Een jaar of tien geleden zag je ze ineens in alle stadsparken: mannen en vrouwen, veelal met gevlochten haren en in wijde harembroeken, balancerend op een gespannen band tussen twee bomen. Oftewel: slackliners. Op zomerse dagen stond er nog net geen wachtrij van nieuwsgierige voorbijgangers omheen. Die vrolijke hype duurde een jaar of drie, maar onder de radar leeft deze merkwaardige sport anno 2024 nog volop. In Nederland geldt Jonas Konijnenberg als de onbetwiste ambassadeur.
Wie iets wil begrijpen van balans, coördinatie en concentratie, zoekt advies bij deze langharige dertiger uit Schoorl. Kijk maar even op YouTube: ‘Jonas Konijnenberg: Best of 20-21 Slackline’ en val gerust meermaals achterover van verbazing. In deze compilatie wandelt Jonas, gymleraar van beroep, fluitend over elastische spanbanden van krap 2,5 centimeter dun. En dan niet tussen twee bomen in het Vondelpark, maar tussen woeste bergtoppen en gevreesde wolkenkrabbers, met onder zijn voeten een diepte waarvan een normaal mens stuiptrekkingen krijgt. Alles in deze filmpjes is spectaculair: de dodelijke hoogtes waar Jonas overheen wandelt, de bizarre lengtes van die banden, de subtiele balans van Jonas, de onmogelijke trucjes die hij op zo’n ding tentoonstelt. Zelfs de zenuwachtige muziekkeuze komt goed uit de verf. Een tikkeltje vereerd voel ik mij dan ook dat uitgerekend deze Michael Jordan van de elastische lijnen mij een lesje wil leren. “We houden het vandaag wel onder de halve meter hoog, toch?” app ik die ochtend naar de slackmeester. “Haha, prima,” bevestigt hij. “Ik zie je in het park, bij Het Angstige Konijn.” Is dat nou een subtiele sneer?
Cirque du Soleil
“Je zult het misschien niet geloven, maar ik heb hoogtevrees.” De introductie van Jonas in het Amsterdamse Flevopark loopt toch even anders dan verwacht. Ik lach luidkeels, maar zie in de ogen van de waaghals dat hij bloedserieus is. “Uh, hoe dan?” vraag ik, wijzend naar het filmpje op mijn telefoon. “Dit ben jij toch? Deze mafkees, wild bungelend boven dat ravijn? Wat nou hoogtevrees?!” Jonas: “Echt waar. Over zo’n ravijn lopen is voor mij juist een manier om mijn hoogtevrees te overwinnen. Snap je?” Ik schud van nee.
“Kijk, ik bereidde mij mentaal voor op dit soort highlines,” vervolgt hij. “De avond ervoor visualiseerde ik in bed hoe ik de overkant ging halen. Als ik daar dan eenmaal sta, op grote hoogte, ben ik zo gefocust dat ik niet meer bang ben om te vallen.”
Hoe meer Jonas uitlegt, hoe minder ik hem begrijp. “Maar, kijk dan,” mompel ik. “Kijk nou hoe hoog je staat man. Hoe….” Jonas: “Natuurlijk kan ik op die momenten nog steeds angstig worden. Maar ik ben van heel ver gekomen. Voordat ik slackliner werd, vond ik een balkonnetje al heel eng. En nu bungel ik boven ravijnen, op honderden meters hoogte, op een dun koordje. Zonder die hele mentale voorbereiding. Het gaat nu op de automatische piloot. Gek hè?” Ik knik van ja. Soms moet je ook niet alles en iedereen willen begrijpen.
Jonas begon in 2010 met slacklinen, nog voordat de hype losbarstte. “Een vriend vroeg mij mee en ik was direct verkocht.” Die dag veranderde Jonas’ leven ingrijpend. Balanceren op een band van polyester werd voor hem een manier van leven, ook professioneel. “Het begon met dagelijks trucjes oefenen, maar al snel gaf ik zelf workshops, verkocht ik de gear en reisde ik de wereld af voor demo’s, evenementen en toernooien.” Om daar maar meteen bij te vermelden: “Rijk word je hier niet van. Daarvoor is slacklinen te veel een niche. Er zijn een paar jongens die geregeld voor Cirque du Soleil op een slackline staan. En zelf word ik weleens gevraagd voor festivals en grote evenementen, maar nee, een vetpot is het zeker niet. Toen ik dit fulltime deed, een paar jaar terug, verdiende ik minder dan het minimumloon. Je moet het echt doen omdat het je passie is.”
Hippies in tentjes
Jonas omschrijft het kleine wereldje van fanatieke slackliners – ‘wereldwijd misschien een mannetje of 2000’ – dan ook als ‘een hippie-community’. Jonas: “De meesten zijn constant onderweg, slapen in tentjes of busjes.” Daar heeft Jonas nog wel een goed verhaal bij. “Op Sardinië, op het woonerf van een lokale boer, staan toevallig een paar mooie rotsen die zich goed lenen voor slacklinen. Dat mag van die boer, maar alleen als wij één keer per week een klusje doen op zijn boerderij. En zo liggen er in zijn achtertuin dus iedere winter zo’n dertig hippies in tentjes – allemaal slackliners – die pasta voor die man moeten koken.”
Zelf reist Jonas ook nog geregeld de planeet over met zijn slackline om op adembenemende locaties te bungelen en balanceren. Een jaloersmakend leven, dat hij afwisselt met wonen in Schoorl en een carrière als gymleraar. “Ik heb mijn werkgever van begin af aan gezegd: Ik moet weg kunnen wanneer ik dat wil, ook voor langere tijd. Slacklinen is en blijft mijn leven. Mijn beste vrienden zijn slackliners, zelfs mijn vriendin ken ik hiervan. Ik zag haar voor het eerst op Instagram, in een bikini op een slackline. Echt een lekker plaatje. Ik was direct verliefd en stuurde haar een berichtje.” Met een grote grijns: “Inmiddels zijn we getrouwd en wonen we samen.” Fulltime slacklinen doet Jonas dus niet meer, maar een nieuwsgierige verslaggever een spoedcursus geven, doet hij meer dan graag.
“Willen jullie over de bloemetjes lopen?” vraagt Jonas fotograaf Paul en mij. “Dat weet ik zo niet,” antwoord ik op ernstige toon. “We zijn wel een stoer mannenblad, hè?” Fotograaf Paul heeft daar maling aan: “Ja, leuk! Bloemetjes! Doen!”
Tien minuten later zet ik mijn eerste stap op een slackline, omringd door witte narcissen. “Hoelang duurt het voordat een totale leek dit onder de knie krijgt?” vraag ik vooraf. Jonas: “Een maand, soms een jaar.” Ik slik. “Ik heb tot vijf uur de tijd.” Geen seconde te verliezen dus. “Probeer eerst maar eens tien seconden stil te blijven staan op de lijn,” instrueert Jonas – grote skibril, skatepetje, dikke grijns - mij vanaf de zijkant. Ik knik en onderdruk een lach. “Tien seconden? Meen je dat nou? Nou, dat moet toch wel lukken.” Grootheidswaan. Ik loop nu al naast mijn slackline.
Niet verkrampen!
Bij de eerste aanraking van mijn voet met de gespannen band trilt mijn hele lijf als een angstig konijn. “Huh?” stamel ik. “Dat is gek.” Poging twee. De band trilt nu zowat los van de boom. Dit kan niet kloppen. “Wat zullen we nou krijgen? Waarom kan ik niet gewoon op dit ding staan? Heb je dat koord wel goed aangespannen? Of komt dit echt door mij?” vraag ik Jonas, licht geschrokken én teleurgesteld. Daar gaat mijn ambitie om later vandaag boven de grachten te lopen.
“Dit zie ik wel vaker,” stelt Jonas mij gerust. “Dit is een reflex van je been. Hier moet je even doorheen.” Poging drie. En vier, vijf, zes en zeven. Steeds weer vliegt mijn been zowat uit de kom. Fotograaf Paul vermaakt zich prima. “Lijkt wel of je Parkinson hebt, man,” grinnikt hij. Dit gaat zo nog zeker tien minuten door. Het vervelende: een gouden tip om dit ontiegelijk frustrerende getril tegen te gaan, is er dus niet. Jonas: “Je lichaam moet gewoon even wennen. Je kan er ook met twee benen tegelijk op proberen te staan. Veel meer tips kan ik je niet geven. Je moet het zelf doen. Gevoel kweken.”
