Wie tegenwoordig het Centraal Station van Rotterdam uitloopt en zijn ogen de kost geeft op het stationsplein, kan zich nauwelijks voorstellen dat deze plek dertig jaar geleden nog het afvoerputje van Europa was. Van 1987 tot eind 1994 bevond zich hier, op een parkeerplaats naast het station, het beruchte Perron Nul: een plek die binnen de kortste keren een magneet voor drugsverslaafden werd, omdat er ‘gratis’ methadon werd verstrekt. Om, zo was het plan van initiatiefnemer dominee Hans Visser van de Pauluskerk, de drugsoverlast in de binnenstad te beperken en de junks zo ‘veilig’ mogelijk, met schone naalden, drugs te laten gebruiken. Het nieuws over zoveel ‘medemenselijkheid’ ging als een lopend vuurtje door Europa, waardoor junks van heinde en verre naar Rotterdam kwamen. Op het hoogtepunt, of dieptepunt voor veel Rotterdammers, bevonden zich hier meer dan duizend verslaafden: een veelvoud daarvan liep in en uit.
Perron Nul werd al snel onhoudbaar, daar verbaasde niemand zich over.
‘Ik wil die dealers niet over de vloer, desnoods slaan we ze eruit’
Ook dominee Visser niet, al zag hij met lede ogen aan dat zijn ‘geesteskind’, zijn bijdrage aan een betere stad en samenleving, in december 1994 de poorten moest sluiten, op last van de toenmalige burgemeester Bram Peper die een einde wilde maken aan de plek die steeds meer op een wetteloze vrijplaats begon te lijken. Een paar weken na de sluiting volgde onze verslaggever Peter Post dominee Visser in het ontredderde Rotterdam waar de kruitdampen van de ontruiming nog niet helemaal waren opgetrokken. Visser, ‘een beer van een vent die op een mountainbike door Rotterdam croste’, ving junks op in ‘zijn’ Pauluskerk, waar iedereen toen, en nu nog steeds, welkom was voor een kop koffie, een heilzaam gesprek of zelfs Bijbelles, al verdwenen de bijbels zodra hij zijn rug had gekeerd. Die werden gejat bij het leven, dat wist hij ook:
“Goed jointpapier, of gewoon een heilige junk,” zei hij destijds tegen ons, terwijl hij zijn schouders ophaalde.
Op papier klopte alles aan Perron Nul, zei hij: “Maar de hele handel is gebaseerd op heroïneverslaving en de oplossing methadonverstrekking. (...)
Maar met methadon help je geen cokebasers. En juist dat heeft tot de ondergang van Perron Nul geleid. 70 procent van de verslaafden gebruikt gekookte cocaïne. Die bereik je niet met hulpverlening, dat is zo’n opgefokte toestand.
Ik ben die lui liever kwijt dan rijk. En in ieder geval wil ik die dealers niet over de vloer. Desnoods slaan we ze eruit. Als het moet, dan moet het. (...) Ik heb de mazzel dat ik 120 kilo in de strijd kan gooien. Ik werp mij gewoon bovenop iemand.”
In de dertig jaar die volgden, transformeerde Rotterdam van drugswalhalla tot bescheiden metropool aan de Maas, met een Pauluskerk die net als het stationsplein een metamorfose heeft ondergaan. Oud is afgebroken, nieuw is opgebouwd. Zonder Hans Visser, die in april tachtig wordt: hij is ‘zwaar met pensioen’, zoals hij het onlangs met de nodige zelfspot omschreef.
- Pexels