Theatertour én nieuw boek
Kluun (Raymond van de Klundert, 1964) staat vanaf nú in de theaters met zijn pubervoorstelling, maar deze week verschijnt ook een tweede puberboek: Hoera, ik heb een puber!, de opvolger van Help, ik heb een puber!. “Het eerste was een soort hulpboek, dit is meer een feelgood-boek. BN’ers als Art Rooijakkers, Willie Wartaal en Lale Gül vertellen over hun puberjaren, er zit een straattaaltest in, gewoon om te kijken of je de taal van je kinderen begrijpt. Maar met mijn vrouw heb ik ook een vragenlijst ontwikkeld om je puber aan het praten te krijgen. Iedere ouder weet hoe moeilijk het is om een goed gesprek met ze te hebben. Die vragen helpen je op weg en het leuke is: als je ze eenmaal aan de praat krijgt, zoals ze ook bij hun vrienden en vriendinnen zijn, zie je steeds meer wat voor leuke wezens het eigenlijk zijn. Dus het gaat eigenlijk over hoe leuk het leven met een puber kan zijn. Met een dikke knipoog, want af en toe is het natuurlijk gewoon verschrikkelijk, haha!”
Voor de theaterspeellijst: helpikhebeenpuber.nl. Hoera, ik heb een puber! ligt vanaf 20 september in de winkel.
Het is je eerste solovoorstelling, wat kunnen we daarvan verwachten?
“Ten eerste hoop ik de mensen te vermaken. Ik heb al gezegd in de aankondiging: als er niet keihard wordt gelachen eet ik de ongewassen hoodie van mijn dochter op. Het is een verhaal over wat je meemaakt als puberouder, heel herkenbaar. Ik ga ook diep in op mijn eigen puberjaren. De afgelopen jaren heb ik alles gelezen wat er te lezen valt over puberteit, hersenen, hormonen, geur, kleur, kleding, criminaliteit, drank, drugs; alle informatie van hoogleraren of professoren heb ik opgezogen, dus ik heb wel een klein beetje kennis waar je hopelijk wat mee kan. Ik hoop dat als je thuiskomt kijkt naar die lange slungel van 16 of dat meisje van 14 met veel te veel make-up en dan denkt: ach. De puberteit is wat het is, het voorste deel van de hersenen is nog niet ontwikkeld terwijl het middenstuk, het oerbrein, op volle toeren draait. Dus ik hoop te zorgen voor een beetje mildheid, mededogen en liefde, dat je eigenlijk met meer vertedering naar je puber kan kijken. En een paar dingen hebt geleerd waarmee je de puberteit door kan. Dat is het idee.”
‘Een toverspreuk voor omgaan met pubers? Laat gáán. Besef dat die hersens een halffabricaat zijn die eerst moeten vollopen met van alles’
Toen het boek DJ uitkwam, was je al van plan om daar een theatervoorstelling van te maken. Dat kreeg je niet voor elkaar, ook omdat je het nog nooit had gedaan. Hoe is het je nu wel gelukt?
“Met DJ wilden we een soort muziektheater maken, daar zou ik zelf niet in spelen, maar dat kregen we inderdaad niet van de grond. Drie jaar geleden heb ik met Leon Verdonschot een theatershow gedaan over Bruce Springsteen, de helaas overleden Wimie Wilhelm was onze regisseur. Zij heeft mij uit mijn comfortzone getrokken. Ze zei: Ik wil niet dat jullie voorlezen op het podium, jullie moeten vertellen. Moet je teksten uit je hoofd leren en zo, doe je nooit als schrijver. In de twintig jaar dat ik schrijf, heb ik wel in ieder theater, bibliotheek, school of festival gestaan, maar altijd met voorlezen. Sinds dat puberboek ben ik op scholen ook gaan vertellen. Ik kreeg de smaak te pakken en heb een agentschap gezocht met de mededeling dat ik graag een solovoorstelling over pubers wilde maken voor in het theater. Doordat Wimie mij uit m’n comfortzone heeft getrokken, is de ambitie eigenlijk begonnen.”
Wij hebben ook een opstandig pubermeisje van twaalf in huis, wat is nou de toverspreuk?
“Laat gaan. Laat het zovéél mogelijk gaan. Zolang er geen echt lichamelijk of geestelijk gevaar dreigt dan. Je kunt jarenlang oorlog hebben in huis en die strijd win je helemaal niet. Je moet beseffen dat die hersens een halffabricaat zijn die eerst moeten vollopen met van alles. Met het voorste deel plannen we, stellen we prioriteiten, wegen we risico’s af en daar zit onze empathie. Dat zijn vier dingen die nog bijna niet ontwikkeld zijn bij een 12-jarige. Het goede nieuws voor jou: de empathie komt bij meisjes iets eerder terug dan bij jongens. Maar als je dat allemaal weet en beseft dat helemaal niemand daar iets aan kan veranderen, een ouder dus ook niet, en je zoveel mogelijk kunt laten gaan, ben je al heel ver. Is echt de beste remedie. En hou gewoon van het kind zoals het op dat moment is. Wil ook niet te veel, want dan kan helemaal niet.”
Je schreef dat je vroeger Kluns werd genoemd. Nou lopen feiten en fictie bij jou weleens door elkaar, is dat echt zo?
“Dit wel, al zet ik dat in het theater een klein beetje aan. Kijk, op de basisschool hoorde ik bij de besten van de klas, maar op de middelbare school telt dat allemaal niet, dan komt er een andere dynamiek op gang. Het is een soort apenrots waarop iedereen zo hoog mogelijk probeert te zitten, in ieder geval niet laag, want dan krijg je alle stenen en stront over je heen. Van mijn achternaam, Van de Klundert, kun je Kluun maken, maar dus ook Kluns. Dat gebeurde en ik kreeg heel veel puisten. Het duurde ook even voordat ik wist welke kleding je moest dragen. Ik bloosde al als ik een meisje zag, dus de eerste twee jaar waren best pittig, al heb ik er ook weer geen trauma’s aan overgehouden, hoor. Het keerpunt was de derde klas. Kreeg ik een vriendinnetje en ik ontdekte een trucje. Ik dacht: als ik nou een grote mond heb en vaak de klas wordt uitgezet, dan pak ik op die manier het podium. Vond ik altijd al leuk, ik hield van spreekbeurten geven, maar in dat podium zat de truc. Dat is de kunst als puber: iets doen wat anderen niet durven. Anderen vinden dat podium eng en gaan je daardoor anders zien en dan verschuiven de verhoudingen. We hielden wedstrijden wie het meest de klas werd uitgezet en ik zat in de top-3. Was een heel bewuste strategie om mijn imago te veranderen. Het grappige is: ik voel me nog steeds thuis op het podium. Letterlijk.”
‘Het klinkt een beetje stom om te zeggen, maar het is een klein bijbeltje geworden. Er staat de nodige flauwekul en satire in, maar inhoudelijk klopt het’
Hoe bedoel je dat?
“Mijn vrouw is relatiecoach en heeft vorig jaar veel publiciteit gehad, maar Anne houdt op zich niet van dat podium. Ik wél, ik vertel graag wat ik ergens van vind, vind ik leuk. Komt eigenlijk door mijn puberjaren en dat vertel ik aan de mensen: er is geen fase in je leven waarin je zoveel verandert als van je twaalfde tot achttiende. Je lichaam, je manier van denken, je waarden en normen, je hersens beginnen zich te ontwikkelen. Het is zo’n fascinerende periode. Veel psychologen zeggen dat je jouw script al schrijft vanaf je derde, vierde. Of zelfs al in je babytijd. Maar in de puberteit begint dat opnieuw, kom je los van je ouders, trek je meer naar je vrienden toe, begin je jezelf op een andere manier te zien. Mijn overtuiging is dat iedereen diep van binnen nog steeds een puber is, alleen hebben we al die onzekerheden weten te maskeren door onze levenservaring en trucjes. Als je met die ogen naar een puber kijkt, die de trucs nog niet kent en zichzelf overschreeuwt, een beetje cool doet maar eigenlijk gewoon een onzeker jochie of meisje is, dan is het een stuk makkelijker om de onhebbelijkheden te accepteren.”
