“Hé, joh! De vrouwen achter je willen je haast gaan duwen!” O, wat is dit klunen vreselijk. Terug naar het begin van de middag, naar tijden dat ik nog niet werd uitgelachen en nog vol goede moed ben. Want hoe moeilijk kan het nou zijn, 135 meter hardlopen en 100 meter klunen? Ik ben nog nooit ergens Nederlands kampioen in geworden, dit is de kans. Er ligt ook 5000 euro en een vierdaagse reis naar Lapland klaar voor de winnaar, maar ik ga puur voor de titel. Een minuut of twee uitblinken: als dat niet lukt, lukt het nooit meer.
Op de knieën
Dit NK Klunen in Sneek, een van de elf steden, is bedacht door Henk Angenent en Erben Wennemars, in samenwerking met de Staatsloterij. Klunen is het enige onderdeel van de Elfstedentocht dat niet weersafhankelijk is, dus dat treft deze zonnige winterdag, want het grote doel is om de herinnering aan het fenomeen levend te houden, of levend te máken voor de jongere generatie. Het is immers alweer 27 jaar geleden dat de Friese elf steden werden doorschaatst. Als 38-jarige heb ik zelf ook nauwelijks herinneringen aan de tocht. Ik was 11 jaar toen die voor de laatste keer werd gereden. Het enige wat me bijstaat is dat mijn vriendjes en ik er niks van begrepen dat onze vaders de hele dag voor de buis zaten gekluisterd voor dat saaie schaatsen. Vandaag gaan we dat historisch besef eens een beetje oppoetsen. Ik heb nog nooit gekluund en dertig jaar geleden voor het laatst geschaatst, dus tips zijn welkom.
Na diep graven in mijn contacten stuit ik op de naam van Aad Smid, die schaatsen verhuurd in onze wijk en die ik jaren geleden eens heb gesproken voor een krantenstukje. Het Elfstedenkruisje hangt op een prominente plek in zijn woonkamer, hij weet vast wel hoe ik de meeste kans maak om die titel te pakken. Ik stel voor om samen te trainen. “Nou, ik stam van de generatie die op de knieën kroop als er gekluund moest worden, dus ik ben bang dat ik je niet kan helpen,” is zijn ontnuchterende antwoord aan de telefoon. Ik moet mijn schaatsen zo vast mogelijk knopen, dan kan ik rechtop klunen en de meeste snelheid maken. En als ik de keuze heb uit schaatsen, dan adviseert hij de breedste te nemen. “Denk aan een skischoen.” Daar moet ik het mee doen en daar gaat mijn voornemen om goed beslagen ten ijs te komen in Sneek.
Gelukkig ben ik pas in de vijfde voorronde ingedeeld, heb ik nog wat tijd voor huiswerk. Iedere voorronde is vernoemd naar een coryfee uit de Elfsteden-geschiedenis, ik start in de Seinstra-ronde. Dat is een naam die heel veel minder wordt aangehaald dan die van Henk Angenent, maar ook Klasina Seinstra is de laatste winnaar van de tocht, uiteraard bij de vrouwen. “Ook in 1997 was er al meer aandacht voor de mannen en er zijn ook weinig beelden van,” zegt ze als ze net heeft geposeerd met twee bewonderaars. “Jawel, de echte sportliefhebbers hier weten wel wie ik ben. Maar ik klaag niet, hoor! Ik vind het echt helemaal prima zo.”
Als iemand me kan vertellen welke techniek ik straks moet toepassen is het Seinstra wel. Dus? “De schaatsen goed onderbinden, echt stevig. Grote stappen, springend lopen eigenlijk. Rechtuit, de schaatsen dus niet schuin neerzetten, maar recht. En bewaar met je handen goed je evenwicht.”
Klinkt vrij simpel, het vertrouwen neemt toe, maar dan zegt ze: “Let vooral op waar je je voeten neerzet op het bruggetje. Naar boven gaat het wel, maar naar beneden moet je echt tegenhouden met je bovenbenen, anders ben je er wel heel snel af. Je hebt ook mensen om je heen en je mag niet duwen, maar als ik al dat fanatisme om me heen zie... Je moet dus echt op tijd bij het bruggetje zijn.”
Ho eens even, ik loop toch geen risico om mijn nek te breken?! “Goed kijken waar je loopt, dan komt het wel goed,” zegt de kampioene van ’97.
De trommelmarkt
Een dweilorkest, we blijven natuurlijk wel in Friesland, brengt deelnemers en toeschouwers in de juiste stemming. De spreekstalmeester kondigt De Útlopers uit Sneek aan met een grapje. Hij loopt naar de man met een trommel en vraagt het publiek: “Weten jullie waar hij zijn instrument heeft gekocht? Op de trommelmarkt!”
Sven Kramer schiet de wedstrijd van start, ik nestel me tussen het volk bij de brug, want behalve Nederlands kampioen worden, heb ik net een doelstelling toegevoegd: mijn nek niet breken. De eerste kluners trotseren de brug jaloersmakend snel en sierlijk, maar de achterblijvers zorgen voor meer zelfvertrouwen. Een vrouw gaat zó langzaam en onhandig klauterend van de brug dat een man naast me zijn commentaar niet langer kan inslikken. “Tjonge jonge jonge jonge,” zegt hij op een toon alsof de schaatssport hier hardnekkig wordt beledigd. “Dit zijn geen schaatsers, hoor!” “Nee, zeker niet!” zegt de man naast hem. De beste stuurlui staan ook hier aan wal.
De treden blijken breder dan gedacht, over mijn nek maak ik me niet meer druk. De volgende ronde posteer ik me bij de schoen-schaatswissel. Onderweg blijkt een hoogbejaarde man nog stééds bezig aan de eerste ronde. Over de laatste plaats hoef ik me geen zorgen te maken. “Het gaat om het meedoen, meneer!” Hij steekt een duim op naar het publiek en gaat er duidelijk niet onder gebukt dat de rest al achter een kopje snert zit. “Jaja, ik doe mee voor de gratis kaartjes voor Thialf! Want het was uitverkocht!” roept hij dik tevreden.
In de volgende groep zit een man die het evenement een stuk serieuzer neemt. Als eerste, met ruime voorsprong, zit hij op een bankje om zijn noren vast te knopen. Hij gaat erin met blote voeten, althans: dat is de bedoeling. Hoe hij ook aan zijn schaatsen rukt, hij krijgt ze niet aan. Alle andere deelnemers zijn al even begonnen aan het klunen, als hij eindelijk ook vertrekt. Hij kluunt fantastisch, maar de achterstand is te groot. Een goede les: je kunt dus ook verliezen door slecht strikwerk. Ik knoop het in m’n oren.
Friese ansichtkaart
Er is aardig wat volk afgekomen op dit samenzijn. De route zo langs het water, voerend over een bruggetje, oogt idyllisch. Dit stukje van Sneek lijkt zo weggeplukt van een ansichtkaart. Vanuit de flats aan de overkant hangen mensen over het balkon. Er is wat fantasie voor nodig, maar dit met de factor 25, zo moet het er ongeveer hebben uitgezien in de vorige eeuw toen een Elfstedentocht nog geen illusie was. In iedere microfoon die onder zijn neus wordt gedrukt, zegt Erben Wennemars dat het er binnenkort weer van komt, precies zoals hij dat ieder jaar aankondigt in dit jaargetijde. Maar ‘It giet oan’ valt hier alleen te lezen van het met reclameborden afgezette parcours. Dat Friese ijsmeesters het iconische zinnetje ooit nog zullen uitspreken, kunnen we vergeten, toch?
“We moeten positief blijven, dus we zeggen altijd maar dat ie steeds dichterbij komt,” zegt Klasina Seinstra. “De Elfstedentocht moet blijven leven, daarom is dit vandaag prachtig. De jeugd weet niet meer wat klunen is, dus hier kunnen ze mooi van leren. Op scholen geef ik ook presentaties, vertel ik over de verschillende disciplines in het schaatsen en mijn eigen ervaringen in de Elfstedentocht. Als ie komt, komt ie snel, moet je binnen twee weken klaar zijn. Daarom moet je voorbereid blijven, goed het klunen oefenen dus!”
Naar het hardlopen hoef ik niet te kijken, ik voetbal twee keer in de week. Ik ben weliswaar de langzaamste in de selectie, maar de deelnemers met een welvarender buikje dan ik moet ik kunnen voorblijven. Om extra tijd te winnen heb ik mijn hardloopschoenen meegenomen, nu nog schaatsen uitkiezen. Uit het wedstrijdreglement: “Het is verplicht om mee te doen op vaste, lage noren, met veters! Dus geen klapschaatsen, hockeyschaatsen, combi-noren of kunstschaatsen bijvoorbeeld. Het is niet toegestaan om snel sluitingen, tape of andere middelen te gebruiken om je schaatsen sneller vast te maken.” Ik heb helemaal geen schaatsen, laat staan noren. Ik weet niet eens wat zopie is en ga ongeveer net zo graag naar de tandarts als dat ik naar schaatsen op televisie kijk.
De organisatie heeft bakken vol met noren liggen en het advies van buurtgenoot Smid heb ik in mijn achterhoofd, maar er valt niets te kiezen. Ze zijn allemaal hetzelfde. Maatje 43 krijg ik met geen mogelijkheid aan en de modellen 44 blijken allemaal uitgeleend. Ik moet wachten, maar ik zou graag wat oefenen voor mijn kluundebuut. Ook een primeur: voor het eerst in mijn leven mag ik een nummer opspelden. Ik waan me heel even Mathieu van der Poel, maar dat gevoel verdwijnt als ik hannes met de speldjes en hulp moet inschakelen. Het is wel een mooi nummer, 77, hetzelfde als Luka Doncic, een van mijn favoriete basketballers. Dat moet een voorteken zijn. Van de achterkant word ik minder vrolijk. Een medisch paspoort, in te vullen voor ‘uw eigen bestwil’. In de vorige ronde staakte een man al na 15 meter hardlopen de strijd, het leek in zijn rug te schieten. Waar ben ik toch aan begonnen?
