Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

De olympische droom kost knaken: 'Jaarlijks zeker 5000 euro'

Twintig jaar geleden volgden wij drie amateursporters met een olympische droom én met een lege portemonnee: Erik van Leeuwen (biatlon), Peter van Wees (skeleton) en Ben Wiegers (curling).

Olympische Spelen

Op schaatsen na is Nederland net zo’n groot wintersportland als Zimbabwe, maar toch zijn er volhardende Nederlanders die zich ook aan andere winterse disciplines dan schaatsen wagen, zoals biatlon, skeleton en curling. Nu doen wij met curling en skeleton tegenwoordig enigszins mee – Kimberley Bos doet deze week een gooi naar de medailles in Beijing –maar twintig jaar geleden, toen de Winterspelen plaatsvonden in het Amerikaanse Salt Lake City, was alles anders dan schaatsen niet meer dan een leuke hobby. Een geldverslindende hobby ook. Wij volgden drie amateursporters met een olympische droom én met een lege portemonnee: Erik van Leeuwen (biatlon), Peter van Wees (skeleton) en Ben Wiegers (curling).

“Ik ben maar een amateur,” zei Erik van Leeuwen die overdag grafisch ontwerper was en ‘s avonds biatleet. “Maar zeker 95 procent van mijn tegenstanders is prof. De toppers verdienen bakken met geld, mij kóst het alleen maar geld: zo’n 4000 euro per jaar.”

Nog een verschil: de wereldtop schoot jaarlijks zo’n 40.000 patronen weg, maar Erik was al blij als hij de 10.000 aantikte. En dan had hij ook nog geen trainingsbaan, laat staan sneeuw, om goed te kunnen trainen. “Ik kan wel weg voor trainingen en wedstrijden, daar helpt mijn baas ook gelukkig bij, maar het is te weinig. Onbetaald verlof is erg kostbaar.”

Peter van Wees, die overdag webdesigner was en ’s avonds aan skeleton deed – ‘veredeld sleetje rijden’ zoals zijn vrienden het noemden – schrok elke keer weer als hij zijn chronisch lege bankrekening zag, als gevolg van zijn hobby. Peter: “Ik ben nagenoeg failliet, het kost mij jaarlijks zeker 5000 euro. Ga maar na: je kunt het alleen maar in het buitenland doen, waar ik dus vrij voor moet nemen. En als vrij nemen en naar het buitenland gaan al niet duur genoeg is, kost één afdaling op een rodelbaan al 20 euro.” Trainen deed hij dan maar op een atletiekbaan, met een slee van vijftien jaar oud. “Dat scheelt sowieso een paar seconden.”

En curling? Ben Wiegers durfde nauwelijks nog naar een sportzaak om spullen aan te schaffen, vertelde hij ons: “Ze verklaren mij voor gek als ik vraag om een bezem met paardenhaar of schoenen met een onderlaag. Dat hebben we niet eens in Nederland.” Toch verpestte dat zijn liefde voor curling niet: “Geef mij een steen en ik kan mezelf zonder problemen twee uur vermaken.”

Erik, Peter en Ben: drie hobbysporters die het olympische cliché belichaamden dat meedoen inderdaad belangrijker was dan winnen. En dat geld de weg naar succes plaveit, maar dat wisten we natuurlijk al.