Je bent 60, maar hebt nog steeds iets jongensachtig. Hoe staat het met de puber in jou?
“In mijn nieuwe boek staat het allereerste interview van mijn dochter Eva. Zij is de dochter van mijn overleden vrouw. Eva was drie toen ik met haar naar Australië ging, waar ik Komt een vrouw bij de dokter heb geschreven. De titel boven haar interview is: ‘Mijn vader is een soort volwassen puber’. Dat denk ik ook en dat koester ik. Zoals je als een puber naar dingen kunt uitkijken, een feest of voetbalwedstrijd, dat heb ik nog steeds. Naar de theatertour nu of een Springsteen-concert, dat is de kunst van het genieten. Van het lol maken met elkaar. Je hebt nooit meer zoveel de slappe lach als in je puberteit, omdat het limbisch systeem, waar je emoties zitten, op volle toeren draait. Ik hou nog steeds van lol maken en flauw doen, dus in die zin denk ik niet dat ik ben uitgepuberd.”
Op school heb je het de leraren moeilijk gemaakt, was je voor je ouders ook zo lastig?
“Nee. Ja, ik heb weleens de auto ondergekotst, maar ik was niet lastig en dat komt door mijn ouders. Die lieten merken dat ze vertrouwen in me hadden, pushten me niet met dingen die ik allemaal moest. Ik kon goed mee op school, rookte niet, dronk wel en veel ook, maar ze lieten me een beetje. Daardoor kreeg ik het idee dat ik goed was zoals ik was. Dat is, denk ik, het grootste cadeau dat je als ouders kan geven. Als je steeds de nadruk legt op wat niet goed is, dan geef je voorwaardelijke liefde. Of je nu vindt dat je puber achten moet halen, in het selectie-elftal moet belanden of meer vriendjes moet maken, eigenlijk zeg je dan: je bent wel oké, maar eigenlijk ben je pas helemaal oké als je wordt wat ik hoop dat je zult worden. Laat gewoon merken, niet alleen in woord, dat je houdt van je kind zoals hij of zij is. Dat hebben mijn ouders gedaan en daar heb ik heel veel voordeel van gehad. Ik had geen reden om lastig te zijn, want ik mocht bijna alles. Ik kwam weleens te laat thuis en dan kreeg ik op mijn donder, maar dat was het dan ook. Ik hoefde thuis niet rebels te zijn.”
Het is je eerste solovoorstelling, maar je hebt gelijk maar een stuk of 50 voorstellingen ingepland.
“Haha, 55. Dat komt door dat puberboek. Ik heb acht of negen romans geschreven, Komt een vrouw… behoort samen met die van Jan Wolkers en Jan Cremer tot de drie bestverkochte romans in Nederland, daar ga ik nooit meer overheen. Maar ook van mijn andere romans zijn tussen de 40.000 en 150.000 boeken verkocht, maar zelfs dan sta je in een bibliotheek voor 80 man. Een keertje 200. Maar in dat puberboek zijn mensen zó geïnteresseerd, ik heb ook nog nooit zoveel inhoudelijke reacties gekregen op een boek. Komt een vrouw… raakte mensen, ze werden boos, haatten het of raakten ontroerd. Kreeg ik ook veel reacties op, maar het puberboek is het meest gewaardeerde door het publiek. Er staat de nodige flauwekul en satire in dat je van een Kluun-boek kunt verwachten, maar inhoudelijk klopt het. Eveline Crone is hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en heeft gepubliceerd over het puberende brein, haar heb ik teksten voorgelegd, of de metaforen klopten. Ze heeft het een en ander veranderd en nu is het, al klinkt het een beetje stom om te zeggen, een klein bijbeltje. Sta ik nu in bibliotheken of scholen, dan zit het vol met 400, 500 ouders. In de voorverkoop is de helft van de theaters al uitverkocht. Hadden we ook weer niet verwacht.”
Ja, de verwachtingen zijn hooggespannen.
“Zeker. Vind ik doodeng! Ik heb er heel veel zin in, maar ben ook wel zenuwachtig.”
Maar je gaat niet langs bij je buren, aan de andere kant van de brug.
“Nee, Carré is iets te hoog gegrepen, haha! Wel DeLaMar en Luxor, vind ik ook spannend. Ik ben geen cabaretier of acteur, maar gewoon een schrijver die uit zijn comfortzone stapt en hopelijk iets heel leuks gaat neerzetten. Maar mijn regisseur zegt ook steeds dat ik mezelf moet zijn en geen rol moet spelen. Ik ben geen Jochem Myjer of Herman van Veen, dat realiseer ik me heel goed.”
‘Ik moet mezelf zijn en geen rol spelen in het theater. Ik ben geen Jochem Myjer of Herman van Veen, dat realiseer ik me heel goed’
Er is al wel een boek van jou (Komt een vrouw bij de dokter) opgevoerd in het theater, hoe was dat? De ultieme erkenning of juist ongemakkelijk?
“Haantjes ook, maar dat werd minder beoordeeld dan Komt een vrouw…. Dat was ook heel goed en kreeg overal vier sterren, maar dat was wel pittig. Het boek is al deels fictie, toen kwam er een film die nog verder van de waarheid staat en dan nog een toneelvoorstelling. Ik heb de afgelopen tien jaar een paar scripts afgekeurd, maar dit van Koen Caris vond ik goed. Net als de regisseur en cast. Ik weet nog dat ik naar de eerste doorloop ging kijken, dat was heftig. Ik werd teruggeworpen in de tijd.
Kijk, Stijn is een uit de hand gelopen versie van mezelf, bovendien van dertig jaar geleden. Ik was al niet Stijn, maar ik ben al helemaal niet meer de Raymond Kluun van dertig jaar geleden. De uitvergrote versie die ik zelf geconstrueerd heb, zie je daar gespeeld worden en dat is heel raar. Carmen is in het boek wel één op één Judith, mijn overleden vrouw. Maartje van de Wetering heeft haar zo fantastisch gespeeld. Er waren veel vrienden van me bij de première die Judith hebben gekend, dat was ook mooi. Dit was een soort standbeeld voor haar. Ik vond het prachtig, ontroerend en heb ook gelachen, maar het kwam wel binnen, het gaat wel over het moeilijkste deel van mijn leven. Wat ik wel fijn vond: veel mensen hebben het verhaal gelezen en iedereen vindt er wat van, maar nu werden de cast en regisseur unaniem beoordeeld van: wauw! Je hebt een paar klassieke verhalen, door dit toneelstuk hoort Komt een vrouw… daar nu ook bij. Dat vind ik als maker van het verhaal heel mooi.”
Tot slot, je hebt al een hulpboek gemaakt voor aanstaande vaders, voor puberouders, ik durf bijna niet te vragen waar het volgende hulpboek over gaat…
“Hahaha!”
Opa’s…
“Dat hoop ik ooit te worden, maar dat mag nog even duren. Ik speel wel met een ander idee. Wij zijn een samengesteld gezin met vijf kinderen en met onze exen hebben we gelukkig een goede band, maar zeker in mijn geval heeft het wel een aantal jaar geduurd voordat we waren uitgevochten. Dus Help, ik ben gescheiden, of Help, ik heb een ex, zou wel kunnen. In de stad zijn één op de twee gescheiden, heb ik het niet alleen over huwelijken, maar over stellen die niet meer bij elkaar zijn. Op het platteland is dat een op drie. Heel veel mensen kampen daarmee, dus ik denk dat ik daar wel iets leuks en nuttigs over kan schrijven.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Ivo van der Bent