Als wij iets groot op de cover zetten, zo groot dat zelfs Joke Bruijs in een hoekje ter grootte van een postzegel wordt gedrukt, dan weet je dat het menens is. Dan willen we zo snel mogelijk antwoord op vragen die ons voorstellingsvermogen te boven gaan, bijvoorbeeld over het fenomeen laten-we-gezellig-tegen-elkaar-aan-kruipen-op-het-strand-als-het-kwik-boven-de-25-graden-kruipt. Wáárom, inderdaad. Mocht je zelf nu ergens op het strand liggen met deze Panorama in je bezwete klauwen, laat het ons vooral weten.
In de zomer van 1988, toen we nog op een oranje wolk zweefden door het prille voetbalgeluk dat ons was overkomen, stelden we die vraag ook al eens. Alleen niet aan krokant gebakken badgasten in Scheveningen of Zandvoort, want hun antwoord lag voor de hand – “Lekker toch, eventjes op de huid bakken!” Nee, we vroegen het aan mensen die er écht verstand van dachten te hebben, zoals psychologen, sociologen en zelfs schrijvers met een godsgruwelijke pestpokkehekel aan zomers vertier. Wel zo vermakelijk, dachten wij.
‘Het accent is verlegd naar de bilpartij. Billen zijn de Nieuwe Borsten, zij het zonder tepels’
Peter Hofstede, een socioloog, vatte de koe meteen op semi-poëtische wijze bij de horens. “De mens is vleesgeworden softporno,” zei hij. “Alleen is maar alleen en op het strand ben je samen in de anonimiteit van het halfblote menszijn. De paradijselijkheid van de collectieve softporno tilt je uit boven jezelf. Juist in de menigte wordt levensgenieten tot een gemeenschappelijke, ja bijkans religieuze ervaring.” Zo, nu jij weer.
Lennaert Nijgh, inderdaad de liedjesschrijver voor onder anderen Boudewijn de Groot, wilde in dat kader ook wel een erotische ontboezeming doen van toen hij nog een jongvolwassene was bij wie het grootse en meeslepende seksuele leven nog moest beginnen. “Ik zag een vrouw van misschien 30, haar naam weet ik niet meer. Ik weet alleen dat ze haar bovenstukje uitdeed en haar grote, nog erg witte boezem tentoonstelde. Ze keek uitdagend om zich heen, want het was nog een waagstuk. Iedereen deed zijn best om het normaal te vinden, want we waren progressief en het mocht allemaal. Verboden te verbieden. Ik herinner me de verbazing die ik voelde, omdat het helemaal niet mooi of opwindend was, die grote witte dingen.”
Onze eigen columnist van toen, Hans Auer, hield zich ook niet in als het over zonaanbidders ging. “Het ergste dat de zonaanbidder kan overkomen is als men te bruin raakt,” zei hij. Ooit zag hij Willeke Alberti op het strand die veel te lang in de zon had gelegen: “Ze was zo ontzettend far out bruin dat ik dacht aan een zorgwekkende huidkwaal. Met zonnen moet men dus een grens in acht nemen. Te bruin is het eczeem der leeghoofden.”
Wat volgens hem dan wel weer positief was, was het gevecht om topless te mogen zonnen, een strijd die in 1988 allang in het voordeel van de blote borst was beslecht. Auer: “Er zijn nu zoveel borsten zichtbaar dat de belangstelling is getaand. Sterker nog: het accent is verlegd naar de bilpartij. Billen, dus op de plek waar de rug geen rug meer heet, zijn de Nieuwe Borsten, zij het zonder tepels.”
Mooie tijd, vind je niet? Probeer nu nog maar een blote borst op het strand te vinden, die strijd is namelijk allang weer verloren.