Van Dik Trom naar Humberto Tan
Frank Evenblij was amper 11 jaar oud toen hij zijn tv-debuut maakte: Dik Trom in een educatief programma van de toenmalige NOT. Hij is geboren in Leidschendam, groeide op in Den Haag waar hij op Jeugdtheaterschool Rabarber de eerste kneepjes van het acteervak leerde. Op z’n achttiende verhuisde hij naar Amsterdam waar hij vele baantjes aannam, zoals post sorteren voor DAS Rechtsbijstand en taxirijden, totdat een uitzendbureau hem aan Endemol koppelde. Hij kwam als redacteur bij Call TV en Nachtsuite van Yorin (Veronica) terecht en later bij de zaterdagavondshows van André van Duin en Carlo Boszhard. In 2005 werd hij gevraagd door DWDD om als Jakhals reportages te maken. Dat werd een groot succes en BNNVara liet hem programma’s maken als Evenblij maakt vrienden en Bureau Sport, dit laatste samen met ex-Jakhals en vriend Erik Dijkstra. Deze zomer maakt hij met Humberto Tan het programma Humberto à Paris, waar het tweetal de sporters van de Olympische Spelen gaan volgen. Evenblij woont samen in Amsterdam en heeft twee kinderen uit een eerder huwelijk.
Is Marco van Basten nog boos op je?
“Nou, hij is niet echt boos, volgens mij. Je doelt op die frikandellengrap. Daar hebben we het laatst in de podcast van Bureau Sport, die ik samen met Erik Dijkstra maak (ook voormalig Jakhals, nu o.a. presentator van Per seconde wijzer, red.), nog uitgebreid over gehad. In 2009 zochten we voor DWDD een leuk onderwerp voor de Jakhalzen. We waren wat gaan zoeken op de datum van die dag, dat was 18 maart. Bleek Ajax jarig te zijn en de frikandel was precies vijftig jaar terug uitgevonden. Toen hebben we bij een training van Ajax vijftig frikadellen uitgedeeld en Marco van Basten gevraagd of hij de frikadel wilde feliciteren. En dat deed ie. Dat zag er zó lullig uit, ik had er achteraf wel een beetje moeite mee, want hij is een held van mij. Ajax was wel boos, die hebben daarna niemand meer zomaar toegelaten bij een training.”
‘Ik heb een tijdje de Nachtsuite gemaakt, waarin we een keer Pim Fortuyn te gast hadden, terwijl Herman Brood op de bank zijn schaamhaar zat te knippen’
Veel mensen denken dat je bij DWDD bent begonnen, maar dat klopt niet helemaal.
“Nee, ik heb daarvoor al zoveel gedaan. Toen ik 11 jaar oud was, speelde ik al Dik Trom, voor de NOT, de publieke onderwijszender. DWDD was voor mij wel dé grote leertocht, het was een stijl van tv-maken die heel goed bij mij bleek te passen. Ik was nog jong, was mezelf aan het ontdekken terwijl ik nog helemaal niet wist wat ik wilde worden. Toen ik op mijn achttiende van Den Haag naar Amsterdam verhuisde om film- en tv-wetenschappen te gaan studeren, deed ik allerlei baantjes, van post sorteren voor DAS Rechtsbijstand tot veredeld taxichauffeur. Totdat iemand van Randstad, die ook werving en selectie deed voor Endemol, zei: Is dat niet wat voor jou, de tv-wereld? Ze zoeken vaak redacteuren. En toen werd ik aangenomen bij Call TV, die deden overdag belspelletjes.
Van het een kwam het ander: ik heb een tijdje de Nachtsuite gemaakt, met Christine van der Horst, waarin we een keer Pim Fortuyn te gast hadden, terwijl Herman Brood op de bank zijn schaamhaar zat te knippen. Ik kreeg bij Endemol steeds meer toegeschoven. Zo mocht ik bij de zaterdagavondshow van André van Duin meelopen. Grappen verzinnen, kaartjes plakken, ik vond het allemaal geweldig. Later kwam Reinout Oerlemans met z’n Eyeworks en die had radio-dj Robert Jensen ontdekt om tv mee te maken. Daar heb ik toen een hele carrière aan overgehouden, omdat ik bij Jensen Bassie van Adriaan mocht imiteren. Dat werd echt een enorm succes. In de tijd kwamen die ringtones op en die van mij als Bassie was maandenlang de best verkochte. Adriaantje Teringlijder, heette die. Nadat ik nog wat gedaan had voor het programma Linda & Beau op zondag belde een vriend die betrokken was bij DWDD. Ze zochten verslaggevers voor de Jakhalzen en hij had gezegd: daar moet je Frank voor hebben.”
Een droom kwam uit?
“Nee, helemaal niet. Ik ambieerde helemaal geen rol als verslaggever in een tv-programma, ik ben namelijk best verlegen. Maar voor ik het wist, was ik aangenomen. En ik kreeg alle kansen van de wereld. Het ging allemaal wel heel snel, binnen twee jaar wonnen we de Televizier-Ring en we hadden meteen veel kijkers, zo’n 700.000, en dat werden er snel nog veel meer. Ik zat er vanaf het prilste begin bij en ben er, met zes jaar, het langst gebleven van iedereen.”
Je werk viel in de smaak. Niet alleen bij het gewone publiek, ook bij Youp van ’t Hek.
“Ja, dat klopt. Ik maakte een filmpje met Edvard Niessing, hij was jarenlang nieuwlezer bij RTL en ik las in de krant dat hij was ontslagen en trambestuurder was geworden in Den Haag. Dat vond ik zó opmerkelijk. Dus ik ging met hem mee op de tram en zei: Gisteren legde je de situatie in Gaza nog uit, en nu zit je te tingelen als er een fietser voorbijkomt, dat is toch krankzinnig? Intussen liet ik mijn kaartje controleren en niet door zomaar iemand; ik had Joop van Zijl, een nog veel oudere nieuwslezer die al tien jaar gestopt was, bereid gevonden te figureren. Dus Joop komt de tram in, loopt naar mij en zegt: Kaartje alsjeblieft. Dat was best hilarisch. En toen belde Youp van ’t Hek me op. Hij had mijn nummer weten te achterhalen via de producent en wilde mij toch even zeggen dat hij ‘onbedaarlijk hard gelachen’ had om dit filmpje.”
Wat deed dat met jou?
“Ik was enorm onder de indruk. Ik heb in mijn jonge jaren zoveel van Youp gezien en dan neemt die man de moeite om mij te bellen. Door mijn Jakhals-filmpjes, die inderdaad goed in de smaak vielen, kreeg ik veel meer te doen bij BNNVara en op zekere dag vroegen ze: wat zou jij nu het allerliefste willen maken? Ik zei: ik zou dolgraag een portret willen maken over Youp van ’t Hek. De programmaleiding zei: Ja, dat willen er wel meer. Ze vonden het niet reëel. Toen heb ik hem gebeld en Youp zei: Wat is je idee? Ik zei dat ik met hem naar Parijs wilde, want dat was altijd zijn ding, liftend naar Parijs, leven alsof het je laatste dag is. Ik zag ook het beeld voor me dat we aan zouden komen op de Champs-Élysées in zo’n oude DS en dat we dan die legendarische scène over Lyon uit een van z’n conferences zouden naspelen. En dat we dan het gesprek aan zouden gaan over zijn leven en over de appeltjes van Cezanne... Hij zei: Ja, is goed, gaan we doen.”
Omdat hij al gecharmeerd was van de Jakhals Frank?
“Kennelijk. Ik vond het een eer, maar ook gewoon leuk en ik ben door die trip echt bevriend geraakt met hem. Zo’n twee keer per jaar drink ik koffie bij hem thuis. Hij is ook jaren onze columnist geweest bij Bureau Sport, toen dat nog een tv-programma was. We hadden heel weinig budget, maar voor ons deed ie het ‘voor weinig’. Het contact is altijd goed gebleven omdat de documentaire bij hem ook goed viel. En dat deed het ook bij de omroep waarna ik een hele trits portretten van cabaretiers heb gemaakt: Freek, Jan Jaap van der Wal, Bert Visscher, Paul van Vliet... Ik vind het prachtig om in iemands leven te duiken.”
Nu mag je topsporters interviewen tijdens de Olympische Spelen in Parijs. Het schijnt dat de sporters de voorkeur aan jou gaven. Je hebt een enorme gunfactor aan je kont hangen.
“Ja, dat hoor ik wel vaker. Ik heb via-via ook gehoord dat ze voor mij kozen omdat de sporters graag met mij werken. Ik vind het moeilijk om daar iets over te zeggen. Ik weet wel dat ik een makkelijke prater ben en echt geïnteresseerd in mensen. Vrienden vragen me weleens in de kroeg: Sta je me nou te interviewen of is het oprechte interesse? Zo ben ik gewoon, ik vind het leuk om veel vragen te stellen, maar ik mag ook zelf graag vertellen.”
Wereldster Sting van The Police, nou niet bepaald een fan van interviews, zei ooit: It’s always nice to talk to Frank.
“Dat was best maf. Ik ben altijd een enorme fan geweest van The Police, ik heb alles van ze, kan elk nummer achterstevoren meezingen en als iemand mij vroeg: wie zou je nou het liefste willen interviewen, dan was het antwoord altijd: Sting. En dat lukte. Hij trad op in Ziggo, daar kreeg ik hem te spreken, ik vond het echt heel spannend. Ik wilde alles over The Police vragen, maar hij dacht: dat ligt veertig jaar achter me man, flikker jij lekker op. Toch werd het een boeiend en grappig gesprek. Later, voor de serie Evenblij maakt vrienden, wilde ik hem weer ontmoeten toen hij een optreden had in de tuin van paleis Soestdijk. Daar heb ik wel een jaar over gemaild. En toen, bij het paleis, kwam hij naar míj toegelopen. Hij herkende me en zei: Always nice to talk to you, Frank. Dat vond ik wel heel raar hoor, zo’n grote ster die dan naar mij toekomt. Ik zei nog: Ja, het is ook leuk om jou weer te zien, haha.”
En toen, bij het paleis, kwam Sting naar míj toegelopen. Hij herkende me en zei: always nice to talk to you, Frank’
En dan hebben we ook nog Anouk. Als er één lastig is om te interviewen is zij het wel. Met jou liep ze weg.
“Achter in een auto voor de Jakhalzen is die liefde ontstaan. Op basis van die ontmoeting mocht ik een documentaire met haar maken en ben ik een week met haar op pad geweest. Ach, we hebben beiden Haagse roots, dat helpt enorm. En ik kon haar ook wel aan, durfde de waarheid te zeggen. Ik laat me ook niet snel afschepen, geef zelden op. Zo ging het ook met Reinout Oerlemans, die al acht jaar geen interview had gegeven. Ik heb heel veel met hem gemaild en ineens zei hij: Oké, ik ben er wel klaar voor, kom maar naar LA. Dat was echt te gek. Het is fantastisch dat ik de kans krijg dit soort dingen te doen.”
Je doet al jaren heel veel met voormalig Jakhals-collega Erik Dijkstra. Zijn jullie elkaar nou nooit eens zat?
“Nee, helemaal niet! We zijn echt hele goede vrienden. En dat blijft goed gaan omdat we de hele dag de waarheid tegen elkaar zeggen. Dat gaat er soms hard aan toe, maar ook met ontiegelijk veel plezier. We hebben dezelfde interesses in muziek, sport, cultuur en politiek, we maken samen de podcast Bureau Sport en het radioprogramma Ter Plekke, we kunnen heel goed discussiëren en het met elkaar eens en oneens zijn, de chemie tussen ons is geweldig. En dat terwijl we totaal verschillende karakters hebben. We vormen nu een jaar of twaalf, dertien een duo en ik hoop dat er nog zeker dertig bijkomen.”
Heb je nog weleens contact met Matthijs van Nieuwkerk?
“Nee.”
Waarom heeft niemand die bij DWDD gewerkt heeft nog contact met hem? Overal lees je dit antwoord.
“Dat weet ik niet. Ik had in die tijd al niet heel veel contact met Matthijs. Ik heb ook niet het idee dat hij er veel behoefte aan heeft. En ik was al weg toen het programma Champions League-achtig werd en de boel ontplofte en de redacteuren heel erg leden onder de druk en de spanning die op het programma, en dus op Matthijs, lag. Ik heb in de jaren dat ik er werkte ook wel dingen meegekregen en met name van de eindredactrice, Dieuwke Wynia. Die vond ik bij tijd en wijle echt onmogelijk om mee te werken, zij schreeuwde continu de tent bij elkaar. Ik schreeuwde ook wel terug omdat ik het echt belachelijk vond, hoe zij omging met iedereen. Niet wetende dat dit ook wel vanuit Matthijs kwam, maar dat kon ik nooit zo zien want ik was altijd op pad en Matthijs vond mij wel leuk en mijn filmpjes wel goed. Ik kreeg van hem weinig kritiek.
Met terugwerkende kracht heb ik wel de druk ervaren dat alles heel goed moest zijn. Ging ik naar de VS voor de verkiezing van Obama, moest ik maar afwachten of het uitgezonden zou worden want ‘we weten niet of we het wel goed genoeg gaan vinden’. Dat is niet een heel prettige manier van werken. Altijd maar die druk voelen dat je niet gewaardeerd wordt. En ze hielpen je ook niet zodat je het beter leerde te doen. Dat is wat er vooral misging: dat mensen, die misschien ook niet goed genoeg waren, ook geen kansen kregen om zich te ontwikkelen. Zij werden afgefakkeld en zo ontstond een totaal verkeerd proces waardoor alles helemaal de verkeerde kant op is gegaan. Overigens heb ik vóór DWDD jaren bij de commerciëlen gewerkt en daar was het niet anders.”
Hoe ben jij eigenlijk als presentator achter de schermen?
“Ik heb een totaal andere positie dan Matthijs had. Ik werk iedere keer weer met andere productiemaatschappijen, andere teams, omdat ik verschillende programma’s maak. De situatie is voor mij nu heel anders dan bij een lopende redactie, waar spanningen opborrelen. En ik word nooit boos, echt nooit. Ik zal nooit iemand uitschelden, dat zit gewoon niet in me. Ik kan wel de waarheid zeggen omdat ik kritisch ben, maar dat uit ik dan toch op een zo lief mogelijke manier. Ik moet wel vaker op mijn woorden letten tegenwoordig, de tijden zijn veranderd. Ik mag graag harde grappen maken en dan denk ik: mensen zien toch wel dat ik het niet slecht bedoel? Maar dat is niet altijd het geval.”
Heb je zin in de Spelen?
“Wat dacht jij? Ik ben er eerder geweest in Londen in 2012, Rio in 2016, en ik ben bij de Winterspelen van 2018 in Pyeongchang in Zuid-Korea geweest. Echt heel bijzonder allemaal. En de mafste waren die in Tokio, daar mochten we niet in vanwege corona. Ben ik in een week tijd vijf keer op en neer gevlogen, om alle sporters aan boord te interviewen in de businessclass van het vliegtuig. Heen zat ik alleen want niemand mocht het vliegtuig in, terug zat ik tussen twintig sporters die een voor een naast mij en de cameraman kwamen zitten. En dan vroeg ik: Hoe was het? Sifan Hassan, Tom Dumoulin, Harrie Lavreysen... Dat was echt hectisch. Nu ga ik naar Parijs, daar ga ik me op een scooter verplaatsen, samen met de cameraman, want met de auto kom je niet ver in die drukte. Ik heb er ontiegelijk veel zin in. Ik ga onder meer met Jacky Groenen, waar ik een enorme fan van ben en die bij PSG speelt, een voetbalwedstrijd bezoeken en heb een gesprekje met Macron aangevraagd, ik weet alleen niet of dat gaat lukken. Anders ga ik hem gewoon een ontbijtje brengen, ik kijk wel hoe ver ik kom. Ik verwacht sowieso drie fantastische weken.”
‘Ik mag graag harde grappen maken en dan denk ik: mensen zien toch wel dat ik het niet slecht bedoel? Maar dat is niet altijd het geval’
Wat staat er eigenlijk op je arm?
“Ik wou dat ik naar huis wou. Dat is een uitspraak van Mimi Kok, haar naam staat er ook bij. Ze speelde vroeger Gé Braadslee, in de series met Sjef van Oekel. Ooit wilde ze in de VS doorbreken als actrice, maar dat is nooit gelukt. Terug in Nederland raakte haar carrière een beetje in het slop. Toen heeft Wim T. Schippers haar een nieuwe kans geven in zijn tv-series en is ze een soort cultfiguur geworden. Een intens leuke vrouw, maar ook ongelukkig en eenzaam. Ik kwam haar vaak tegen in P96, een nachtcafé aan de Prinsengracht, waar ik vroeger vaak een borrel dronk. Ze zat vaak alleen aan de bar te zuipen en te roken, ze vond eigenlijk niemand aardig, had met iedereen ruzie, maar op de een of andere manier klikten wij wel. Ik kon in ieder geval goed bier drinken met haar en ze vertelde machtige verhalen over Toon Hermans en Ramses Shaffy. Dan zei ze ergens tegen drie uur na het zoveelste laatste slokje: O, ik wou dat ik naar huis wou. Dat vond ik zo’n mooie uitspraak, want ik ben ook slecht in naar huis gaan. Ik ben een beetje bevriend geraakt met haar, in de Jakhalzen deden we een paar keer alsof ze mijn moeder was. Tja, de een zet carpe diem op zijn arm, ik heb een uitspraak van Mimi zodat ze toch nog een beetje voortleeft.”
Nu we je toch zo aan het bekijken zijn: die kilo’s, ga je daar nog wat aan doen?
“Ik ben tijdens corona door veel te wandelen en te sporten aardig afgevallen, maar dat was vooral omdat ik verder niets te doen had. Mijn gewicht heeft me nooit in de weg gezeten. Ik ben altijd heel zwaar geweest, maar zo zag ik het zelf niet. Nu wandel en sport ik bijna niet meer, geen tijd voor. Ik ben wel anders gaan eten, en ik denk dat ik daardoor een soort natuurlijke maagverkleining heb ontwikkeld, want ik val nog steeds af. Eerlijk gezegd ben ik daar wel blij mee, ik vind dat ik er tegenwoordig beter uitzie.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken