Als ik in de spiegel kijk, zie ik nog een jonge, levendige vent, maar dat ben ik niet. Waarschijnlijk mankeer ik dus ook iets aan mijn ogen,” jeremieert Hans* (55) met de nodige zelfspot.
Erg kwiek oogt hij inderdaad niet. Onder zijn lange bruine regenjas gaat een broos lijf schuil. Hij was 37 toen hij zijn eerste hartaanval kreeg. Vorig jaar werd er kanker bij hem vastgesteld, waarna een hele trits operaties volgden. Toen hij weer een beetje op krachten was, en zin kreeg om zich onder de mensen te begeven, was het coronavirus in ons land gearriveerd. Angstvallig bleef hij binnen. Een besmetting zou waarschijnlijk de genadeklap zijn voor zijn wankele gezondheid. Veel sociale contacten had hij trouwens niet meer. In een jaar tijd verloor hij naar eigen zeggen zes dierbaren. “Ik ben behoorlijk alleen,” stelt Hans mismoedig vast.
“Bent u daarom gaan drinken?” vraagt de rechter.
“Ik ben geen alcoholist, ik ben hartpatiënt,” zegt Hans.
“Maar u had die dag flink wat drank op, toch?”
“Ach, wat is drank? Rum, whiskey, dát is drank, maar bier en wijn? Dat is voor kids toch?”
“Hoeveel had u op?” dringt de rechter aan.
“Twee flessen rosé,” zegt Hans. Zijn buren bellen de politie wanneer ze hem aan de andere kant van de muur, schijnbaar compleet over zijn toeren, horen vloeken, tieren en schelden. Omdat ze daarnaast ook een vrouwenstem horen, is de link met huiselijk geweld snel gelegd.
Maar daarvan is geen sprake, stellen twee agenten even later vast. De vrouw in de woning, een vriendin van Hans, blijkt niet het doelwit van zijn woede. Wie of wat dat dan wel is, wordt de agenten niet duidelijk. De man is erg dronken. Aan zijn verhaal valt geen touw vast te knopen.
“Waarom was u nou zo boos?”
“Ik was niet zozeer boos, ik was geïrriteerd. Mijn DigiD was gehackt, waardoor ik niet meer bij mijn eigen geld kon. Ik zat al ik weet niet hoelang aan de telefoon met iemand van de ING-fraudedesk, maar dat mens begreep er helemaal niets van.
Dat frustreerde enorm. Ik heb haar de huid flink vol gescholden, vrees ik. Dat was niet zo netjes, maar ik ontplofte. En toen stond ook de politie nog eens aan de deur...”
“Misschien is het ook niet het beste moment om zo’n helpdesk te bellen als u net twee flessen wijn op hebt,” suggereert de rechter.
“Waarschijnlijk niet, nee,” lacht Hans schamper.
Maar strafbaar is het niet. De politie staat op het punt om onverrichter zake te vertrekken als het alsnog helemáál misgaat. Ongecontroleerd grijpt Hans ineens naar het holster van een van de agenten en schreeuwt dingen als: “IK SCHIET JULLIE ALLEMAAL DOOD!” Verbouwereerd slaan de agenten hem daarna in de boeien. De nacht brengt hij door in een politiecel.
“Waar kwam dat nou ineens vandaan?” vraagt de rechter zich af.
Hans schudt zijn hoofd. “Het spijt me enorm,” zegt hij. “Ik weet het niet. Ik vind het echt verschrikkelijk.”
“Tijdens het verhoor beweerde u nog dat het als geintje bedoeld was,” weet de rechter.
“Nou lachen dan,” zegt Hans cynisch.
Voor zijn onverklaarbare actie krijgt hij een taakstraf opgelegd van twintig uur.
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd.
- Jochem Davidse
- Petra Urban