Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert
Premium

De meesterrover: geen museum was veilig voor Stéphane Breitwieser

Bijna dertig geleden, in maart 1995, steelt de relatief onbekende Fransman Stéphane Breitwieser (52) voor het eerst in zijn leven een schilderij. Het is het begin van een verbazingwekkende loopbaan als kleptomaan. Bij zijn arrestatie zes jaar later eindigt de teller op 239 (!) gestolen kunstwerken, uit 172 verschillende musea. Ongetwijfeld een wereldrecord. Wie is deze Eddy Merckx onder de kunstdieven?

Stéphane Breitwieser

*Stéphane Breitwieser ziet vele rechtszalen vanbinnen zoals hier in 2005 in Straatsburg.

Zijn honger naar trofeeën is van Lionel Messi-achtige proporties. Kleptomaan Stéphane Breitwieser laat zijn oog niet alleen vallen op schilderijen, maar ook op gouden ringen, schalen, kruisbogen, horloges, beeldhouwwerken, vazen, ridderhelmen, wandtapijten en complete serviezen. Over zijn werkwijze kun je boeken vol schrijven. Inbreken doet hij nooit. Ongewapend, zelfs zonder bivakmuts of capuchon, wandelt hij gewoon op klaarlichte dag een museum binnen, waar hij net als alle andere bezoekers een kaartje koopt aan de kassa. Niet veel later loopt hij naar buiten met een peperduur kunstwerk onder zijn jas. Of in zijn rugzak of een boodschappentas. Voordat beveiligers überhaupt in de gaten krijgen dat er iets is verdwenen, gaat Breitwieser in de buitenlucht al op in de menigte. Het lukte hem ooit om met de Bedrog loont zijn meester uit 1559 van de Brabantse kunstschilder Pieter Bruegel de Oude, dat de waarde vertegenwoordigt van zeker een paar miljoen euro, een museum uit te lopen alsof het een geleend boek was uit de bibliotheek.

Zonder capuchon wandelt hij op klaarlichte dag een museum binnen. Niet veel later loopt hij naar buiten met een peperduur kunstwerk onder zijn jas. Zijn wapen: een zakmes!

En wat misschien nog wel het meest frappant is: hij doet het niet eens voor het geld. Breitwieser steelt uit liefde voor de kunst. Raakt hij door een schilderij of een ander kunstwerk betoverd, dan zet hij er als een hongerige hyena zijn zinnen op en slaat hij toe. Ooit sprak hij zelfs de woorden dat musea nog van geluk mogen spreken dat hij over een zeer beperkte kunstsmaak beschikt. “Ik hou alleen van kunst uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Kunstwerken van Pablo Picasso, Claude Monet en Jean Baptiste Discart had ik kunnen stelen, maar heb ik laten hangen omdat ik er niet van houd. Als ik een bredere algemene smaak had gehad, dan had ik geen 239 kunstwerken gestolen, maar misschien wel 500.”

In het Rhône-Rijnkanaal zoeken militairen naar kunstvoorwerpen die daar door de moeder van Stéphane Breitwieser zouden zijn gedumpt.

Als een roofdier

Wie is deze man die zo vingervlug is als een goochelaar? En: hoe krijgt hij het voor elkaar om onder het toeziend oog van niet alleen bewakers, maar ook van bezoekers een diefstal te plegen? Vragen die jarenlang op de lippen branden van museumdirecteuren uit half Europa. Tussen 1994 en 2001 trekt Breitwieser als een roofdier over het continent en besteelt hij musea in bijvoorbeeld Frankrijk (68 keer), Zwitserland (66), Duitsland (21) en België (19), maar ook in Nederland (8). Gemiddeld slaat hij om de vijftien dagen toe. Vooral zijn timmermansogen zijn ongeëvenaard. Ze scannen door de musea heen om te zien waar er bewakingscamera’s hangen. Of beter gezegd: waar er géén bewakingscamera’s hangen. Ook zijn engelengeduld is van de buitencategorie. Hij wacht net zolang met toeslaan tot hij de enige bezoeker in de zaal is en hij ongestoord te werk kan gaan. Zelfs als dat uren duurt. Hulp krijgt hij van zijn trouwe soldaat: zijn vriendin Anne-Catherine Kleinklaus. Zij is als de assistent van een goochelaar. Zij zorgt voor de afleiding, terwijl hij het echte werk doet. Kleinklaus, op het eerste gezicht een onschuldige vrouw met schattige kuiltjes in haar wangen, is een sluwe dame die precies op het juiste moment een bewaker aan de praat houdt, of minutenlang op de uitkijk staat. Door te hoesten, geeft ze haar vriend het teken dat de kust veilig is. Vervolgens is het woord aan de meesterdief zelf. Zijn enige gereedschap is een Zwitsers zakmes van het merk Victorinox. Kasten breekt hij ermee open, schroeven draait hij ermee los.

Heroïsch is een van zijn allereerste berovingen, in 1995 in een Frans kasteel. Met de intelligentie van Einstein kiest Breitwieser voor deze roof bewust een dag uit in de winter. Het kasteel heeft geen verwarming en is in deze tijd van het jaar dus ijskoud, waardoor er slechts een handjevol andere bezoekers zijn. Ongestoord, als een leerling die een tentamen maakt, kan hij zijn gang gaan. Het voorwerp waarop hij zijn pijlen heeft gericht, is een kruisboog in de wapenzaal. Dat het aan een draad hangt aan het plafond dat zonder ladder te hoog is om aan te kunnen raken, is voor hem geen enkel probleem. Hondsbrutaal duwt hij een stoel door de wapenzaal die hij recht onder de kruisboog neerzet, waarna hij erbovenop klimt en de draad losknipt. Een kind kan de was doen. Ook voor het feit dat hij nu met een joekel van een ding in zijn handen staat dat van z’n levensdagen niet in zijn rugzak past, schudt hij ter plekke een oplossing uit zijn mouw. Hij trekt een raam open en laat de kruisboog van tweehoog voorzichtig vallen, precies in een bosje struiken dat de val breekt. Niet veel later staat hij buiten, raapt hij zijn trofee op en maakt hij zich uit de voeten. Missie geslaagd.

De procureurgeneraal staat de pers te woord aan de oever van het Rhône-Rijnkanaal.

Privémuseum op zolder

Breitwieser en Kleinklaus zijn jarenlang de Bonnie & Clyde onder de kunstrovers. Ze leren elkaar kennen als ze allebei 22 jaar zijn. Een paar maanden nadat de vonk overslaat, gaan de ouders van Breitwieser uit elkaar en verhuist hij met zijn moeder naar een kleine woning in Mulhouse, een provinciestad in Frankrijk ten zuiden van Straatsburg. Zijn geld verdient hij als kok. Kleinklaus werkt in de zorg. Om het leven te vieren, gaat het stel al snel graag samen op pad. Niet naar de film of naar een pretpark, nee, Breitwieser en Kleinklaus zijn avontuurlijker ingesteld. Ze gaan op rooftocht.

Ergens in 1994 komen ze na een bezoek aan een museum thuis met hun allereerste trofee: een eeuwenoud pistool. Deze eerste diefstal is dan nog vooral bedoeld als middelvinger naar Breitwiesers vader, met wie hij gebrouilleerd is geraakt en die thuis altijd liep te pronken met een ander eeuwenoud pistool, maar dan wel één die een stuk minder mooi was dan deze. Pas later ontpopt Breitwieser zich tot kleptomaan.

In grote kasten, op de vensterbank, onder het bed… Per vierkante meter bevat de zolderkamer van zijn moeder meer kunst dan het Rijksmuseum

Negen maanden na het stelen van het pistool volgt zijn tweede diefstal, de kruisboog uit het kasteel. Kort daarop ontvreemdt hij voor het eerst een schilderij. Binnen een jaar drie musea beroven: de meeste dieven nemen daar hun pet voor af, maar in het geval van Breitwieser rijdt hij nog maar in de eerste versnelling. Al snel trapt hij het gaspedaal nog veel harder in en gaan zijn vriendin en hij elk weekend op pad. Alles wat hij steelt, stalt hij uit op zolder, waar hij slaapt. Zonder dat zijn moeder het weet, bouwt hij binnen de muren van haar huis een privémuseum op van kunstvoorwerpen die door hem zijn gejat. Schilderijen hangen als behang aan de muren. Tientallen attributen, van handgebonden boeken tot violen uit de achttiende eeuw, zijn opgeborgen in grote kasten met vitrineplanken. Of ze zijn tegen de muur gezet. Of ze liggen op de vensterbank, of ze zijn onder het bed geschoven. Per vierkante meter bevat de zolderkamer meer kunst dan het Rijksmuseum. De gordijnen zijn dag en nacht dicht, zodat er geen zonlicht op de kunstwerken schijnt.

