SPORTCOLUMN: Verheugen op de sluitingsceremonie van de Olympische Spelen
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: de Olympische Spelen.
Edwin Struis
“Verheug jij je ook zo op de Olympische Spelen?” vroeg een kennis me, die mij om een of andere reden (mijn ietwat uitgezakte voorkomen zal het niet geweest zijn) inschatte als een enorme sportfanaat. Mijn schouderophaling in combinatie met gefronste wenkbrauwen lieten hem licht vertwijfeld achter. Nee, eigenlijk verheug ik me helemaal niet zo op de Spelen. Dat feestje van de breedtesport heeft me eigenlijk nooit kunnen boeien. Nou ja, nooit. Natuurlijk keek ik de volleybalfinale van 1996, en voor de atletiekfinale van de 100 meter in 1984 heb ik nog eens de wekker gezet, maar de overige 99 procent van de sporten kan me amper boeien. Of moet ik nu opeens boogschieten, breakdancen of pleintjesbasketbal wél een leuke sport vinden nu er een olympische saus overheen wordt gekwakt?
Wat me ook altijd op de zenuwen heeft gewerkt: het Holland House. Gesponsord door een biermerk, wat het al meteen uit de topsporthoek haalt. Straks allemaal weer hossen (van links naar rechts, uiteraard) omdat kleine Greetje uit de polder een olympisch diploma heeft gehaald op het onderdeel achteruitzwemmen in de Seine. Altijd maar weer de polonaise willen lopen in oranje carnavalskledij, liefst 365 dagen lang, waarbij elke aanleiding wordt aangegrepen. We zagen het ook bij het afgelopen EK. Zwalkend door de binnenstad de bierpens onderhouden, maar als ze eenmaal op de tribune zaten, waren ze muisstil. Topsport en dit soort gedegenereerden zou je eigenlijk strikt gescheiden moeten houden.
Weet je wat het ook is? Er wordt in dit soort gevallen ook altijd een beroep gedaan op je nationalistische inborst. Je moet achter Oranje staan, anders ben je geen echte Nederlander, dat werk. Hitserige types als Geert Wilders hebben daar ook een handje van. Ze hebben ons van alles afgepakt – de gulden, de maximumsnelheid, de grenscontroles, de woningen – maar gelukkig hebben we nog iets om trots op te zijn. Die hele enge benadering gestoeld op vaderlandsliefde kan me echt gestolen worden. Leuk hoor, als Femke Bol een gouden medaille wint, maar als iemand die dag net een beetje beter is, vind ik het ook best. Voor de prestatie mag geapplaudisseerd worden, ongeacht waar hij/zij/het/hen vandaan komt. Zo trots hoeven we op dit met al die PVV-paljassen gevulde land ook niet meer te zijn. Voor je het weet, moeten we straks bij elke gouden medaille verplicht de prinsenvlag (Oranje-Blanje-Bleu) uithangen.
“Waar ik me het meest op verheug?” liet ik de vraag van de kennis nog even indalen. “Dan ga ik voor de sluitingsceremonie.”
Micha Jacobs
Je snapt natuurlijk ook dat hoe meer jij afgeeft op ‘nationalisten’ die het oranje en de Nederlandse driekleur je ‘door je strot douwen’, hoe meer je klinkt als diezelfde nationalisten die vinden dat bijvoorbeeld zoiets als een regenboogvlag of ander woke-gedoe hen wordt opgedrongen. Het is namelijk precies dezelfde lariekoek, excusez le mot, zoals ze dat nu in Parijs zouden zeggen.
De paradox is: het zegt alles over de ontvanger en niks over de zender. Als jij druk ervaart, betekent dat niet automatisch dat de groep je die druk oplegt, snap je? Dat zit echt tussen je eigen oren. Als er honderdduizend oranje mensen achter elkaar aan lopen in een karavaan, dan moeten ze dat lekker zelf weten zolang ze de boel maar niet slopen (wat ook niemand deed in Duitsland). Ik voel die behoefte niet. Als er dit weekend tijdens de Pride-botenparade honderden niet-hetero’s met een regenboogvlag staan te zwaaien in de Amsterdamse grachten, dan moeten ook zij dat zelf weten. Ik voel mij niet aangesproken om ook met een regenboogvlag te zwaaien en er zal niemand zijn die mij dat opdringt. Leven en laten leven, zong Corry Konings ook, wat natuurlijk een waarheid is als een oranje koe.
Mensen voelen zich tegenwoordig al snel als een gans met een trechter in de bek, maar dat ligt toch echt bij de mensen zelf. Begrijp me niet verkeerd: ik ben zo nationalistisch als de pest, wat overigens ook de enige reden is waarom ik altijd naar het Songfestival kijk (want wíj doen mee, dus ik hoop dat wíj gaan winnen!). Maar dat betekent niet dat ik opeens alle platen van ABBA uit de kast trek of met een oranje boa en een Nederlands vlaggetje in mijn bitterbal voor de tv ga zitten, snap je? Ik bedoel: ook mijn nationalisme kent grenzen. Ik ben wat dat betreft een nationalist in stilte, zeker als het op sport aankomt: ik juich voor alles wat oranje is, zéker op de Olympische Spelen waar ik altijd weer aangenaam verrast ben als ‘we’ opeens medaillekansen hebben bij het handboogschieten of op de brug met ongelijke leggers, sporten waar ik in vier jaar tijd maar vijf minuten naar kijk. Maar ik ben het met je eens: als we winnen is het mooi en zo niet, ook goed. Ook ik applaudisseer eerst voor de prestatie en daarna pas voor de vlag. Maar ik klap natuurlijk nét iets harder voor Nederlands goud dan voor pakweg Chinees of Amerikaans goud. Je maakt mij niet wijs dat jij dat ook niet doet.