Verbazing alom. “Dus je wilt een dagje met ons meelopen? Wat zeg je nou? Je wil het zelf ook uitproberen? Juist ja. Ik gooi het even in de groep en kom er bij je op terug.” Twee dagen later: “Hoi, met Danny. We zijn akkoord, maar dan wel onder één belangrijke voorwaarde. Wij willen vooraf het artikel inzien. Als dat kan, dan mag jij mee naar onze volgende furmeet. En dan mag je ook mijn pak aan. Een stokstaartje. Lijkt dat je wat? Maar nogmaals: het is erg belangrijk dat wij de tekst vooraf mogen lezen.”
Vijf dagen later: een appje met een link naar de website dutchfurs.nl, met bovenaan die site de titel: ‘16 november 2024 – Demo Zwolle’. En eronder de tekst: ‘Welkom furries. Dit evenement zal de introductie in de wereld van furries worden voor Panorama-verslaggever Ryan Claus. Ik heb meerdere gesprekken met hem gevoerd en zijn intenties zijn goed. Hij belooft het furry fandom van een positieve kant te belichten. Ik mag de tekst inzien vóór publicatie.”
Omgeven door taboes
Nog voordat ik Danny Palic, een veertiger die zich in zijn vrije tijd graag verkleedt als pluchen stokstaartje, daadwerkelijk de hand kan schudden, heb ik het gevoel hem al jaren te kennen. Puur vanwege alle voorzorgsmaatregelen. “Sorry hoor, maar onze ervaringen met de mainstream media zijn niet altijd even goed,” verontschuldigt de Hilversummer zich direct, als het moment eindelijk daar is. We staan op een verlaten parkeerdek, bovenop een Zwolse parkeergarage. Het is hier leeg en verlaten, waardoor het al snel aanvoelt alsof hier enkel drugsdeals worden gesloten, óf volwassen mensen samenkomen om zich ongezien in dure dierenpakken te hijsen.
“Volwassen mensen die het leuk vinden om zich af en toe te verkleden als een hond, een kat of een draak, dat wordt als raar gezien,” gaat Danny verder. “En misschien is dat het ook wel een beetje. Maar so what? Wij maken plezier, we maken anderen mensen blij, we halen geld op voor goede doelen en we doen er geen vlieg mee kwaad. Het zou mooi zijn als die kanten van de furrie wat vaker worden belicht.”
Een belangrijke reden waarom mij vandaag als ‘mainstream’ journalist door Danny en vijf van zijn mede-furries tóch een inkijkje wordt gegund in hun besloten wereldje: mijn bereidheid om dadelijk zelf in zo’n gigantisch knuffelkostuum te kruipen en de wereld enkele uren door de ogen van een furry te bekijken. “Ja mensen, we zijn hier vandaag voor Ryans allereerste furwalk!” richt Danny zich tot de groep. Bescheiden applaus van de vijf andere furries, die zich in een kringetje om Danny heen hebben verzameld.
“Wat is het plan?” vervolgt hij, om die vraag vervolgens zelf te beantwoorden. “We gaan ons dadelijk omkleden en dan lopen we over een half uur op ons gemakje richting het stadscentrum.” De organisator kijkt nu mij aan: “Normaal gesproken is dat een loopje van vijf minuten, maar als stokstaartje ga je dat nooit redden.” De andere aanwezigen moeten daar heel hard om lachen. Danny wijst naar de lift, een meter of vijftien verderop. “Zie eerst daar maar eens te komen binnen die vijf minuten. Trouwens: ben je claustrofobisch? En kan je een beetje tegen heel hoge temperaturen?” Ik knik stoïcijns, maar diep van binnen bekruipt mij ineens een lichte nervositeit. Hoe zwaar wordt dit?
“Als we straks in de stad zijn, wandelen we een stukje over de markt en blijven we even hangen bij de fontein,” vervolgt Danny. “Beetje zwaaien, knuffelen en selfies maken. Mensen blij maken en zo. Daarna wandelen we weer terug. Al met al zullen we een uur á anderhalf bezig zijn.” Dat valt mee, denk ik bij mezelf, maar daar is die ernstige blik van Danny alweer. “En geloof me, langer moet je ook echt niet willen voor de eerste keer. Onderschat niet hoe zwaar en warm het kan worden in dat pak. Oh ja, voordat ik het vergeet: vandaag is er in Zwolle kennelijk een sinterklaasintocht. Dat betekent dus heel, héél veel kinderen. Wist ik niet. Jullie zijn gewaarschuwd.” Weer moet iedereen heel hard lachen. Iedereen, behalve de mainstream journalist.
