Sportcolumn: Méér schwalbes alsjeblieft!
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: allemaal schwalbes en allemaal onrecht.
Micha Jacobs
Ik heb de WK-finale van 1974 niet meegemaakt, anders had ik ongetwijfeld anders gepiept, maar de schwalbe is toch het mooiste dat het voetbal is overkomen, vind je niet? Het mooiste ja, ik meen het.
Stel je voor dat Bernd Hölzenbein, de Duitse grondlegger van de schwalbe die vorige week overleed, níét als een stervende zwaan naar de grond was gegaan na die vermeende tackle van Wim Jansen. Dat West-Duitsland níét in het zadel werd geholpen met die penalty en we er uiteindelijk toch niet ingetuind zouden zijn. Denk je dat de vreugde na die halve finale tegen de Duitsers in 1988 dan net zo groot was geweest? Dat we het dan nog steeds hadden gehad over gerechtigheid, wraak en meer van dat soort sentimenten? Waarmee ik maar wil zeggen: zonder schwalbe geen onrecht, zonder onrecht geen haat en zonder haat geen rivaliteit. Ik weet niet of het voetbal zonder kan, denk jij wel?
Voetbal bestaat bij de gratie van onrecht en rivaliteit. Alleen al wat dat eerste betreft, zouden we direct de VAR moeten afschaffen, want alle ziel, alle slimmigheidjes, alle haat wordt uit het voetbal gehaald als er tien paar ogen en 83 camera’s rond het veld meekijken. Ik snap dat Engeland Diego Maradona haat vanwege 1986, ik snap dat elke Mexicaan Arjen Robben haat vanwege 2014 en ik snap ook dat wij nog steeds Lothar Matthäus haten. Die laatste kreeg van Frits Barend en Henk van Dorp zelfs nog een eigen rubriek in hun talkshow: De Naaimachine. Dat wil je toch ook, zo’n collectieve vijand?
Ik bedoel: als Nederland ooit nog tegen Portugal voetbalt – misschien deze zomer al – denk je dan niet onherroepelijk terug aan 2006, aan de verschrikkelijke schoppartij in Nürnberg? Dat liep alleen maar uit de hand door de voorgeschiedenis, de uitschakeling door Portugal in 2004, het theater en de schwalbes van types als Luis Figo en Pepe in de kwalificatiewedstrijden daarvoor et cetera. Allemaal schwalbes en allemaal onrecht waardoor je Portugezen haat en een wedstrijd tegen hen altijd speciaal blijft. De doodsteek voor het voetbal, en dat zie je nu eigenlijk al, is dat niemand meer een hekel aan de tegenstander heeft, dat je kijkt voor de mooie goals van een paar klinische robots, terwijl ik af en toe snak naar een collectieve vijand die het bloed onder mijn nagels vandaan haalt. Argentijnen zijn wat dat betreft lekker bezig, maar het mogen er van mij best meer worden, Bernd Hölzenbein indachtig. Wie is jouw Lothar Matthäus?
Edwin Struis
Vooropgesteld, ik vind schwalbe een van de mooiste woorden uit het voetbalvocabulaire. Commentator Evert ten Napel, bakkerszoon te Klazienaveen, had blijkbaar zo’n last van anti-Duitse sentimenten dat hij ooit ‘fopduik’ introduceerde. Een woord dat godbetert het zelfs schopte tot de Dikke Van Dale, afgrijselijk.
Het Duits geeft meteen het karakter weer van de overtreding. Je ziet meteen Rudi Völler weer kronkelen en Jürgen Klinsmann vaardig over het standbeen van Frank Rijkaard struikelen in de halve finale van het EK van 1988. Wij waren lang zo bedreven niet in de schwalbe-uitvoering. Toen later die wedstrijd Marco van Basten naar de grond ging na een onschuldige sliding van Jürgen Kohler en bijna meteen weer opstond, kon hij amper geloven dat de arbiter naar de penaltystip wees. Bij ons maakt een zwaluw niet alleen geen zomer, maar ook geen strafschop.
Trouwens, rond het overlijden van Bernd Hölzenbein werd steeds gewezen op de schwalbe waarmee hij de Duitse gelijkmaker (penalty Breitner) inleidde in de WK-finale, maar na de beelden nog eens grondig bestudeerd te hebben, kan ik maar één conclusie trekken: géén schwalbe. Wim Jansen gaat vooral in de fout door een riskante sliding in te zetten binnen de zestien, eentje waarbij Hölzenbein gretig inhaakt ook al omdat Jansen de bal volledig mist. Zelfs met een VAR was dit gewoon een strafschop geweest.
Je hoort het al: zo anti-Duits ben ik nooit geweest. Ik genoot van creatieve types als Günter Netzer, van een Glanzparade van Sepp Maier of een Bananenflanke van Manfred Kaltz. Ja, zelfs das Ungeheuer (Horst Hrubesch) kon me bekoren.
En ja, dan komen we vanzelf op Lothar Matthäus. Ooit schreeuwde Hans van Breukelen hem toe: “Ich hoffe das du focking sterbst”, en op dat moment kon ik me daar wel iets bij voorstellen, zeker toen ‘we’ ons over de Duitse ruggen plaatsten voor de EK-finale, maar later moest ik het beeld van ‘meest gehate Duitse voetballer’ ernstig bijstellen, toen ik op een mooie avond in Aachen liederlijk dronken werd met Der Lothar, na een onbeduidend potje voetbal tussen oud-internationals.
Ik herinner me een vat vol aanstekelijke anekdotes, waar ík niet alleen smakelijk om lachte, maar ook zijn naar schatting dertig jaar jongere vriendin, ergens uit het Oostblok. Nou ja, misschien kwam het vooral door die ravissante verschijning dat ik maar bleef proosten met hem, maar toen ik enigszins wankel naar mijn hotelkamer slofte, nam ik me voor om nooit meer een kwaad woord over hem te schrijven. Mooie man, Matthäus!
- ANP