Breitwieser zorgt voor ze alsof het zijn kinderen zijn. Spijt van zijn diefstallen heeft hij dan ook niet. Musea zijn in zijn ogen gevangenissen voor kunst. Druk en lawaaierig, met beperkte bezoekuren. Het liefst aanschouwt hij kunst zoals een gemiddeld mens kijkt naar een Netflix-serie: onderuitgezakt op de bank met een zak chips in zijn hand. In een museum mag dat niet, maar bij hem op zolder wel.

Opgepakt

Hoe onzichtbaar hij zich in musea ook kan maken: ook de Eddy Merckx onder de kunstrovers gaat weleens de mist in. In 1997 loopt hij voor het eerst tegen de lamp. Dat gebeurt in Zwitserland, in een museum in Luzern. Hij loopt richting de uitgang met een stilleven van de Nederlandse schilder Willem van Aelst onder zijn arm alsof het een stokbrood is. De kust lijkt veilig. Hij heeft niet alleen geen bewakers gespot, maar ook geen bezoekers. Toch wordt hij onderweg van achteren plotseling bij zijn schouder gegrepen. “Meneer, wat bent u met dat schilderij aan het doen?” wordt er aan hem gevraagd. Ontkennen heeft geen zin. Hij wordt opgepakt en in een politiecel gesmeten. En hij niet alleen, maar zijn vriendin ook. Doodsbang dat alles nu uitkomt, nemen ze een dure advocaat in de arm. Als de politie het huis van zijn moeder binnenstebuiten keert, dan hangen ze. Niet voor één diefstal, maar voor zeker honderd diefstallen. Die dans ontspringen Breitwieser en Kleinklaus uiteindelijk. Allebei krijgen ze een voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van een kleine 2000 euro opgelegd. Ook mogen ze drie jaar lang Zwitserland niet in. Een straf die het stel niet afschrikt. In andere landen in Europa valt immers nog genoeg te halen. En dus gaat het stelen door. Het duurt niet lang of Breitwieser komt alweer thuis met een zilveren suikerpot, gevolgd door twee communiekelken, een glas-in-loodraam en later ook nog een soepkom van porselein. Vier jaar lang is het alsof de ramp in Luzern nooit heeft plaatsgevonden.

Maar in 2001 gaat het opnieuw mis. Nota bene wéér in Luzern, in het Richard Wagner Museum. Breitwieser steelt een jachthoorn van 56 centimeter, maar vergeet hierbij zijn handschoenen te gebruiken. Waarschijnlijk zitten zijn vingerafdrukken overal. Als hij zijn vriendin dat opbiecht, komt de stoom uit haar oren. Ze besluiten om samen terug te gaan naar de plaats delict om zijn sporen te wissen. Een man herkent Breitwieser als de dader en schakelt de bewaking in. Even later slaat de politie hem in de boeien. Hij is er gloeiend bij. Hij gaat voor jaren de bak in.

Aan flarden gesneden

Deze keer vallen agenten wél met groot machtsvertoon het huis van zijn moeder binnen. Het is een kwestie van tijd tot ze op zijn verzameling honderden gestolen kunstvoorwerpen stuiten in zijn mini-Rijksmuseum. Maar eenmaal op de bovenste verdieping van het huis treffen de agenten gek genoeg een lege zolder aan. Nergens staan nog kandelaren, vazen of beeldhouwwerken. Er hangt zelfs geen schilderij meer aan de muur. Alles wat hier stond aan gestolen spullen, is weggetoverd. En dat terwijl naast Breitwieser ook Kleinklaus achter de tralies zit. Als zij het niet hebben gedaan, wie dan wel? Simpel: Breitwiesers moeder, Mireille Stengel. Na zijn arrestatie besluit ze een kijkje op zijn zolderkamer te nemen en stuit ze tot haar grote schrik op de verzameling gestolen kunst. Voor het onderbrengen van gestolen goederen kan ze als medeplichtige worden aangeklaagd, realiseert ze zich. Op dat moment slaan de stoppen bij haar door. Elk kunstwerk op zolder, zegt ze later tegen de politie, voelt als een persoonlijke aanval op haar. Woest veegt ze de kasten, het dressoir en het bureau leeg. Tientallen voorwerpen laat ze in duizend stukjes op de grond vallen. Ze haalt vuilniszakken en kartonnen dozen van beneden en stopt er ‘alle metalen rommel’ in. Sommige schilderijen, waaronder Bedrog loont zijn meester van Pieter Bruegel de Oude, snijdt ze met een mes aan flarden en geeft ze mee met het huisvuil. Andere haalt ze door de versnipperaar of flikkert ze in het Rhône-Rijnkanaal. Ook steekt ze een schilderij in de fik. Slechts een klein deel van de kunstwerken wordt in redelijke staat teruggevonden. De rest is vernietigd. Breitwieser, de man die stal uit liefde voor de kunst, moet achter de tralies leren leven met het feit dat mede door zijn toedoen veel kunst juist is vernietigd. Het is een wrange conclusie.

Hoe loopt het af met Breitwieser?

Na zijn arrestatie in 2001 krijgt Breitwieser een gevangenisstraf van drie jaar. Ook zijn vriendin Anne-Catherine Kleinklaus ontspringt de dans niet. Zij wordt veroordeeld tot zes maanden cel. Zijn moeder Mireille Stengel moet voor het vernielen van de kunstwerken achttien maanden de gevangenis in. Eenmaal weer op vrije voeten stoot Breitwieser zich als een ezel weer aan dezelfde steen. In 2011 staat de politie opnieuw met een huiszoekingsbevel voor zijn deur. Binnen treffen agenten dertig gestolen kunstwerken aan. Dit levert hem opnieuw een gevangenisstraf op van drie jaar. In 2019 wordt hij opnieuw opgepakt nadat hij via eBay een gestolen kunstwerk probeert te verkopen. In het huis van zijn moeder ligt 163.000 euro aan contant geld verstopt in emmers.

Nederlandse kunstrovers

*Okkie – Heb je het over kunstrovers uit Nederland, dan heb je het natuurlijk over Octave Durham, beter bekend onder zijn bijnaam ‘Okkie’. In 2017 werd hij in één klap een soort Bekende Nederlander doordat er een spraakmakende tv-documentaire over hem verscheen, waarin hij nauwgezet uit de doeken deed hoe hij vijftien jaar eerder twee schilderijen had gestolen uit het Van Gogh Museum in Amsterdam. Het ging om de werken Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen uit 1884 of 1885 en Zeegezicht bij Scheveningen uit 1882. De roof duurde slechts een paar minuutjes. In de vroege ochtend beklom Okkie samen met zijn handlanger Henk B. een muur aan de achterkant van het museum. Via een plantenbak en een ladder bereikten ze het dak, waarna ze een ruit insloegen, naar binnen klommen en de twee schilderijen van de muur trokken. Aan de voorzijde van het museum lieten ze zich via een touw aan de vlaggenmast naar beneden glijden. Vervolgens stapten ze in een auto en sloegen ze op de vlucht. Okkie werd later alsnog opgepakt en in 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar. De Van Goghs bleven jarenlang spoorloos, totdat de Italiaanse politie ze aantrof in het huis van de ouders van Raffaele Imperiale, een topcrimineel van de Napolitaanse maffia. Sinds 2017 hangen ze weer in het Van Gogh Museum.

* Nils M. – Iemand die ook niet mag ontbreken in dit overzicht is kunstdief Nils M. Op zijn cv staan meerdere kunstroven, waaronder twee spraakmakende in 2020, een Van Gogh en een Frans Hals. De Van Gogh, de Lentetuin, de pastorietuin te Nuenen uit 1884, steelt hij uit het museum Singer in Laren, dat het geleend heeft van het Groninger Museum. De Frans Hals, Twee lachende jongens uit 1626 of 1627, ontvreemdt hij uit museum Het Hofje van Mevrouw van Aerden in Leerdam. Samen vertegenwoordigen ze een waarde van maar liefst 17 miljoen euro. M., die in Frankrijk is geboren, maar op het moment van zijn arrestatie al decennialang in Nederland woont, wordt voor beide kunstroven veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het doek van Frans Hals is nog altijd spoorloos. De gestolen Van Gogh wordt in 2023 in een blauwe IKEA-tas door een anoniem persoon bezorgd bij kunstdetective Arthur Brand. Tegenwoordig hangt het weer in het Groninger Museum. M. is eerder veroordeeld tot zes jaar cel voor een kunstroof met een bom in Museum Gouda. Voor een roof in 2009 in het Stadsmuseum IJsselstein, waarbij zes landschapsschilderijen uit de zeventiende en negentiende eeuw verdwenen, sprak de rechter hem wegens gebrek aan bewijs vrij.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct