Na afronding van zijn advocaat-stage stapte Stijn eind jaren negentig over naar het kantoor Van den Biesen Prakken Böhler. Het linksgeoriënteerde kantoor had in die jaren al de naam spraakmakende zaken aan te nemen waaraan soms ook politieke voetangels zaten. Zo trad Britta Böhler onder andere op voor PKK-leider Abdullah Öcalan die streed voor autonomie van Koerdistan en daarvoor door een Turks gerechtshof ter dood was veroordeeld. Later werd deze straf omgezet in levenslang.
Stijn was niet zozeer geïnteresseerd in politiek geladen zaken – ‘ik vind strafzaken leuker dan politiek’ – maar nam de uitnodiging om in Amsterdam te komen werken graag aan, omdat hij er meteen partner kon worden. Bovendien woonde hij destijds in Amsterdam. Dat kwam hem, net vader geworden, goed uit. Een van de eerste cliënten die hem daar belde, was Kobus Lorsé
Kobus Lorsé – die de Kamper werd genoemd, maar zichzelf liever de Zigeuner noemde – was een Rotterdamse schoorsteenveger die in de loop van de jaren tachtig in beeld kwam als drugsbaas. Zelf zei hij gewoon een ouderwetse handelaar te zijn en zich bezig te houden met de in- en verkoop van fietsen, kleding, ananas, lampen, zonnebanken en schoenen. Maar niet met hasj.
Kobus stond ondertussen bij de politie en in de onderwereld bekend als meedogenloos. Hij onderhield contacten met andere grote Hollandse criminelen van dat moment, zoals Klaas Bruinsma en Johan V., bijgenaamd ‘De Hakkelaar’. Kobus was de hoofdrolspeler in de Laundry-zaak waarin Stijn als advocaat van een van de medeverdachten een kleine rol had gespeeld. Stijns cliënt Den O. was in diezelfde zaak vrijgesproken. “Geen idee meer waarom. Ik geloof niet dat de vrijspraak was gemotiveerd en ik vermoed dat de rechter heeft volstaan met de nietszeggende overweging dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was.”
Kobus werd in hoger beroep tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Een groot deel van die tijd zat hij in wat toen nog de Tijdelijk Extra Beveiligde Inrichting (TEBI) in Vught heette. De TEBI was een aparte unit van het gevangeniscomplex Nieuw Vossenveld, waar vluchtgevaarlijke gedetineerden werden geplaatst. De locatie was beladen; op het terrein van de gevangenis had eerder het Konzentrationslager Herzogenbusch, ofwel kamp Vught gestaan. In de Tweede Wereldoorlog functioneerde dat kamp als doorvoer- en concentratiekamp voor Joden, politieke gevangenen, Roma en Sinti, verzetsmensen, gijzelaars, homoseksuelen en Jehovah’s getuigen. Na de oorlog zaten in het kamp Duitse krijgsgevangenen en Nederlandse collaborateurs vast. Vanaf de jaren vijftig kreeg het terrein een gevangenisbestemming.
Kobus was er eerder in geslaagd om zich te onttrekken aan zijn arrestatie, door in het verkeer halsbrekende kapriolen uit te halen. Voor justitie was dat voldoende reden hem af te zonderen van andere gedetineerden en hem te onderwerpen aan het zwaarste gevangenisregime. Na zijn definitieve veroordeling werd hij in 1997 overgeplaatst naar de inmiddels opgeleverde permanente Extra Beveiligde Inrichting (EBI).
Hongerstaking
Het strenge gevangenisregime in de EBI stond vanaf het eerste moment ter discussie. Bezoek werd, en wordt, nauwelijks toegestaan en vindt in principe alleen achter glas plaats. Post wordt geopend en gelezen, telefoongesprekken met persoonlijke relaties mogen per week niet langer dan tien minuten duren. Gevangenen zitten de meeste tijd op cel en worden vierentwintig uur per dag in de gaten gehouden. Ze worden regelmatig, ook anaal, onderzocht om te controleren of ze geen drugs of andere verboden middelen bij zich hebben.
Kobus verzette zich verschillende keren tegen zijn verblijf in de EBI en ging na vijf jaar detentie zelfs in hongerstaking. Desondanks werd zijn plaatsing steeds opnieuw verlengd. Uit afgeluisterde telefoongesprekken zou namelijk zijn gebleken dat hij buiten de muren ‘helpers’ had die alles zouden doen wat hij hun zou vragen. Er was bij de politie zelfs informatie binnengekomen over een gewelddadige bevrijding met de hulp van oorlogsmisdadigers uit het voormalige Joegoslavië. De autoriteiten wilden geen enkel risico lopen dat deze vluchten vuurgevaarlijke delinquent er uiteindelijk in zou slagen te ontsnappen.
'Ik liep als een soort Rocky door de boksring die troonzaal binnen, naar mijn plaats tegenover de rechters die daar allemaal in hun nationale toga zaten. Ik vond het indrukwekkend'
Omdat Stijn inmiddels bekendstond om zijn kennis van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, red), én omdat hij er eerder in was geslaagd vrijspraak voor een vermeende medewerker van Kobus te krijgen, vroeg Kobus juist deze advocaat om namens hemzelf, zijn vrouw, drie kinderen uit hun huwelijk en vier kinderen uit eerdere relaties een klacht in te dienen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg. Dat gebeurde op 19 november 1999. In de klacht stond dat het regime in de EBI onmenselijk was en een schending van artikel 3 van het EVRM opleverde.
“Ik werd meteen voor gek verklaard. Nederland, inhumaan? Onmenselijk? Dat was onmogelijk. Nederland was een beschaafd land en Kobus was een boef. Hij had straf verdiend en mocht niet klagen. Dat wij zijn behandeling in de EBI onmenselijk durfden te noemen, was een schande, vonden veel mensen.”
Stijn trok zich van de kritiek weinig aan. Nadat hij zijn klacht had ingediend, bleek advocaat Judith Serrarens namens haar cliënt Van der Ven eenzelfde klacht over het EBI-regime te hebben ingediend bij het Europese Hof. Het Hof voegde de klachten samen en behandelde beide klachten gelijktijdig op zitting. Samen mochten de advocaten hun zaken mondeling bepleiten in Straatsburg. Dat gebeurt bijna nooit, omdat de meeste zaken bij het EHRM schriftelijk worden afgedaan.
“In dit geval vond het Hof het blijkbaar nodig ons te horen. Dat was een bijzondere ervaring. Judith werkte in die tijd bij de advocatenpraktijk van de Universiteit Maastricht en had een flink aantal studenten meegenomen. De avond voor de zitting zijn we met een aantal studenten nog de kroeg ingedoken. De volgende dag werden we ’s morgens om acht uur bij de president van het Hof verwacht en werd ons precies verteld wat er zou gebeuren.
Zo’n zitting bij het EHRM is heel strak gemonteerd. Wij mochten als advocaat van de klagers maximaal drie kwartier spreken en daarna zouden we acuut worden afgebroken, al zaten we midden in een zin. Daarna kreeg de vertegenwoordiger van de Nederlandse regering ook drie kwartier en vervolgens kon het Hof vragen stellen. Na een kwartier pauze moesten wij die vragen beantwoorden. Als advocaat kom je als laatste de zaal binnen, iedereen zit er dan al, studenten, toeristen, andere belangstellenden. Ik liep die troonzaal binnen en liep als een soort Rocky door de boksring naar mijn plaats tegenover de rechters die daar allemaal in hun nationale toga zaten. Ik vond het indrukwekkend.”
Anaal gevisiteerd
Stijn betoogde onder andere dat het gebrek aan menselijk contact zijn cliënt psychisch opbrak. Kobus mocht zijn vrouw en kinderen alleen achter glas zien. Slechts een keer in de maand mochten familieleden langskomen in een open ruimte, maar moest het lichamelijk contact zich beperken tot een handdruk. Elke week werden de gedetineerden anaal gevisiteerd, ook als ze geen contact met de buitenwereld hadden gehad. Volgens een psychologisch rapport leed Kobus zo onder het isolement dat sprake zou zijn van geheugen- en oriëntatieverlies. Ook zou hij tekenen van depersonalisatie vertonen.
De advocaten boekten succes. In 2003 bepaalde het EHRM dat de behandeling van Kobus en Van der Ven in de EBI ‘inhuman or degrading’ was en dus in strijd met artikel 3 van het mensenrechtenverdrag. Een verblijf in een extra beveiligde gevangenis hoefde op zich geen problemen op te leveren, oordeelde het Hof.
Dat Kobus echter meer dan zes jaar wekelijkse visitaties had moeten ondergaan, had volgens het Hof zijn menselijke waardigheid wel aangetast en aanleiding gegeven tot gevoelens van angst en vernedering.
Hoewel de uitspraak van het Hof niets aan duidelijkheid te wensen overliet, was het nog niet eenvoudig om naleving ervan af te dwingen.
“Het Europese Hof kan niet bepalen wat de gevolgen van zijn uitspraak zijn,” legt Stijn uit. “Wij moesten de Nederlandse rechter om compensatie vragen voor die onmenselijke behandeling. Dat heeft ertoe geleid dat zijn straf uiteindelijk met tien procent is verminderd. Ik vond de tien procent getuigen van een kruideniersmentaliteit die misschien wel typerend is voor de manier waarop de Nederlandse rechter omgaat met mensenrechten en het Europees Verdrag. Als Straatsburg onderkent dat het in Nederland niet helemaal goed gaat, geeft Nederland dat slechts schoorvoetend toe. De Nederlandse rechter probeert de gevolgen van zo’n uitspraak te minimaliseren, bijvoorbeeld door te kijken of er toch niet ergens een uitzondering kan worden gemaakt.
