Frans: van Frits tot Mark
De vertolking van Frits van Sweelinck-Aerdenhout in de comedy In De Vlaamsche Pot (1990-1994) betekende de doorbraak van Frans van Deursen (Amsterdam, 1962). Bijzonder, want hij had op dat moment nauwelijks acteerervaring en was al na een jaar gestopt met de studie Theaterwetenschappen. “Ik wist al jong dat ik het vak in wilde, ik wist alleen niet hoe. Die studie leek me wel wat, maar ik was iemand die theater wilde máken en er niet over wilde praten en theoretiseren. Maar ik moest ook deels noodgedwongen stoppen, ik kon het simpelweg niet meer betalen. Mijn ouders waren allebei al overleden, dus ik moest het zelf regelen.”
Van Deursen dook in de praktijk en maakte zichzelf de verschillende disciplines in het artistieke vak eigen. Op televisie was hij te zien in series als Baantjer, Voetbalvrouwen en Bed & Breakfast. Voor Koefnoen persifleerde hij onder meer Mark Rutte. De laatste jaren verplaatste zijn werkterrein zich steeds meer naar het theater. Vanaf 10 november is hij iedere zondag (21.30 uur, SBS6) weer op televisie te zien in de nieuwe versie van Medisch Centrum West.
In de jaren negentig was je overal in te zien, waar ben je al die tijd gebleven?!
“De meeste mensen kennen me van televisie en als je daarvan verdwijnt, denkt iedereen dat je niets meer doet, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik heb over de afgelopen 35 jaar een cv van zes A4’tjes, dus ik heb echt veel gedaan, alleen niet per se voor een miljoenenpubliek. Ik heb veel in het theater gezeten, in muziekvoorstellingen gespeeld en ook geschreven. Paar platen gemaakt, mee opgetreden. Dat soort dingen. In bijna alle facetten van het vak ben ik wel bezig geweest. Ik vind het fijn om te switchen en voortdurend verschillende dingen te doen, dat maakt me voor de buitenwacht altijd wat ongrijpbaar, mensen willen je graag in een bepaald laatje kunnen schuiven. Dat is bij mij wat moeilijker en daardoor ben ik misschien wat lastiger vindbaar, maar daar heb ik zelf geen last van.”
‘Kees is een verpleegkundige met een autoriteitsprobleempje. Hij kan niet zo goed overweg met de veranderingen in de zorg en daardoor ontspoort het af en toe’
Je speelt nu dus in Medisch Centrum West. Zijn er raakvlakken met het verleden of is het iets heel nieuws?
“Het enige raakvlak met het verleden is dat de maatschappelijke thema’s zich afspelen in een ziekenhuis. En de naam dan. Ik heb de oude serie zelf trouwens nooit gezien, is altijd aan me voorbijgegaan. Ik keek toen niet zoveel televisie, als ik zelf niet speelde, las ik liever een boek. En zover ik wist was het een beetje soapie en daar hou ik niet van. Ik wist wel wie erin speelden en ik kende Marc Klein Essink, die speelde in het studententoneel waarmee ik weleens te maken had, maar verder ken ik het origineel niet. Maar dit is een totaal nieuwe serie met een volledig nieuwe cast en karakters. Het speelt zich af op de spoedeisende hulp van een provinciaal ziekenhuis, niet zo’n kolos die de hele regio moet bedienen. Laat ik maar zeggen: een sympathiek ziekenhuis. Het is ook geen soap, maar drama. We volgen zeven vaste karakters, variërend van dokters tot verplegers en de schrijvers hebben geput uit de actuele problemen in de zorg, dat zijn er natuurlijk nogal wat.”
Welke rol speel jij?
“Mijn naam is Kees Bakker, een verpleegkundige die al dertig jaar op de spoedeisende hulp werkt in dat ziekenhuis. Ik ben een soort ruggengraat van de afdeling, een man met een groot hart, zeker ook voor zijn patiënten, maar ook met het hart op de tong. Met humor ook, dat is wel fijn om te spelen. Hij heeft een autoriteitsprobleempje en is een oudere witte man die een beetje moeite heeft met het moderne tijdsgewricht. Met de veranderingen in de zorg, woke patiënten; allemaal dingen waarmee hij niet zo goed overweg kan en daardoor ontspoort het af en toe.”
Staat zo’n man dicht bij je of moest je je inlevingsvermogen aanspreken?
“Ik ben geen oude witte man die moeite heeft met het moderne tijdsgewricht, ik sta gelukkig met beide benen stevig in de moderne wereld. Maar ik ken ze natuurlijk wel en acteren is toch vooral je fantasie gebruiken en daar vorm aan geven. Dus ik begrijp het personage wel en zeker de problemen in de zorg die hij aantreft. Als je zoals wij een half jaar bezig bent met deze serie, begrijp je die problemen ook nóg beter. Op de set liepen professionele verpleegkundigen en artsen rond die ons waar nodig konden helpen, met de verhalen die je van hen hoort kun je wel uit de voeten. Het valt best tegen om in de zorg te werken, is ook keihard werken, heb ik begrepen. Ik kan me voorstellen dat dat een bepaalde druk op je legt.”
Dus je overweegt geen carrièreswitch?
“Nee, dat zou voor de patiënten ook niet goed zijn, denk ik.”
Waarom niet?
“Ik ben een erg aardig mens en kan goed met mensen omgaan, maar ik zou op een gegeven moment mijn geduld verliezen. Acteurs zijn tot op zekere hoogte egocentrisch, ik denk niet dat je die te veel op mensen moet loslaten, haha.”
Het afbreukrisico is groot als je zo’n iconische titel nieuw leven inblaast, ben je daar niet bang voor?
“Nee. Ga maar kijken straks en dan mag iedereen ervan vinden wat ie wil. Iedereen vindt tegenwoordig sowieso ergens iets van. Opinions are like assholes, iedereen heeft er een. En dat mag ook, maar ik denk dat de mensen die het kennen van vroeger eerder benieuwd zijn naar de nieuwe versie. Het is een jaar of 35 geleden dat de oude serie op tv kwam, de meeste mensen zijn hopelijk met de tijd meegegaan, die snappen ook wel dat dit iets anders is. Een aantal acteurs uit de oude serie zijn er ook gewoon niet meer, dus je moet ook wel iets anders. Ik merk het wel, ik weet alleen dat wij er een half jaar fijn aan hebben gewerkt. Ik heb de eerste aflevering teruggezien in de ruwe montage en daar was ik heel enthousiast over, terwijl ik altijd kritisch ben. Ook op wat ik zelf doe. Ik denk dat we iets fijns hebben gemaakt en dan moeten de mensen maar bepalen of dat zo is. Daar heb je nooit vat op.”
Heb je dan helemaal niet getwijfeld om je naam hieraan te verbinden?
“Nee. Het gekke is: dit is de eerste acteerklus sinds jaren die ik weer doe, ik was een beetje klaar met het vak. Bijna iedere acteur en actrice krijgt zo’n periode dat je in een bepaalde leeftijdscategorie zit en dat de rollen even niet zo interessant zijn. Word je steeds voor hetzelfde soort rollen gevraagd. Dan zit je in een bepaald laatje en is het heel moeilijk om daaruit te komen. Op een goed moment wordt alles dan een beetje sleets. De laatste jaren schreef ik meer aan voorstellingen en liedteksten, zat ik meer in de muziek. Toen werd ik hiervoor benaderd en las ik de eerste twee afleveringen. Die vond ik fijn geschreven. Was ook een heel ander type en personage dan weer dat van de bad guy. Ik zeg alleen nog ja op rollen waar een beetje vlees aan zit, er moet wel iets zijn om te spelen. Hiervoor moest ik echt uit een ander vaatje tappen, ik heb een test gedaan die goed viel en dacht: why the fuck not? Laten we weer eens fijn voor de camera gaan staan en ik ben heel blij dat ik dat gedaan heb, want hierdoor heb ik het plezier in het spelen weer helemaal teruggekregen. Dus daarvoor is dit in ieder geval al goed geweest.”