Danny Palic: 'Volwassen mensen die het leuk vinden om zich af en toe te verkleden als een hond, kat of draak, dat wordt als raar gezien'
Leeuwenhoofd
Voordat ik mijn hoofd in een loodzwaar dierenmasker steek en me niet meer verstaanbaar kan maken, leer ik in vogelvlucht mijn mede-furries kennen. Een man die zichzelf voorstelt als Sietse zegt al dertien jaar in het wereldje van furries rond te banjeren. “Een veteraan? Uhm, ja, zo mag je me best noemen,” antwoordt hij, zichtbaar trots. Zoals de meeste furries ontdekte de 42-jarige Fries zijn hobby op internet. “Ik zag YouTube-filmpjes uit Amerika hiervan en dacht: dat lijkt mij ook leuk. Mijn eerste keer in een fursuit was spannend, maar wél meteen heel leuk. Ik beleef er zelf veel plezier aan, maar ik maak andere mensen er ook heel vrolijk mee. Dat zul je straks wel merken.”
Uit zijn achterbak tovert Sietse een gigantisch pluchen leeuwenhoofd tevoorschijn. “Dit is Leo, mijn main character. Thuis heb ik ook nog een steenbok liggen. Die draag ik volgende week weer, tijdens een sinterklaasfeestje. Ik vind het leuk om af te wisselen. Voor mij is furry zijn geen wekelijkse kost, zoals dat bij anderen wel het geval is. Ik bezoek een aantal events per jaar, en heel soms loop ik met een furwalk mee, zoals vandaag.” Of Sietse last ondervindt van al die taboes? “Nee hoor. Al heb ik mijn collega’s bewust niet verteld dat ik dit in mijn vrije tijd doe. Je weet toch nooit helemaal hoe mensen erop zullen reageren. Mijn vrienden en familie weten het wel.”
Naast Sietse staat Tim, een grote kerel met dito baard. Die naam is niet echt, want deze furry blijft liever anoniem. Net als Sietse loopt ook hij al een flinke poos mee. “Een jaar of tien. Ik werd toen gegrepen door die mooie dierenpakken. Het idee van een fantasiewereld trok mij aan. Ik bezocht een evenement en dat voelde als een warm bad. Zoveel vriendelijke, lieve mensen. Voor mij is het echt de community die dit zo leuk maakt. Het is een wereldje voor buitenbeentjes, maar wel heel gezellige buitenbeentjes. Een groot deel van de furries is ook in de LHBTQ-gemeenschap actief. Zelf ben ik autistisch en daar lopen er in deze scene ook wel meer van rond. Ik heb hier veel goede vrienden mee gemaakt.”
Pas na negen jaar evenementen bezoeken schafte Tim zijn eigen dierenkostuum aan, vertelt hij. De grootste reden voor die lange wachttijd: het prijskaartje. “Fursuits zijn peperduur,” zegt de dertiger. “Die van mij was 6000 euro, maar op internet worden unieke exemplaren soms geveild voor 60.000 euro.” Hoe was zijn ‘eerste keer’? “Heel spannend, maar ook een beetje een deceptie. Ik had vooraf veel YouTube-filmpjes gekeken voor tips en tricks. Het was op een groot furry-event. Toen ik die zaal binnenstapte, keek niemand mij aan. Niemand zei iets. Op zo’n event lopen honderden, soms duizenden andere furries rond. Ja, dan moet je wel van hele goeden huize komen om eruit te springen. Ik ga daarom veel liever wandelen door de stad in mijn dierenkostuum. De reacties die ik dan krijg…echt fantastisch. Vooral die van kinderen. Mijn meest memorabele ervaring? Een bijeenkomst voor mensen met een beperking. Die mensen werden zó blij van ons. Daar doe ik het voor. Om mensen een hart onder de riem te kunnen steken.”
Voordat ik mijn eigen vuurdoop onderga, doet ook Danny, welbeschouwd de ‘godfather’ van de Nederlandse furry-scene, in vogelvlucht zijn verhaal. “Tegenwoordig lopen er wereldwijd een miljoen furries rond, maar toen ik hier in de jaren 90 mee begon, stond het nog in de kinderschoenen. De eerste furries stammen uit de eighties. Toen waren het vooral IT’ers en computerfanaten die furries zagen als een manier om te ontsnappen aan de dagelijkse rompslomp.
In Silicon Valley en in heel Californië is het toen echt gegroeid. Nog steeds zijn veel furries hooggeplaatste mensen uit de IT-wereld, waarin ik zelf ook werk. Dat levert grappige situaties op. Zo kom ik voor mijn werk weleens bij nationale banken, of bij belangrijke vergaderingen, met allerlei hoge piefen. Soms herken ik dan een of andere bankdirecteur, of andersom. Dan kijk je elkaar aan met zo’n blik van: ja vriend, volgens mij ken ik jou. Jij bent ook een furry.”
