mij in een kunstmatige slaap brengt en dokter Kox live meekijkt, moet duidelijkheid bieden.
 
Liggend op een rijdend bed en gekleed in een blauw operatiehemd zie ik het ziekenhuisplafond aan mij voorbijtrekken. Typisch zo’n moment om je af te vragen waar je eigenlijk mee bezig bent. En waarom? Laten we eerlijk zijn: dit hele verhaal begon met het idee mijn vriendin een plezier te doen. Zij is degene die er last van heeft, van mijn gesnurk, niet ik, bedenk ik wanneer mijn bed het voorportaal van de OK wordt binnengeduwd. Achter een mondkapje herken ik het gezicht van dokter Kox. Hij knikt geruststellend. Iemand anders bestudeert mijn arm. Een injectienaald glijdt onder de huid.
 
“Denk maar aan leuke dingen,” hoor ik een stem nog zeggen. Het daarop volgende kwartier van mijn even is een zwart gat. Propofol heet het
spul. Binnen een paar seconden donder ik als een blok in slaap. Als ik wakker word op de uitslaapkamer kijk ik recht
in het lachende gezicht van fotograaf Sander.“En?” vraag ik. Maar voor een gedetailleerde reconstructie van de slaapendoscopie moet ik niet bij hem zijn. “Tering, wat kun jij snurken man!” lacht hij.
 
Een muitend strottenklepje
 
Weer een week verder. Voor de derde keer zit ik in zijn spreekkamer tegenover dokter Kox. Voor het eerst ben ik
zenuwachtig. Het kan nog altijd alle kanten op. “Ik had het niet gedacht,” steekt hij van wal, “maar de belangrijkste oorzaak van
jouw gesnurk is toch de epiglottis.”
“M’n epi-wattes?”
“Je strottenklepje,” verduidelijkt hij. “Zodra jij in slaap valt, valt je strottenklepje dicht en wordt de luchtdoorvoer bijna volledig afgesloten, snap je?” Hij pakt er een doorsnede van een monden keelholte bij. Het strottenklepje is zeg maar het deksel van je luchtpijp dat zich normaal gesproken alleen sluit wanneer je slikt. Het zorgt ervoor dat drank en voedsel in je slokdarm verdwijnen en niet in je luchtpijp. Maar bij mij valt het deksel dus niet alleen dicht wanneer ik slik, maar ook als ik slaap. Met alle herrie van dien. Ik snap het probleem, ik heb alleen nog geen idee van de oplossing. Maar dan komt het: “En dus zou een MRA voor jou toch een oplossing kunnen zijn.”
 
Ik vlieg hem nog net niet om de nek. Dus toch! In een staat van pure euforie schud ik dokter Kox de hand en huppel ik richting uitgang. Zijn laatste advies hoor ik maar half. Iets over afvallen. Dat ik daar ook zeker minder van ga snurken. Of zoiets. “Je vriendin weet het nog niet, maar ik ben straks haar allerbeste vriend,” belooft tandarts Eric van Heeswijk van tandartsenpraktijk Buitenveldert in Amsterdam. Hij heeft er nogal vertrouwen in. En hij kan het weten. Als tandarts is hij een pionier op het gebied van behandelingen tegen snurken en slaapapneu. In de ruim twaalf jaar dat hij zijn  patiënten MRA’s aanmeet heeft hij de meest zware snurkers zien veranderen van futloze, grauwe zombies in energieke, herboren kerels. Bij hun vrouwelijke wederhelften moet hij welhaast een Jezus Christus-achtige status genieten. In vrijwel alle gevallen heeft hij er met een MRA voor gezorgd dat het volume van de snurker van tien naar nul is gedraaid en zijn energielevel van nul naar tien. 



“Geen enkel probleem,” concludeert hij glunderend wanneer hij klaar is met de inspectie van mijn gebit. Niet alle gebitten verdragen een MRA. Bepaalde gebitsprotheses of ongezond tandvlees kunnen het dragen van een snurkbeugel bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken, maar bij mij voorziet tandarts Van Heeswijk geen problemen. Even later zakken mijn tanden al weg in een dikke laag vrolijk gekleurd alginaat. Met behulp van die gebitsafdrukken wordt straks mijn op maat gemaakte MRA vervaardigd. De nachten die sinds mijn eerste afspraak met dokter Kox zijn verstreken, heb ik grotendeels ronkend op de bank in de woonkamer doorgebracht. Maar nu heb ik dan eindelijk de oplossing in
handen. Het is een vreemd ding, zo’n MRA. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat het ogenschijnlijk eenvoudige stuk
plastic de oplossing is. Dat dit ervoor gaat zorgen dat ik voortaan weer gewoon in bed kan slapen. Naast mijn vriendin.
 
Om redenen die mij ontgaan is het ding doorzichtig roze. Of beter, de twee dingen. Een MRA bestaat uit twee kunststof delen: een deel dat over je ondergebit klemt en een deel dat over je bovengebit klemt. Twee uitsteeksels aan het onderste deel, een soort vleugels, trekken mijn onderkaak iets naar voren waardoor er achter in mijn keel, daar waar mijn muitende strottenklepje de boel blokkeert, meer ruimte voor lucht
ontstaat en ik dus niet of nauwelijks meer snurk en net als mijn vriendin 's nachts veel beter uitrust.
 
Even doorbijten
 
Natuurlijk is het wennen, slapen met een bek vol plastic, maar dat is slechts een klein en tijdelijk offer. Daar staat tegenover dat een bed doorgaans lekkerder ligt dan een bank. Een ander ongemak waarvoor ik vooraf gewaarschuwd ben is de spierpijn in mijn kaken. Die worden door de MRA een nacht lang in een onnatuurlijke stand gedwongen en dat voel je wanneer je het ding ’s morgens uit je mond haalt.
Ook dat is een kwestie van even doorbijten. Na twee weken voel je er als het goed is niks meer van. Maar nu komt het. Na een nacht slapen
geloof ik mijn eigen ogen niet. Natuurlijk is mijn vriendin de ultieme graadmeter, maar omdat meten weten is, heb ik opnieuw SnoreLab van stal gehaald, de app op mijn mobiele telefoon die ik eerder in deel één van dit verhaal gebruikte om het effect te meten van de anti-snurkmiddelen die ik op internet vond. De app neemt mijn nachtelijke geronk niet alleen op, hij analyseert het ook en voorziet het van een snurkscore.
Zonder hulpmiddelen is mijn gemiddelde score 91. Ik kan u verzekeren (en mijn vriendin ook), daar wil je niet naast slapen. Na een nacht met mijn nieuwe MRA komt mijn snurkscore niet hoger dan tien. Tien! De nachten erna scoor ik min of meer hetzelfde, met uitzondering van de nacht die volgt op een stevig cafébezoek, daar gaat mijn snurkscore richting de veertig, maar dat is nog altijd minder dan de helft van wat hij ooit in nuchtere toestand was. Mijn gemiddelde snurkscore met MRA: vijftien. En dat is nog niet alles.



Na een week zo goed als geruisloos slapen doe ik nog een ontdekking. Blijkbaar sliep ik in de afgelopen jaren zo slecht dat ik niet eens meer wist hoe het is om goed uitgerust wakker te worden. Ik had dan wel geen vermoeidheidsklachten, vermoeid was ik wel. Ik wist gewoon niet beter. Nu wel. Met mijn roze snurkbeugel slaap ik niet alleen stiller, ik slaap ook veel beter. Ik rust uit. Ik laad op. Ik voel mij energieker, vrolijker en vooruit dan maar – gezonder. Missie volbracht. Slaap lekker.
 
Dit was een reportage van onze verslaggever Jochem Davidse.