‘Ik ben altijd een druk baasje gebleven. Of beter: ik ben de baas van mijn eigen circus geworden en er is echt niks leuker dan dat’
Het smaakt naar meer?
“Jawel. Als dit een beetje goed landt en er wordt besloten nog een seizoen te draaien, vind ik dat niet vervelend, nee. Het was een heel fijn team, goede crew, fijne collega’s. Het was keihard werken. Van zeven tot zeven voor de camera staan, daar hou ik wel van. Vlak hierna werd me een andere serie aangeboden, die ben ik nu aan het draaien. Waarschijnlijk ben ik nu in een leeftijdscategorie gekomen waarin er weer meer te spelen valt. Het blijft een leuk vak, het is hollen of stilstaan. Ik heb mijn hele loopbaan instinctief en intuïtief alleen de dingen gekozen die me echt interessant leken. Zodra iets niet boeiend of uitdagend genoeg is, of alleen voor het geld, doe ik het gewoon niet. Niet meer in ieder geval. Als je toch bezig bent met dit vak moet je mooie dingen maken. Althans, zelf het idee hebben dat je mooie dingen maakt.”
En wat vind jij mooi?
“Wat ik al zei: ik hou van die afwisseling en dat is bijna altijd automatisch gegaan. Ik hou van muziek maken en schrijven, acteren. Daar verdien ik al 35 jaar mijn brood mee, dus ik denk dat ik er ook wel talent voor heb. Op een gegeven moment ben ik meer eigen producties gaan maken en daarna dus ook een aantal platen. Een album met vertalingen van Tom Waits, daar heb ik ook mee getourd. Een paar jaar later heb ik de gedichten van Leo Vroman op muziek laten zetten door verschillende componisten en liedjesschrijvers die ik hoog heb zitten, zoals Daniël Lohues, Bertolf, Paul de Munnik, Michiel Borstlap. Tien jaar geleden maakte ik een lange reis door Amerika, daar heb ik veel geschreven en een plaat van gemaakt, maar die kwam uit toen corona uitbrak. Die hele tour is niet doorgegaan, dus daar heb ik echt niets mee kunnen doen. Maar ik ben altijd een druk baasje gebleven. Of beter: ik ben de baas van mijn eigen circus geworden en er is echt niks leuker dan dat.”
Het is een trend dat oude programma’s worden teruggebracht op televisie, heb je daar een verklaring voor?
“Nou, ik denk dat dat hetzelfde mechanisme is als in het theater, waar liever een coverband wordt geboekt dan een band met origineel materiaal. Bij die coverbands zit het ook vol, dus het publiek houdt er kennelijk ook van om te omarmen wat ze al kennen. Dat is veilig, je weet wat je krijgt, ook al is het een coverband. Ik zou liever een echte plaat opzetten, maar dat ben ik. Het biedt waarschijnlijk een gevoel van zekerheid, dat is altijd fijner dan: o, het is nieuw en eng. Ik denk dat het daarmee heeft te maken. En daar springen producenten, theatermakers en muzikanten weer slim op in.”
Over vertrouwde dingen gesproken: In De Vlaamsche Pot wordt nog steeds uitgezonden!
“Dat schijnt, ja. Ik zie het aan de afrekeningen van de Norma, een stichting die de naburige rechten beheert. Ik heb eerlijk gezegd nooit begrepen wat het precies inhoudt, maar als je als acteur in een film of serie hebt gespeeld die wordt herhaald, krijg je daar elk jaar een afrekening van. Dus ik zou zeggen: blijven uitzenden, haha! Kun je geen huis van kopen, hoor. Maar wel leuk van uit eten.”
Eén keer?
“Haha, misschien twee keer, ligt eraan waar je gaat eten. Maar ik kan me heel moeilijk voorstellen dat mensen er 35 jaar na dato nog naar willen kijken. Ik heb het tien jaar geleden nog eens teruggezien. Mijn nieuwe vriendin had In De Vlaamsche Pot nog nooit gezien, dus die wilde kijken waarmee ik beroemd ben geworden. Beroemd tussen aanhalingstekens, hè. Hebben we twee afleveringen gekeken en ik dacht alleen maar: Jezus Christus... Het is heel ouderwets als je het naast de moderne series legt, maar dat is ook logisch, het is 35 jaar geleden gemaakt. Opgenomen in een studio met een bordkartonnen decor, met publiek erbij ook. Er werd dus écht gelachen, niet met een lachband of zo. Volgens mij worden series in Nederland überhaupt niet meer op zo’n manier gemaakt. Was heel leuk om te doen, het betekende mijn doorbraak. Ik kan het me dus echt moeilijk voorstellen, maar kennelijk beleven mensen er nog steeds plezier aan. Waarom zouden ze het anders blijven uitzenden? Ik weet trouwens niet eens waar het herhaald wordt.”
‘Ik kan het me dus echt moeilijk voorstellen, maar kennelijk beleven mensen nog steeds plezier aan In De Vlaamsche Pot’
Ik geloof RTL Lounge.
“Oké, dat heb ik niet. Ik denk dat John de Mol nog steeds goede zaken doet dan.”
In de jaren negentig had je naast In De Vlaamsche Pot nog talloze comedy’s die aansloegen. Oppassen!!!, Het zonnetje in huis, Flodder…
“… Vrienden voor het leven.”
Precies. Waarom worden er tegenwoordig geen leuke comedy’s meer gemaakt?
“Ik heb echt geen idee. Je hebt nu veel van die sketchprogramma’s die ze vroeger al in Engeland hadden. Misschien hebben we geen goede schrijvers meer. Hoewel, we hebben De Luizenmoeder gehad, dat was goede comedy. Wel op een andere manier, zo’n studio met bordkarton is natuurlijk achterhaald. Maar je had ook iets waarin Thomas Acda speelde (Jeuk, red.) en ’t Schaep met de 5 pooten. Dus het valt wel mee, ze zijn er wel.”
Maar daar moet je vrij lang voor nadenken, terwijl we net zo zitten te pingpongen over oudere comedy’s.
“Dat is waar. Maar zo gaat dat met alles, het gaat in golfbewegingen. Gaat iedereen ineens dát maken. Ik denk dat het ook moeilijk is om goede comedy te schrijven, op een gegeven moment zijn alle arena’s die je kunt gebruiken ook wel op. In De Vlaamsche Pot had wat dat betreft een goede arena, met een restaurant kun je alle kanten op. Daarnaast hadden we twee homoseksuele mannen, was toen nog bijzonder. Er was nog nooit een serie gemaakt waarin twee mannen met elkaar in bed lagen, dus dat was ook een slimme ingang. In die tijd had je maar drie of vier netten, dus hadden we sowieso al achterlijk veel kijkers. Op een goede avond keken er drie of vier miljoen mensen, net zoveel als nu naar een belangrijke voetbalinterland. Dat haal je tegenwoordig niet meer.”
Je schrijft zelf ook, voel jij jezelf niet geroepen een succesvolle comedy uit de grond te stampen?
“Nee. Nou ja, tenzij ik een gouden idee zou krijgen. Maar dat is niet mijn ambitie, joh. Weet je trouwens dat ik na In De Vlaamsche Pot ook nooit meer hardcore-comedy heb gedaan?!”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Ivo van der Bent