Van luie linkspoot tot marathonloper
Vincent Schildkamp (Den Haag, 1974) staat al jaren onder contract bij ESPN (en voorlopers als FOX Sports), maar wordt door zijn werkgever ook uitgeleend om de Champions League te verslaan. Dat deed hij de afgelopen jaren voor RTL, vanaf dit seizoen wordt het miljardenbal uitgezonden door Ziggo Sport. Maar hoe mooi het affiche ook is, niks haalt het voor de commentator bij zelf voetballen.
Tot zijn spijt stopte hij op zijn 26ste. “Ik was een flegmatieke linkshalf met een goed linkerbeen. Ik was niet de prettigste richting scheidsrechter en teamgenoten, ik wilde winnen, links- of rechtsom. Maar ik was echt lui. Nu loop ik marathons en als ik teamgenoten van toen tegenkom, kunnen ze dat niet geloven. Ik ben in de coronaperiode overgehaald om voor het goede doel mee te doen aan een halve triatlon, daarna ben ik in het lopen blijven hangen. Ik woon tegen de duinen, drie keer per week trek ik mijn schoenen aan en ben ik vertrokken. Het is een soort verslaving geworden. Even het hoofd leegmaken, werkt perfect om afstand te nemen van het voetbal, want ik ben er dag in dag uit mee bezig, dat kan je best opslokken.”
Je bent een van de gezichten en vooral stemmen van ESPN, maar je verslaat voor Ziggo Sport ook de Champions League. Die heeft dit seizoen een nieuwe opzet. Hoe bevalt dat?
“Ik vind het wel leuk en grappig. De spelers en trainers die ik spreek, hebben geen idee wat ze met dit format aan moeten. Normaal ga je heel berekenend te werk in zo’n poule. Hoop je daar en daar een puntje te pakken en weet je dat je die en die thuiswedstrijd zeker moet winnen. Nu is het gewoon iedere wedstrijd ervoor gaan en heb je niets te verliezen, omdat je niet weet wat het effect is. Er volgt geen uit- of thuiswedstrijd meer waarin je iets kunt herstellen en dat vind ik wel leuk. Ik denk dat het rekenwerk pas begint vanaf speelronde zeven. Tot die tijd gaat iedereen ervoor. Doordat ook de nummer 24 zich nog plaatst voor de tussenronde, blijf je ook lang in de race. Zoals het zich nu ontwikkelt, houden PSV en Feyenoord tot de laatste wedstrijd uitzicht op de volgende ronde. Voor de poulefase vind ik het zeker een verbetering, maar ik denk niet dat met deze opzet het uiteindelijke scenario anders wordt. Bij de beste acht kun je altijd wel zes of zeven zekerheidjes invullen en dan heb je één of twee verrassingen. Dat zal niet veranderen.”
Er is steeds meer discussie over de uitpuilende voetbalkalender, hoe sta jij daarin?
“Het is wel heel veel, dat geldt ook voor voetbalverslaggevers, haha. Voetbal is een spel van scherpte en frisheid. Als je spelers zeventig tot tachtig wedstrijden per jaar laat spelen, kun je op je vingers natellen dat het ten koste gaat van de frisheid. Daarnaast is het een fysieke contactsport die een enorme belasting geeft, de kwaliteit gaat er dus niet op vooruit. Dat spelers nu beginnen te steigeren, snap ik ook wel. Al zit er wel iets tegenstrijdigs in. Vanwege de uitbreiding naar dat enorme aantal wedstrijden zijn ze ook gigantisch veel meer gaan verdienen. Als je het aantal wedstrijden terugdraait, komen er minder televisiegelden binnen en dat heeft consequenties voor de portemonnee. Dus het is makkelijk om te roepen dat het te veel is, ik denk ook wel dat het te veel is, maar over de consequenties van het terugdringen hoor je nooit iemand.”
Aan de andere kant: het wordt ook zo zwaar door al die interlands. De Zuid-Amerikanen en Aziaten bij de Europese clubs moeten op de continenten waar ze vandaan komen, allerlei wedstrijden spelen waar ze niks mee verdienen.
“Ja, maar je hebt als clubbestuurder ook de keuze om wel of geen Zuid-Amerikaan te kopen. Je kunt ook gaan voor een jongen uit Oostenrijk, Frankrijk of Italië. Als jij een Mexicaans international koopt, dan weet je dat hij vijf, zes keer per jaar heen en weer moet over die plas. En dat er meer kans is op blessures, want vermoeidheid is de belangrijkste risicofactor om geblesseerd te raken. Dus ja, het is ook waar je zelf voor kiest.”
‘Erkenning interesseert me helemaal niks. Ook op social media niet. Als je je gaat aantrekken wat daar wordt geroepen, kun je je werk niet doen’
Je zegt net dat het ook voor voetbalverslaggevers veel is. Is er wat jou persoonlijk betreft ooit té veel voetbal?
“Jawel, tuurlijk wel. Ik geniet heel erg van het spel zelf en het klinkt als een cliché, maar het gaat mij er niet om of het nou Champions League of Eerste Divisie is. Zelf voetballen vind ik ook nog steeds het allerleukste, ik kom er alleen nooit meer aan toe dordat ik zoveel moet werken. Wij doen als ESPN-verslaggevers 120 tot 140 wedstrijden per jaar live, aan het einde van het seizoen merk je soms wel een soort metaalmoeheid. Dan moet je tegen jezelf zeggen: het gaat je om het spel, daarvoor rij je naar het stadion, concentreer je daarop in plaats van te zeggen: poeh, daar gaan we weer. Wanneer is het zomerstop?”
Hoeveel wedstrijden zie je per week?
“Tien zeker wel. Maandag doe ik een programma waarin we terugblikken op het weekend, dan is het handig als je zoveel mogelijk wedstrijden hebt gezien. Op zaterdag en zondag heb ik een Eredivisie-wedstrijd, dan probeer ik nog één of twee andere wedstrijden van die dag mee te pikken. Doordeweeks doe ik Champions League of KNVB-beker, op donderdag ben ik vrij en dan begint het vrijdag weer met een Keuken Kampioen Divisie-wedstrijd.”
Dat is wel heel veel voetbal. Je hebt van je hobby je beroep gemaakt, maar in hoeverre heb je er dan nog de lol van zoals je van een hobby hebt?
“Heb ik zeker nog. Ik kan oprecht genieten van het spel. Het leukste van mijn werk is dat ik nooit weet wat er gaat gebeuren. Toen ik net begon, ging ik naar Manchester City – Manchester United, dat maak je in je hoofd dan ontzettend groot. Dat het misschien wel de mooiste derby van Europa is. Maar dat kan dan enorm tegenvallen, een 0-0 of zo. Ik was ook bij een kampioenswedstrijd van Manchester United, ik geloof tegen Fulham. Had ik me van alles van voorgesteld, maar was niet om aan te gluren. En ik ben op vrijdagmiddag ook eens naar De Graafschap-VVV gereden. Middenmoot Eerste Divisie. Sta je dan voor in de file. Dan denk je: Jezus. Maar dat werd 4-4 of 4-5 met allemaal leuke en gekke momenten, mooie doelpunten. Dat is dan veel leuker. Je kunt op voorhand een beeld schetsen van wat het wordt, maar je weet het niet. Ik rij ergens heen en dan is het papiertje blanco. Daarom wordt het nooit saai en stap ik nooit met tegenzin in de auto. Echt nooit, bij geen enkele wedstrijd.”
Ook niet in de eindfase van het seizoen als die metaalmoeheid optreedt?
“Nee, dan merk ik dat ik moe word, voetbalmoe, maar met tegenzin in de auto stappen is me nog nooit overkomen en ik geloof niet dat dat ooit gaat gebeuren.”
Jij krijgt alle topwedstrijden bij ESPN en, pas op voor deze veer, ik vind jou met grote afstand de beste commentator van dit moment. Maar je hebt niet de BN’er-status die voorgangers als Evert ten Napel en Theo Reitsma wel hadden, toch?
“Dankjewel, maar dat heb ik inderdaad niet. Heerlijk!”
Je mist geen erkenning?
“Nee, helemaal niet. Ik vind het leuk als iemand tegen me zegt dat ie mijn manier van commentaar geven prettig vindt, maar daar heb ik het nooit voor gedaan. De tijd waarin Theo en Evert commentaar gaven, met beiden heb ik hier nog samengewerkt, is niet meer te vergelijken met tegenwoordig. In die tijd had je Studio Sport op zaterdag en zondag, soms een Europa Cup-wedstrijd op woensdag en dat was het. Kijk nu eens in de tv-gids hoeveel wedstrijden live worden uitgezonden. Met ESPN, Ziggo en Viaplay denk ik dat het er wel tachtig zijn. Er zijn dus heel veel meer commentatoren dan twintig jaar geleden. Theo en Evert, Eddy Poelman, Hugo Walker, Kees Jansma; dan was je er ongeveer wel. Maar erkenning, nee, dat interesseert me oprecht helemaal niks. Ook op social media niet, als je het je allemaal gaat aantrekken wat daar wordt geroepen, kun je je werk ook niet doen.”
‘Kenneth Perez kan arrogant overkomen, maar dat is hij helemaal niet. Je kunt prima tegen hem zeggen: Vergeet niet dat er nog twee anderen aan tafel zitten’
Herkennen mensen jou überhaupt wel?
“Bij de stadions soms wel, maar als ik de Albert Heijn binnenloop, herkent niemand me en dat wil ik graag zo houden, haha!”
Je presenteert ook Voetbalpraat. Hoe moeilijk is het om Kenneth Perez daar in bedwang te houden?
“Dat is niet zo moeilijk, want die laat zich niet in bedwang houden.”
Laat ik het dan zo vragen: hoe zorg je ervoor dat de rest ook aan het woord komt?
“Nou, dat zeg ik ook weleens tegen hem. Dat is het voordeel van Kenneth: hij kan arrogant overkomen, maar dat ís hij helemaal niet. Je kunt prima met hem praten, over voetbal, maar ook over televisie maken. Ik heb weleens tegen hem gezegd: Vergeet niet dat er nog twee anderen aan tafel zitten. Dan zegt hij: Als ik in een betoog zit en mijn punt duidelijk wil maken, dan hou ik niet bij hoe lang ik aan het woord ben, daar ben jij voor. Heeft hij natuurlijk gelijk in. Hij is wel een persoonlijkheid en sommige tafelgasten zijn daarvan onder de indruk, dan is het mijn taak om erop toe te zien dat iedereen een beetje de bal krijgt toegespeeld. Maar het imago dat hij heeft, strookt totaal niet met de werkelijkheid. Hij kan zelfs empathisch zijn als het hem uitkomt.”
Echt?
“Kenneth is serieus een aardige vent. Hij doet af en toe alleen heel erg zijn best om dat te verbergen.”
Dat presenteren, heb je dat moeten leren?
“Eigenlijk wel. Het gaat me veel minder natuurlijk af dan commentaar geven. Ik vind mezelf ook een commentator en zeker geen presentator. Ooit, een jaar of 25 jaar geleden, heb ik tegen Kees Jansma, mijn toenmalige baas, gezegd dat het me leuk leek om te doen. Omdat ik dacht: als ik leer om verslaggever én presentator te zijn, wordt het werk afwisselender en blijft het dus ook langer leuk. Kees was wat dat betreft mijn voorbeeld, die deed dat ook allemaal. Maar presenteren gaat me echt minder gemakkelijk af, daar moet ik veel meer mijn best voor doen. En ik zou het nooit willen ruilen met commentaar-werk, al zou het vijf keer zoveel verdienen. Echt niet. Ik ben gewoon een voetbalcommentator die het leuk vindt om af en toe te presenteren, maar als een jong talent het graag wil overnemen: be my guest. Dan stap ik zo opzij.”
Dus Kees Jansma was jouw voorbeeld. Droomde je er als klein jongetje van dat Oranje het EK zou winnen en dat ze jou dan ook in het zwembad zouden gooien?
“Dat zeker niet! Nee, ik was niet zo van de jeugddromen. Net als iedereen wilde ik ook profvoetballer worden, alleen had ik al snel in de gaten dat ik daar niet goed genoeg voor was. Maar dat voetbal vond ik wel iets magisch, daarom zat sportjournalistiek al vanaf mijn twaalfde, dertiende in mijn hoofd. Ik ging naar de School voor Journalistiek, heb ik niet afgemaakt trouwens, maar zo kreeg ik wel een baantje achter de schermen: moest ik samenvattingen maken. Toen wist ik het gelijk. Die combinatie van voetbal en televisie vond ik vanaf het eerste moment geweldig. Het is snel, je weet nooit wat er gaat gebeuren. En live televisie maken is te vergelijken met een voetbalwedstrijd, het moet gewoon goed zijn. Ik vond en vind het fascinerend. Er iets moois van maken en de liefde voor voetbal overbrengen op de kijkers vind ik nog steeds heel leuk om te doen.”
Hoe kwam je dan aan dat baantje?
“Op school hing een poster: hou je van voetbal en lijkt werken voor televisie je leuk, bel dan dat en dat nummer. Volgens mij heb ik ’m van de muur gehaald en ’s avonds meegenomen naar het café waar ik het werkte. Een vriend van mij vond dat ook interessant, dus toen zijn we gaan bellen.”
En die vriend was Jan Joost van Gangelen?
“Dat was Jan Hillenius, de oude eindredacteur van Vandaag Inside. Nog steeds een goede vriend, trouwens. We belden dat nummer en kregen vijf vrij simpele vragen over voetbal. Wisten we wel een antwoord op. Konden we een week later op gesprek komen in Hilversum en vervolgens kregen we een interne opleiding van een paar maanden. Daarna begon het beroemde Sport 7, dat binnen vier maanden failliet was. Dat was mijn eerste werkgever. Ik was er beeldredacteur en maakte ik samenvattingen, samen met Jan. Ik ben gelijk gestopt met school. Achteraf gezien niet zo handig, aangezien de zender al snel failliet was. Maar ik ben doorgegaan als freelancer en zo in de verslaggeving terechtgekomen.”
‘Ik ben gelijk gestopt met school toen ik bij Sport 7 aan de slag kon. Niet zo handig, want binnen vier maanden ging de zender al failliet’
Tot slot, heb jij nog een ultieme wedstrijd die je eens wilt verslaan?
“Ik heb nog nooit een EK, WK of Olympische Spelen gedaan, doordat die rechten altijd bij de NOS liggen. Dus dat zit wel in mijn achterhoofd, dat ik dat ooit eens zou willen. Maar zolang de verhoudingen zijn zoals ze nu zijn, zal dat niet zo snel gebeuren. Lig ik geen seconde wakker van, hoor. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik al heel veel leuke wedstrijden heb gedaan. In Spanje, Italië, Engeland, Nederland, Champions League. Ook een keer een beslissingswedstrijd om een WK-ticket tussen Tunesië en Marokko, een krankzinnige ervaring. Dus nee, ik heb niet één ultieme droomwedstrijd. Als een EK of WK er niet van komt, heb ik niet het gevoel dat het niet af is of zo. Helemaal niet.”
- Clemens Rikken