Nederlandse rechters kunnen zich nog altijd niet voorstellen dat in ons land in strijd met mensenrechten wordt gehandeld. Een paar jaar geleden zei een raadsheer van de Hoge Raad tegen mij dat ik maar een klacht moest indienen bij het Europese Hof als ik het ergens niet mee eens was. Dan zien we over acht jaar wel weer verder. Dat was het beleid. Of de hoogste rechter er nog steeds zo over denkt, weet ik niet, maar die indruk krijg ik weleens. Terwijl Nederland ook zou kunnen kiezen voor een ruimhartiger benadering, omdat we het belangrijk vinden dat we zonder enige twijfel voldoen aan de minimumvoorwaarden die in het Europees verdrag worden gesteld aan een fatsoenlijk strafrecht. Maar of het nou gaat over de aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor of over het horen van getuigen, steeds weer probeert de Nederlandse rechter om de consequenties van uitspraken van het Europese Hof zo veel mogelijk te beperken. Dat vind ik nogal zuinig en niet getuigen van zelfbewustheid.”
Kostovski-zaak
Misschien dat die benadering te maken heeft met de nogal vertraagde ontdekking van de mogelijkheden die het EVRM biedt. Hoewel het verdrag al stamt uit de jaren vijftig van de vorige eeuw, werd het pas decennia later echt gebruikt. Voorlopers als Taru Spronken, inmiddels advocaat-generaal bij de Hoge Raad, en Egbert Myjer, later zelf rechter in het Europese Hof, vroegen weliswaar aandacht voor het verdrag en de daarin geformuleerde minimumnormen, maar zelfs in de jaren negentig was het volgens Stijn nog niet gebruikelijk dat advocaten er een beroep op deden.
In de loop van de tijd kwam daar – ‘langzaam, beetje voor beetje’ – verandering in. In 1989 bepaalde het Europese Hof in de zogeheten Kostovski-zaak bijvoorbeeld dat het gebruik van anonieme getuigenverklaringen in strijd kan zijn met artikel 6 van het EVRM als de verdediging geen of te weinig mogelijkheden wordt geboden om de getuige te ondervragen. In het Van Mechelen-arrest uit 1997 herhaalde het Hof min of meer deze visie en oordeelde het dat een ontoelaatbare inbreuk op de rechten van de verdediging was gemaakt omdat het bewijs mede was gestoeld op verklaringen van anonieme politiefunctionarissen die de verdediging niet voldoende kon ondervragen.
“Maar nog altijd probeert de Nederlandse rechter, en ook de Hoge Raad, de gevolgen van uitspraken uit Straatsburg zo veel mogelijk te beperken om maar niet af te hoeven wijken van de gebruikelijke manier van werken.”
Verboden wapenbezit
Niet lang na de uitspraak van het Europese Hof kwam Kobus vrij. Het contact met Stijn verwaterde en droogde uiteindelijk op. In maart 2015 werd Kobus echter opnieuw gearresteerd. Hij werd eerst alleen veroordeeld voor verboden wapenbezit, maar werd later ook verantwoordelijk gehouden voor doodslag op zijn schoonzoon John Wassink. Wassink was in de zomer van 2014 verpakt in blauw plastic gevonden in het Markkanaal bij Terheijden. Hij bleek in het hoofd en in de borst te zijn geschoten.
Kobus ontkende iets met de dood van zijn schoonzoon te maken te hebben. Hij gaf daarover, samen met zijn dochter Petra, in 2014 zelfs een groot interview in Panorama. Desondanks veroordeelde de rechtbank Breda hem in 2018 tot twaalf jaar gevangenisstraf. Na zijn veroordeling sloeg Kobus op de vlucht, maar werd even later alsnog aangehouden. De familie benaderde vervolgens Stijn om de zaak in hoger beroep op zich te nemen. Op dat moment leed Kobus al aan longkanker.
Schoonzoon John Wassink was in de zomer van 2014 verpakt in blauw plastic gevonden in het Markkanaal bij Terheijden. Hij bleek in het hoofd en in de borst te zijn geschoten
‘Al tijdens de behandeling in eerste aanleg was duidelijk dat Kobus heel ziek was. Na zijn veroordeling werd dat alleen maar erger. Toen bleek dat Kobus echt nog maar kort te leven had, hebben we het gerechtshof in Den Bosch gevraagd de voorlopige hechtenis te schorsen, zodat hij de laatste dagen van zijn leven bij zijn familie kon doorbrengen. Het Hof heeft dat gedaan. Dat was een mooi, humaan gebaar.’
Kobus Lorsé stierf op 15 juli 2019 op woonwagenkamp De Kievit in Rotterdam-Beverwaard. Een paar dagen later werd hij in een zwarte koets, getrokken door vier paarden, naar zijn laatste rustplaats op begraafplaats Vredehof in Ridderkerk gebracht. Tot een uitspraak in hoger beroep is het nooit meer gekomen.
'Laatste man' is net verschenen bij uitgeverij Lux en ligt nu in de winkel. Prijs: €22,99.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, Goffe Struiksma E.A.