Zieke kinderen
Danny vist uit zijn achterbak zijn aaibare alter ego: Thabo Meerkat. “Die naam, Thabo, betekent vrolijkheid in het Swahili,” verklaart hij. “En dat is ook precies wat deze bezigheid voor mij betekent. Een hobby die mij vrolijk maakt, waarin ik mijn creativiteit kwijt kan en waarmee ik energie bijtank. Het is ook een uitlaatklep. Ik heb een drukke, verantwoordelijke baan. Als Thabo kan ik even helemaal ontladen. Niet alleen op door gek te doen met andere furries, maar ook door zieke kinderen in het ziekenhuis te verblijden. Ik zeg het je, als je die kindjes heel even aan het lachen kan maken, en achteraf hoort waarmee zij te dealen hebben, dan komt dat binnen. Dat werk is zo, zo dankbaar.”
Daarover gesproken: het is zover. De kinderen (en volwassenen) van Zwolle moeten vermaakt, geknuffeld en ge-high-fived worden. Achter Danny’s auto tover ik mij om tot ’s lands bekendste furry, Thabo Meerkat. Dat gaat niet zonder slag of stoot. “Jezus, wat een gigantisch onding,” vloek ik al na twintig seconden. Vooral die dikke kuiten voelen als twee zandzakken die je meesleept. “Wil je zwarte pootjes, of pootjes met hele leuke slippers?” vraagt Danny bloedserieus. Doe maar die tweede. Het maakt nu toch niks meer uit.
Fotograaf Clemens lacht zich suf. “Ik heb jou veel dingen zien doen, maar dit slaat alles.” Als Danny mij helpt met het laatste gedeelte, het hoofd, zie ik ineens niks meer. Of wacht, toch wel, maar heel vaag en heel weinig. Twee piepkleine kijkgaatjes, daar moet ik het mee doen. “Dit is bijna niet te doen,” mompel ik. Ademen blijkt ook een uitdaging. “Hoe doen jullie dit in godsnaam met dertig graden?” roep ik door het zware gevaarte heen. “Met een koelvestje eronder,” antwoordt Danny, voor wie ik steeds meer respect krijg. Deze mensen zijn topsporters.
'Als wij deze garage uitlopen, weet je niet wat er gaat gebeuren. Mensen die aan je staart trekken. Stoere gastjes die je lastigvallen of ineens op je afstormen'
Niet iedereen heeft zijn kostuum vandaag meegenomen. “Ik ga mee als spotter, zegt Tim*. “Om te zorgen dat iedereen veilig en gezond blijft.” Danny springt al bij met tekst en uitleg: “Spotters zijn mensen die furries tijdens dit soort uitjes heel nauw in de gaten houden. Dat is cruciaal. Als wij dadelijk deze garage uitlopen weet je gewoon niet wat er gaat gebeuren. Mensen die aan je staart trekken. Stoere gastjes die je willen lastigvallen. Tientallen kinderen die ineens op je afstormen, je omsingelen en dringen om met je op de foto te gaan…” Ligt het aan mij, of is het nou echt zo benauwd in deze garage? “Daarover gesproken,” vervolgt Danny, “pas op voor heel enthousiaste kinderen. Die rennen soms keihard op je af, en dan precies op de hoogte van je middel. Denk vooral aan waar je eigen ‘stokstaartje’ zich bevindt, als je begrijpt wat ik bedoel.” Weer moet iedereen hard lachen.
“Maar denk ook aan benauwdheid, hoofdpijn of acute misselijkheid,” gaat hij verder. “Laatst hadden we iemand zoals jij, die voor haar eerste keer meeliep, en die al binnen enkele minuten claustrofobisch bleek. Dan moet je als spotter snel ingrijpen. Maar we maken je nu een beetje bang, merk ik. 99 van de 100 keer gaat het gewoon goed, hoor. Of nou ja: 97 keer.” De furries liggen alweer in een deuk. Ik begin die duistere furry-humor nu ook wel te waarderen.
