De zaak van de jonge Henk* (19) heeft hoog bezoek. In het kielzog van de magere tiener komt een statige dame de rechtszaal binnen. “U bent de gedupeerde?” vraagt de rechter. “In zekere zin,” antwoordt de vrouw. “Ik ben de burgemeester.”
Juridisch mag je er geen conclusies uit trekken, maar in het dorp waar Henk woont doen ze dat wel: met de arrestatie van het rotjong kwam er spontaan een einde aan een golf van woninginbraken. Inbraken die steevast op dezelfde manier werden uitgevoerd.
Henk werd op heterdaad betrapt door een oplettende buurman die tot overmaat van ramp ook nog eens een politieagent off duty is. De jongen probeert nog te ontkomen maar de agent tackelt hem en springt bovenop hem.
“Je bent aangehouden,” roept hij, maar daar trekt de inbreker zich weinig van aan. Hij ontworstelt zich aan de houdgreep en rent de straat uit. Als de agent overeind krabbelt, ziet hij een bekende scooter staan. Dat bevestigt wat hij al gezien had. De agent heeft Henk in het verleden al meerdere keren aangehouden en zelfs nog enige tijd bij hem in de straat gewoond. Hij weet het zeker: het is ’em.
Doorgeknipte enkelband
“Was u het ?” vraagt de rechter. Henk grijnst.
“Wat deed u daar?”
“Gewoon, foute dingen,” zegt Henk terwijl hij zo ongeïnteresseerd mogelijk met een veter van zijn capuchontrui speelt. Wanneer de slachtoffers die avond thuiskomen vinden ze een onbekende schroevendraaier op hun oprit en een schroef in het cilinderslot van hun voordeur. Onder de buddyseat van de in beslag genomen scooter vindt de politie een zogenaamde slotentrekker, beproefd inbrekersgereedschap.
“Dit is niet uw eerste keer, hè,” zegt de rechter met gevoel voor understatement. “Weet ik,” mompelt Henk.
“Waarom doet u dat nou telkens weer?” “Weet ik niet,” zegt Henk. “Ik heb hulp nodig.” “Waar heeft u hulp bij nodig?” vraagt de rechter.
“Gewoon,” zegt Henk, die nog altijd meer interesse toont in de veter dan in de rechter.
Die laatste is er een beetje klaar mee. Al sinds zijn vroege jeugd bouwt Henk moedwillig aan een strafblad dat inmiddels indrukwekkende proporties heeft aangenomen. Een ander had al lang en breed in de gevangenis gezeten, maar omdat Henk tegen vrijwel elke veroordeling in hoger beroep, en daarna zelfs in cassatie gaat, loopt hij nog altijd vrij rond. Dergelijke procedures kunnen soms eindeloos duren, waardoor ook de verplichte reclasseringscontacten op de bekende lange baan worden geschoven. “De laatste keer kreeg u een elektronische enkelband, maar die knipte u door en gooide u weg,” weet de rechter. Ik bedoel, ik krijg niet bepaald de indruk dat u écht geholpen wilt worden, begrijpt u dat?”
Dat begrijpt Henk niet. Zonder op te kijken haalt hij zijn schouders op. Enigszins moedeloos veroordeelt de rechter hem. Dit keer tot een celstraf van vier maanden waarvan één voorwaardelijk plus verplicht reclasseringstoezicht. “U heeft veertien dagen de tijd om in hoger beroep te gaan,” is de standaard slotzin van de rechter.
“Weet ik,” grijnst Henk.
*Alle namen in deze rubriek zijn wegens privacyredenen gefingeerd.
- Petra Urban