Tussen de eerste twee Formule 1-grand prixs van dit seizoen door (afgelopen weekend die van Bahrein, aankomend weekend die van Saoedi-Arabië) blikken we met groot plezier terug op een parel van een reportage die wij 27 jaar geleden maakten met niemand minder dan Jos Verstappen. Of Jos, op dat moment nog geen 23 jaar, zin had om met ons een stukje over de Duitse Autobahn te knallen. U weet wel, zonder snelheidsbeperkingen.
Voor we het wisten zaten we op de bijrijdersstoel van zijn bordeauxrode Renault Laguna type 3.0 V6 die Jos, zo schreven we, ‘met de gratie van een tangodanser door het verkeer dirigeerde’. Tot aan de Duitse grens, want vanaf daar was de snelheid vrij: “De pijl op het dashboard schiet omhoog. Naar 160,180,210,235 en ten slotte 240 kilometer per uur. Tijdens de vlammende inhaalrace waarbij de Duitse vogels rechts van ons op slag tot dode mussen worden gedegradeerd, hangt de Speedy Gonzales van de Lage Landen nonchalant onderuitgezakt in de kuipstoel.
De rechterhand op de knie, slechts één vinger aan het stuur.” Jos: “Normaal kan hij niet harder dan 235, maar we hebben de wind in de rug. Dat scheelt.” Opeens zat er een Ferrari achter ons. Jos, met een grijns: “Dat gaat leuk worden.”
‘De Duitse vogels rechts van ons worden op slag tot dode mussen gedegradeerd’
Bewust hield hij zijn Renault op de linkerrijbaan om te kijken of de Ferrari dichterbij kwam. “Even wachten, want anders accelereert hij mij eruit,” zei hij, alsof hij in zijn Formule 1-bolide op het circuit reed. “Met hun V8 of V12 en topsnelheid van 300 km/u zijn zulke Ferrari’s halve raceauto’s.” Maar de Ferrari hield Jos niet bij, zo hard vlogen we over de snelweg. Jos, teleurgesteld: “Hij zit niet eens te drukken!”
Jos daagde graag uit, dat werd ons meteen duidelijk. Of hij zelf weleens werd uitgedaagd op de weg? “Jawel, maar daar begin ik niet aan. Je hebt ook altijd rijders die op hun rem gaan staan, omdat ze vinden dat ik er te dicht achter zit. Mij maakt dat niets uit. Soms zit ik met 200 km/u op een andere bumper. Moeten ze maar opzijgaan.”
Zo hard rijden kon (en kan nog steeds) alleen in bepaalde delen van Duitsland, wat ook de reden was waarom Jos liever de auto pakte als hij vanuit zijn woonplaats Montfort, in Limburg, naar bijvoorbeeld München moest: “Dat doe ik in vijf uur, dat is sneller dan met het vliegtuig.”
Zo ver reden we niet: bij Koblenz draaiden we weer om, richting Krefeld, niet ver van de grens bij Venlo. In de buurt van de grens stoven andere automobilisten ‘als verschrikte kippen’ opzij: “Je ziet ze vloeken: Verrückte Holländer!”
Het deed Jos helemaal niks. Pas toen een hese computerstem in de auto zei dat de tank bijna leeg was, minderde hij vaart om de afrit naar de eerstvolgende benzinepomp te nemen. Tot opluchting van iedereen op de weg.