Misdaadcolumn: 'De jeugd van tegenwoordig'
Voor veel mensen is het nog steeds een mysterie waarom jongeren de criminaliteit opzoeken. Misdaadverslaggever Henk Strootman was ook benieuwd en ging op onderzoek uit. 'Het is eigenlijk wel begrijpelijk dat je een jongen er moeilijk toe kan bewegen om elke ochtend om zes uur naar de bouwplaats te gaan.'
Wetenschappers slaan de handen ineen om te onderzoeken waarom het ene Rotterdamse kind wel ontspoort en het andere niet. Dat is een loflijk streven. Daarbij gaat het niet alleen om pubers die met een mes op zak lopen (en steeds vaker tot het gebruik ervan overgaan), maar ook om jongeren die kampen met zwaar overgewicht of stelselmatig spijbelen. Nu ben ik zelf geen wetenschapper, verre van dat, maar ik durf op basis van ruim dertig jaar misdaadjournalistiek te voorspellen dat de uitkomsten weinig verrassend zullen zijn. Vaak is het een kwestie van de omgeving waarin je opgroeit, de keuze en invloed van vrienden, de gezinssituatie, verslavingsgevoeligheid, een aangeboren aanleg tot normafwijkend gedrag en de verstandelijke vermogens.
Naar dit laatste is in 2011 al eens onderzoek gedaan.
In opdracht van de gemeente Amsterdam hebben verschillende instanties gekeken naar de achtergronden van jonge criminelen die in de hoofdstad de top 600 vormen. De uitkomst was vrij onthutsend; zo’n 40 procent van de jongeren die het stadsbestuur liefst zo snel mogelijk van straat wilde halen, bleek zwakbegaafd. Het ging om jongens die niet in staat waren om normaal te functioneren, ‘zelfs al zouden ze dat willen’, aldus de onderzoekers. Het feit dat het merendeel van de beruchte top 600 bestaat uit jonge Marokkanen is om redenen die we onderhand wel kennen onder het vloerkleed geschoven.
Wie het leven van criminele jongeren een beetje volgt, snapt wel het een hele kluif is om op het rechte pad te komen. In de periode dat de snelweg tussen Antwerpen en Rotterdam het domein was van drugsrunners (jongens die op vrij agressieve drugstoeristen ‘begeleiden’ naar een dealeradres) heb ik voor een achtergrondreportage zo’n runner gesproken, ik noem hem maar even Mo. Het was het bekende verhaal.
Mo was voortijdig van school gegaan, had weinig perspectief, ging om met foute vrienden en was bezweken aan verlokkingen van snel geld verdienen. Op de vraag of hij wel eens een gewone baan van 9 tot 5 had overwogen volgde een spottend lachje. “Wat ik dan in een maand verdien pak ik nu op één dag. Ik heb er maanden bij dat ik 25.000 tot 30.000 euro verdien.” Ik vond dat nogal een astronomisch bedrag voor een knul van amper twintig en vroeg Mo waar hij dat zoal aan uitgaf. “Gewoon, uitgaan, mooie kleding, reisjes. Het is zo op hoor.” Het is eigenlijk wel begrijpelijk dat je zo’n jongen er moeilijk toe kan bewegen om elke ochtend om zes uur met een knapzak naar de bouwplaats te gaan.
Drugsrunners zie je vandaag de dag nauwelijks nog langs de A16, het fenomeen is door de politie en Koninklijke Marechaussee de kop ingedrukt door onophoudelijke controles bij de grensovergang Hazeldonk. Maar inmiddels is er een nieuw verdienmodel voor jongens zoals Mo. In de havens van Rotterdam en Antwerpen valt grof geld te verdienen voor ‘uithalers’, jongens die ’s nachts een overslagterrein binnensluipen om in opdracht tassen met coke uit een container te halen. Ook deze jongens halen in korte tijd zoveel geld binnen dat ze verloren zijn voor de normale arbeidsmarkt. De risico’s nemen ze voor lief. Want de politie patrouilleert dag en nacht en een verloren of gemiste partij coke kan leiden tot ongenoegen bij de opdrachtgever, soms met dodelijke afloop.
Uiteraard houdt veruit het merendeel van de jongeren er een gewoon leven op na. Aandacht voor jeugdcriminaliteit geeft een vertekend beeld. Maar dat maakt het allemaal niet minder urgent. Het is net als op school; één onruststoker kan een hele klas ontregelen en vertragen. En dat effect begint zich helaas ook in de samenleving af te tekenen.