Vernederend applaus
Dat vraag ik mezelf nog eens af als er eindelijk een maatje 44 is gearriveerd. Er is een stukje veter afgebroken van de linkerschaats, dus ik kan ze niet zo strak aanbinden als Klasina Seinstra me had aangeraden. Maar goed, dat zal voor dat kleine stukje toch geen ramp zijn? Wel dus. Ik oefen een paar meter en blijf nauwelijks overeind. Bambi on ice. Kolere, wat is dit moeilijk, een aanslag op mijn enkels. Naast me doet een man allerlei ingewikkelde zwaaibewegingen. Aansteller.
Het startschot klinkt al bijna, de schaatsen moeten uit. Seinstra wenst me succes en vroeg hoe het oefenen ging. Haar aanbevolen methode geeft me weinig stabiliteit, ik ben net al bijna door mijn hoeven gezakt. “Dus die techniek ga je niet gebruiken?” vraagt ze. Ik heb geen idee. De nog net zo enthousiaste spreekstalmeester van eerder vanmiddag maant ons naar de start te komen. Alleen maar afgetrainde gasten, ook dat nog. Sommigen in schaatspak. Fijn, ook één bejaarde kerel.
Seinstra schiet onze voorronde in gang en dit gaat lekker. Eén gozer wurmt zich langs me, maar ik ben als vierde bij de schoen-schaatswissel. Ik loop zo ver mogelijk door, dat scheelt weer een stukje klunen. De noren gaan nog best snel aan, ik hoor fotograaf Paul roepen. Of ik even kan opkijken voor een foto, maar hij heeft pech. Ik ben hier om een NK te winnen! Maar dan komt de klad erin. Ook handschoenen zijn verplicht en het is een worsteling ze weer aan te krijgen. Ben ik eindelijk klaar voor het klunen, staat er een camerateam in de weg. Kost me weer twee seconden. Ik ren op mijn schaatsen, maar dat gaat voor geen meter, ik kan nog net blijven staan. Ik probeer te snelwandelen, maar haal dat snel er maar af. Verdomme, ik kom amper vooruit. Er snelt iemand hard voorbij, is dit die bejaarde knakker?
“Hé, joh! De vrouwen achter je willen je haast gaan duwen!” roept iemand langs de kant. Ik heb zin om een fluim in zijn gezicht te leggen, het verstand wint het gelukkig van mijn frustratie. De tussenstand wordt omgeroepen, mijn naam als laatste. Dan schiet de beschermer onder mijn rechterschaats ook nog los. Ik krijg van toeschouwers hulp om het te repareren, maar het lukt niet. Dan moet het bruggetje nog komen, wat een ellende. De knopen zijn er bijna uit en mijn schaatsen zitten zó los, ik strompel de brug op en af. De vrouw die tijdens de eerste ronde belachelijk werd gemaakt is vergeleken bij mij één brok elegantie.
Bij de koek en zopie, in de laatste bocht na de brug, staat het rijendik. Deze kluunkluns krijg hard applaus en allerlei goedbedoelde steunbetuigingen, maar het voelt als de complete vernedering. Als de wielrenner die drie kwartier na de massasprint de finish bereikt. Niets erger dan medelijden, dan toch liever die kutopmerking van 60 meter geleden. Mijn schaatsen zitten te los, klunen lukt niet meer. Deze marteling is eindeloos. Langs de hekken struikel ik over het oranje tapijt naar de eindstreep.
Troostkroket
RTL Boulevard en Shownieuws van SBS6 zenden allebei een kort item uit over het evenement. Er waren 55 deelnemers, maar wie figureert in beide filmpjes? Juist. Op tv ziet mijn optreden er nog belachelijker uit dan het al voelde. Ik zie omstanders me uitlachen. Maar vooruit: er gaan ook kluners op hun muil, dat is mij niet gebeurd. Ha! Alleen figuurlijk dan. Bij de finish krijg ik een kruisje, die geef ik niet zo’n prominente plek in huis als buurtgenoot Smid. Aan deze vernedering hoef ik niet per se dagelijks herinnerd te worden. Alles doet pijn, mijn enkels, voeten, kuiten. Het typische Elfstedenvoer krijgt een boycot, ik troost mezelf met een broodje kroket. Happend steek ik het parcours over, terug naar mijn spullen bij de startplaats. Een soort walk of shame.
“Een broodje kroket?! Moet je dan niet meedoen aan de finale?” informeert een beveiliger. Dat dacht ik niet. De eindtijd: 3.48, slechts drie mensen waren nóg langzamer dan ik. De 52ste plaats... Ik haal mijn spullen en als ik Sneek als een dief in de nacht wil verlaten, begint net de finale. Joost van Dobbenburgh pakt poleposition op de bankjes en sprint op zijn noren over de oranje loper. Wauw. Die houd ik op hardloopschoenen en de beste doping van de wereld nog niet bij. Van Dobbenburgh, een oud-profschaatser, is de ware Nederlands kampioen Klunen. Laten we het erop houden dat ik op waarde ben geklopt.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Paul Tolenaar