Maria is gevonden. Hoe nu verder?
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: Maria van der Zanden.
Eigenlijk had ik er niet meer op gerekend. De vermissing van de Puttense Maria van der Zanden zou voor altijd een mysterie blijven. Daar zou zelfs het media-offensief van de Peter R. de Vries Foundation en de inzet van het coldcaseteam Oost-Nederland niets aan veranderen. Want was sinds de zomer van 1994, toen Maria tijdens een fietstochtje door de bossen bij Putten verdween, al niet alles op alles gezet? Had een nieuwe groep rechercheurs in 2005 niet alle losse eindjes afgelopen? Hoe realistisch was het om te blijven geloven in een doorbraak? Of beter gezegd: in een wonder?
Je kunt je afvragen of Peter R. de Vries kort voor zijn dood een voorgevoel heeft gehad. Om redenen die niemand weet had hij het dossier Maria van der Zanden uit de kast getrokken en op zijn werkkamer uitgestald. Klaar om nog eens grondig door te spitten. Het mocht er niet van komen. Voor Peters dochter Kelly, tegenwoordig fulltime actief voor de Foundation, reden genoeg om het stokje over te nemen. Na eerder al aandacht te hebben gevraagd voor onder andere de vermissing van Tanja Groen en Germa van den Boom, stelde ze een beloning van 250.000 euro in het vooruitzicht voor de gouden tip die Maria thuis kon brengen. En die kwam er. Maar dan uit heel onverwachte hoek.
Tot verbijstering van iedereen die met het lot van Maria begaan was, van vader Ab van der Zanden tot aan de rechercheurs die dag en nacht aan de zaak hadden gewerkt, kwam de gouden tip uit Duitsland. Het coldcaseteam Oost-Nederland had de politiediensten in de omringende landen gevraagd om nog eens een zoekslag te doen in de database met vingerafdrukken van onbekende doden. Het resultaat daarvan deed het kantoor van de politie in Oost-Nederland op z’n grondvesten schudden. Maria bleek al in augustus 1994, kort na haar verdwijning, in een stuwmeer (de Möhnesee) bij het Duitse Soest te zijn gevonden. De politie had de zaak afgedaan als zelfmoord omdat er geen sporen van geweld waren gevonden en omdat het slachtoffer een zware steen in haar rugzak had. Aangezien niet duidelijk was om wie het ging, had de jonge vrouw een naamloos graf gekregen.
Voor Maria’s vader Ab (zijn vrouw is inmiddels overleden) is deze ontwikkeling natuurlijk een enorme opluchting. Eindelijk is hij verlost van die knellende onzekerheid, eindelijk kan hij zijn dochter een fatsoenlijke laatste rustplaats te geven. Maar daarmee is het onderzoek nog niet klaar. Want de vraag blijft natuurlijk hoe Maria in dat meer op 250 kilometer van Putten terecht is gekomen. Vrijwillig? Gedwongen? Was het inderdaad zelfmoord of moet er worden gezocht naar een dader? En in hoeverre moet er nog rekening worden gehouden met Ronald P. als mogelijke dader? P. is veroordeeld voor de moord op de Puttense stewardess Christel Ambrosius in 1994. Hij heeft in de zaak Maria van der Zanden altijd de schijn tegen zich gehad, al was er geen greintje bewijs.
Eén ding is zeker: in misdaadonderzoeken is logica soms ver te zoeken. De vindplaats van Maria mag dan opmerkelijk zijn, dat hoeft niets te zeggen over de toedracht van het drama. Om een voorbeeld te geven: enkele jaren geleden werd in een greppel in de Betuwe het lichaam gevonden van een vermiste Hindoestaanse vrouw uit Rotterdam. De grootste vraag voor de recherche was: hoe kwam ze daar? Wat zei de locatie over de daders? Welke link hadden ze met deze uithoek tussen de kersenbomen? Het antwoord, zo bleek toen de verdachten waren gepakt, was simpel en ontnuchterend. Ze waren gewoon gaan rijden, net zo lang tot ze een plek vonden waar het donker en afgelegen genoeg was om het lijk te dumpen. Er had geen enkel plan achter gezeten.