Die woorden heb ik eerder gehoord. Tijdens mijn ontmaagding meen ik. Maar dit is niet het moment voor pijnlijke flashbacks. Koppie erbij. Met iets meer gewicht op mijn been lukt het eindelijk de band stil te houden. Een overwinning die precies twee seconden duurt. Met een nooit eerder vertoonde pirouette flikker ik van de slackline terug in het gras. “Gelukt!” schreeuw ik. “Ik ben klaar voor de gracht!”
Een uur verstrijkt. Mijn record op de slackline ligt inmiddels op veertien seconden. Dat klinkt kort, maar met één voet op een dun koord, bungelend tussen twee bomen in, voelt dat lang. En heel prettig. Dit is dus hoe rust in je hoofd aanvoelt. Van Jonas krijg ik geregeld een compliment. “Goed zo, gewoon lekker hangen. En ga met je armen een beetje zwemmen, voor de balans. En vergeet niet te ontspannen. Je lijf staat soms nog erg strak. Probeer niet te veel te verkrampen.”
Veiliger dan voetbal
Terwijl ik op 30 centimeter hoogte naarstig mijn innerlijke Boeddha lokaliseer, kijkt Jonas even verderop letterlijk op mij neer vanaf zijn eigen slackline, 3 meter boven het gras. De term is al een paar keer gevallen: highlinen. Slacklinen, maar dan op enge hoogte. “Heel meditatief,” vertelt Jonas al wandelend over de band. “Heel eng,” reageer ik. “Je bent gefocust, in het nu, en loopt stap voor stap naar de overkant,” zegt Jonas. “Je loopt op een dun koord, op knotsgekke hoogte en bent helemaal gek,” antwoord ik.
Jonas leerde dit kunstje ooit in Zwitserland, van de toenmalige wereldrecordhouder. “Mijn eerste keer was doodeng. Zo’n 12 meter hoog,” vertelt hij even later. “Tijdens het omdraaien kreeg ik mijn beveiligingstouw om mij heen. Als ik zou vallen, kon ik mijn been ontwrichten. Gelukkig liep het goed af. Tegenwoordig loop ik op honderden meters hoogte. Altijd gezekerd uiteraard. Als je valt, is er in feite niks aan de hand. Sterker nog: vallen hoort echt bij het slacklinen. Tijdens een wedstrijd val je zo’n vijftien keer. Zeker als je trucjes doet. Via je veiligheidslijn blijf je hangen en klim je weer boven op de lijn. Slacklinen ziet er soms levensgevaarlijk uit, maar het is nog veiliger dan een potje voetbal.”
Zoals in iedere sport gaat het ook bij slacklinen weleens mis, vertelt Jonas even later. “Natuurlijk gebeuren er weleens ongelukken. Maar eigenlijk alleen in Zuid-Amerika, waar de gear van veel mindere kwaliteit is, en dus gevaarlijker. En de meeste dodelijke ongelukken gebeuren niet tijdens het slacklinen zelf, maar tijdens de wandeling naar de spot. Dat kunnen listige bergroutes zijn.” Bizarre verhalen zijn er ook. Zoals de slackliner die in Brazilië op een line ging tijdens een hevige storm. “Die gast is toen door de wind uit zijn harnas getrokken. Fucking lijp. En dan heb je ook nog de solo-isten. Dudes die zonder zekering highlinen.”
De gymleraar in Jonas zucht diep. “Dat gedeelte van onze sport wil ik eigenlijk niet verheerlijken. Natuurlijk heeft het iets bijzonders om op eigen kracht over zo’n ravijn te lopen. Maar het is net alsof je met vrienden in het park een biertje drinkt en er eentje heroïne gaat spuiten. Zo van: is dat nou echt nodig? Mét veiligheidskabels is het al vet genoeg, toch? Ik vind het trouwens ook asociaal. Als jij te pletter valt, mogen je maten jou gaan zoeken, de bende opruimen, een helikopter regelen en ga zo maar door. En het schaadt ook de reputatie van onze sport. Dus nee: doe maar niet.”
Na twee uur slacklinen boven het gras – mijn record is inmiddels 22 seconden en drie stapjes – acht Jonas de tijd rijp om een poging te wagen boven het water. “Heb je je zwembroek mee, voor het geval dat?” vraagt hij lachend. Ik knik van ja, maar benadruk dat ik het niet per se mijn wens is om baantjes te trekken in de Prinsengracht. “We gaan het zien,” zegt Jonas, niet heel bemoedigend.
Voordat we vertrekken, wil een tweetal toeristen nog heel graag een poging wagen op de lage slackline. De grofgebekte vriendinnen uit New York vloeken meer dan dat zij praten, maar kennelijk wel met een innerlijke rust. Desgevraagd showt Jonas iets uit zijn trukendoos. “Tijdens shows spring ik het liefst over mensen heen,” zegt hij, al springend en draaiend op de elastische band. “Als jumpliner heb ik aan meerdere wedstrijden meegedaan. Meestal eindigde ik in de top 3 van internationale wedstrijden.”
Wat later vraag ik Jonas nog of ik een poging mag wagen op zijn highline. “Ga er maar op zitten,” antwoordt hij koeltjes. De expert doet het voor. Ik volg zijn voorbeeld, maar eindig met een halve whiplash in het gras. En daarna ondersteboven, bungelend boven het gras. “Laat maar,” zeg ik. “Waar is mijn zwembroek?”
Weggestuurd door politie
We fietsen van Het Angstige Konijn naar de Pythonbrug. Het rode gevaarte in Amsterdam-Oost ziet er net zo eng uit als dat ie klinkt. Jonas gaat direct aan de slag en spant op behendige wijze een band onder de brede loopbrug. Het is een gewilde spot voor slackliners, maar niet eentje zonder risico. “Enkele jaren terug werden wij hier volledig ingesloten door meerdere politiebusjes, -boten en zelfs een helikopter. Ze dachten dat we een staalkabel boven de weg hadden gespannen. Het leek wel een film!”
Weggestuurd worden zijn slackliners wel gewend, zegt Jonas. “De meeste politieagenten, handhavers en straatcoaches knijpen een oogje dicht, maar officieel mogen wij niet zomaar een lijn spannen tussen ‘gemeentelijke eigendommen’. Hier dus ook niet. Maar zeg zelf: dit is een prachtige spot, toch? Hier zijn elke zomer wel grote sessies. Pilsje erbij, heerlijk toch?”
“Nou, ga je gang.” Ik sta onder de Pythonbrug, in zwembroek, en zet mijn eerste stap op de slackline boven het water. Voor de gelegenheid heeft Jonas een tweede touw opgehangen waaraan ik mij kan vasthouden. Heel veel makkelijker maakt dit het allemaal niet. Voorzichtig probeer ik naar het midden van de slackline te balanceren, maar zowel mijn benen als mijn armen maken weer cartooneske stuiptrekkingen.
Na een paar minuten gaat het beter. “Lekker bezig!” coacht Jonas vanaf de kade. Ik besluit om het zonder handen te proberen. Daar heb je die grootheidswaan weer. Verrek: het lukt! “Goed man!” roept Jonas. “Wow!” roept Paul. “Kut!” roep ik, terwijl ik na drie seconden de balans verlies en richting het koude grachtenwater pleur. Plons.
“Fuck, dat is koud!” bries ik als ik weer op het droge sta. Het was het waard. “Je hebt het heel goed gedaan voor je eerste keer,” complimenteert Jonas mij. Conclusie: slacklinen is leuk, brengt rust én geeft een kick. Maar op je eerste dag boven water is een brug te ver. Zelfs met een van de meest ervaren slackliners ter wereld aan je zijde.
Al zestig jaar op het slappe koord
Slacklinen ontstond in de jaren 60 in Amerika toen verveelde bergbeklimmers een tijdverdrijf zochten voor de soms ellenlange periodes waarin het weer te slecht was om steile wanden te beklimmen. Ze spanden stukken kunststof band tussen bomen in en gingen daarop balanceren. Al snel waaide dit fenomeen over naar Europa, waar in 2007 de eerste echte slackline mét spanratel zijn intrede deed.
Al snel beoefenden hobbyisten de trendsport in stadsparken over de hele wereld en werden de mogelijkheden verkend met varianten als tricklinen, highlinen en waterlinen. Deze vormen lenen zich mooi voor strijd en records die constant verbroken worden. Zo liep de Canadese Mia Noblet eens 2,7 kilometer lang (!) op een highline, en de Duitser Alexander Schulz 1600 meter met een blinddoek om. De Italiaan Gabriel Camolesi balanceerde 105 meter op een highline, maar dan fietsend op een eenwieler.
Nog steeds ontwikkelt de sport zich en bedenken beoefenaars nieuwe trucs en varianten, maar wordt slacklinen ook gebruikt als trainingsmethode voor klimmers, skiërs, snowboarders, turners en surfers.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Paul Tolenaar