Verona van de Leur: 'Geloof en bijgeloof'
Onze columniste deed nooit een schietgebedje voor een turnwedstrijd. Maar zonder haar geluksslippers had ze geen medaille gewonnen, denkt ze.
Als kind werd ik zo gelovig mogelijk opgevoed. Bidden voor het eten bij opa en oma, naar de kerk met school en meer van dat soort dingen. Algauw werd de kerk ingeruild voor de turnhal, daar heb ik zo mijn eigen geloof gecreëerd.
Het was in 2002 in een hotel in Patras, Griekenland, waar het EK turnen plaatsvond. M’n tweede grote wedstrijd waar ik me kon meten met de grootste namen uit de turngeschiedenis. Ik had slecht geslapen, ik was natuurlijk zenuwachtig tot op het bot. Ja, dat was ook echt tot op het bot omdat we zo weinig te eten kregen. Een konijn zou zelfs verhongeren met dat beetje groenvoer.
“Verona kom je naar beneden, de bus vertrekt zo!” klonk het ineens. Toen ik beneden kwam, zag ik al die gespannen koppies van mijn teamgenoten. En terwijl mijn tassen ingeladen werden… kut! M’n slippers vergeten!
Ik móet altijd mijn geluksslippers bij me hebben. Zonder kan ik niet aan de wedstrijd beginnen! De tranen stonden in m’n ogen, ik haastte me snel terug om ze van m’n hotelkamer te pakken. Ik won dat toernooi uiteindelijk vijf medailles! Dat was zonder mijn geluksslippers nooit gelukt, was mijn overtuiging. Is dit bijgeloof, gestoord of gewoon m’n heil zoeken in iets wat mijn leven compleet maakt?
Bidden voor een wedstrijd was niets voor mij. In de sport zie je ze vaak: van die gelegenheids-jezusfreaks, die alvorens ze aan hun oefening beginnen eerst om wat extra vleugels vragen bij onzichtbare krachten ergens in de hemel... Al die religies maken in mijn ogen het leven veel te ingewikkeld. Al vind ik het wel mooi dat religie miljoenen mensen ook weer rust en vrede geeft.
Ik denk dat het de zwakte in de mens is dat we altijd maar op zoek zijn naar een helpende hand om ons door de dag te leiden.
Nee, ik geloof meer in het tastbare. Zolang ik niet aan mijn badslippers vraag of ik naar de hemel ga, ben ik zo gek nog niet, toch?