Dag verpest
Terwijl ik waggelend de lift bereik, krijg ik van Danny, die vandaag ook spotter is, de laatste instructies. “Vanaf nu liever niet meer praten. Dat haalt de magie eraf. Vooral veel zwaaien en grappig doen. Doe als je favoriete cartoonfiguur. Loop niet te ‘normaal’. Denk liever aan de The Ministry of Silly Walks van Monty Python. En als kinderen bang worden of beginnen te huilen: kiekeboe doet het altijd goed. En anders gewoon zwaaien en verder lopen. En wat je ook doet: trek nooit je masker af. Als kinderen zien dat Thabo eigenlijk een journalist is, heb je hun dag verpest. Maar luister wel goed naar je lichaam. Krijg je tintelingen, lichte hoofdpijn of als het ook maar een beetje warm begint te worden: maak dan even een gebaartje naar een spotter. Dan gaan we direct terug. Je moet namelijk ook het hele end weer teruglopen. En geloof me: je gaat het warm krijgen.” Dat is het nu al.
Ping. De liftdeur gaat open. Ik loop naar buiten, de straat op. Daar sta ik dan. In hartje Zwolle, als een gigantische stokstaart. Jezus, wat voelt dit ongemakkelijk. Confronterend. Ronduit vervelend. Daar komen de eerste mensen op mij afgelopen. Dit is enger dan verwacht. “Ben ik wel echt onherkenbaar?” vraag ik aan de fotograaf. “Absoluut,” roept hij, alvorens weer in lachen uit te barsten.
Een vader en zijn twee zoons, vermoedelijk van een jaar of 8, staan ineens voor mijn neus. De jochies bekijken mij van top tot teen. Hun oogjes glimmen. Uhm, wat doe ik nu in godsnaam? Ik weet mij totaal geen houding te geven. Beweeg als een cartoonfiguur, zei Danny eerder. Ik kijk nooit cartoons. En dus blijf ik staan als een zoutzak en begin maar wat te zwaaien. De jongens zwaaien wild terug en beginnen te lachen. Verrek. Het werkt. Daar was weinig voor nodig.
Als ik de jochies vervolgens van een high five voorzie en met ze op de foto ga, lijken zij dol- en dolgelukkig. De eerste horde is genomen. Dat viel best mee. Toch verlopen de eerste tien minuten uiterst onwennig. Het is een bizarre gewaarwording dat iedereen, maar dan ook iedereen op straat je ineens aanstaart. En naar je toetert. En met je op de foto wil. Is dit hoe het is om een Gordon, Patty Brard of Memphis Depay te zijn? Dan ben ik heel blij dat ik een simpele mainstream journalist ben geworden.
Huilende baby’s
Danny’s voorspelling komt uit: het stikt vandaag in Zwolle van de hyperactieve kids. Als we het Grote Kerkplein oplopen, zien we in de verte een gigantische stoet, wachtend op Sinterklaas. Ze kijken nu nog de andere kant op, maar als er ook maar eentje omkijkt en mij spot….“We moeten hier snel weg,” roep ik in paniek, dwars door mijn masker heen. In versnelde pas duiken we de markt op. Het grote gevaar is geweken. Voor nu. Maar op de markt is het ook niet bepaald rustig.
Daar komen de eerste mensen op mij afgelopen. Dit is enger dan verwacht. 'Ben ik wel echt onherkenbaar?' vraag ik aan de fotograaf. 'Absoluut', roept hij
Zo beland ik in een onophoudelijke stroom van high-fives, knuffeltjes met kinderen, huilende baby’s, selfies met moeders die mij stiekem leuker vinden dan hun kroost en vooral heel veel blije gezichten. Gaandeweg begrijp ik Danny, Sietse en Tim steeds beter. Mensen aan het lachen maken, zonder al teveel moeite, voelt inderdaad best lekker. En iedereen doet mee, zelfs van die stoere jochies waar Danny mij voor waarschuwde. Het is oprecht een verademing om, in deze tijden van polarisatie en maatschappelijke ellende, gewoon een potje gezellig te doen op straat met wildvreemden. Ongemakkelijk, maar wel gezellig ongemakkelijk.
Na een half uur als Thabo Meerkat begin ik ineens zwaar te ademen. Nog geen halve minuut later krijg ik het hondsbenauwd en staan de zweetdruppels op mijn voorhoofd. Dit gaat niet goed, gebaar ik naar Danny. “Thabo Out!” Een half uur later staan we weer op het verlaten parkeerdek, aan de buitenrand van Zwolle. Als ik mijn masker eindelijk mag afzetten, ontvang ik van alle kanten schouderklopjes. “Je bent een natuurtalent,” complementeert Danny mij. “Dat meen ik echt. Je deed het fantastisch.” Voordat ik afscheid neem van mijn harige vrienden en definitief terugkeer naar de menselijke wereld, heeft Danny nog één vraag aan mij. “Zou je nog eens met ons mee willen?” Absoluut, zeg ik. “Als spotter.”
*De naam Tim is wegens privacy-redenen gefingeerd. Zijn echte naam is bij de redactie bekend.
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken