SPORTCOLUMN: Het Nederlandse padel is nog witter en rijker dan het al zo kakkerige hockey
Edwin Struis
In mijn zoektocht naar enige foeragering in een desolaat stuk Amsterdam, stapte ik een wereld binnen die ik enkel kende uit de enthousiaste verhalen. Op een baan of acht waren hevig bezwete mensen (vier per baan) druk in de weer om met een racket een bal tussen glazen muren met in het midden een net in het spel te houden. Het leverde een oorverdovend lawaai op, waarboven ik me maar net verstaanbaar kon maken richting de barvrouw om een smashburger te bestellen.
Gedurende de bereidingstijd van de smakelijke hap keek ik eens goed om me heen. Dit was dus het spel waar talloze BN’ers zo’n beetje aan verslaafd zijn geraakt. Welkom bij padel, dat trouwens rijmt op flanel en niet op zadel. Een onderhandse service, een bal die te allen tijde de grond moet raken vooraleer hij het glas beroert, subtiel spel afgewisseld met bruut smashgeweld; het moet gezegd: het oogde gevarieerd. En het leek erop dat zelfs als je de techniek nog niet zo in de smiezen had, je er toch een hoop plezier aan kon beleven. Personen in alle denkbare gradaties huppelden vrolijk in de rondte.
“Tennis voor pygmeeën,” noemde Youp van ’t Hek destijds het opkomende squash, ik vraag me af hoe de cabaretier dit nóg kneuterige spel zou benoemen. Sinds ik een padelfilmpje opzocht op m’n mobiele telefoon blijft mijn algoritme me bestoken met beelden van de meest exotische wedstrijden die alle één ding gemeen hebben: de rally’s duren eindeloos. Zelfs als de bal de baan uitvliegt, is er altijd nog wel een of andere hapsnurker die via de open deur het balletje terug het spel weet in te krijgen, waarna de spelers de rally gewoon weer onverstoorbaar oppikken.
Je zou verwachten dat een topconditie hoog op het lijstje van benodigdheden staat, maar dat is niet eens het geval, leep- en slimheid zijn betere uitrustingen. Dat zou kunnen verklaren dat vele oud-voetbalprofs, zoals Rafael van der Vaart, Ronald de Boer en Robin van Persie, het een onweerstaanbaar spelletje vinden. Arjen Robben heeft zelfs een eigen padelbaan in de achtertuin. In het boekwerk van Sander de Kramer en Bart Vlietstra dat vorige week verscheen en treffend Padel! heet sluipt veel voetbal door. Zo valt te lezen dat Guus Hiddink het eerste baantje in Nederland organiseerde, bij PSV op de Herdgang. En dat Arne Slot als onderdeel van de kampioenspremie bij Feyenoord een eigen padelbaan had bedongen. Heerlijk leesvoer allemaal, maar zo langzamerhand krijg ik zin om zelf een balletje te slaan. Ook iets voor jou?
Micha Jacobs
Nu moet ik goed opletten wat ik zeg, want laat de familie waar ik zojuist een boek over heb geschreven, de familie Jelies die in Spanje woont, nou nét een fanatieke padelfamilie zijn. Nou ja, zeker drie van hen: moeder Janneke en haar twee oudste dochters van 18 en 17. Afgelopen zomer stond ik verschillende keren naast de padelbaan in Pinoso waar zo’n typisch zomeravondsfeertje hing. Terwijl zij zich in het zweet werkten, zag ik hoe de lokale bevolking, die uit steeds meer Nederlanders bestaat, naast de baan samenkwam en op witte kuipstoeltjes het leven doornam. Een kantinesfeer, maar dan in de Spaanse buitenlucht. Kijk, zó kan het dus ook, dacht ik een paar keer.
Padel in Spanje lijkt in niks op wat het in Nederland is. In Spanje is het een doodnormale volkssport, in Nederland is het een ‘concept’ (jeukwoord nummer 1) waarin je met je ‘corporate’ vriendjes (jeukwoorden 2 en 3) lekker kunt netwerken (jeukwoord 4). Waar business to business (jeuuuuuuk) samengaat met een sportieve mindset (nu ga ik me krabben).
De jeuk begon al toen Bas Smit – je weet wel, die op zichzelf verliefde Amsterdamse ondernemer, tevens man van Nicolette van Dam, die het onlangs presteerde om tijdens drie dagen van nationale rouw in Spanje in een Halloweenkostuum een Spaans restaurant binnen te lopen en daarmee iedereen wegjoeg – díé Bas Smit bedacht drie jaar geleden het ‘concept’ The Padellers. Echt, geef me een kotsemmer. Lekker sporten met je vriendjes, daarna je witte pantalon weer aan en nippen aan de witte wijn. Een concept voor de Amsterdamse Zuidas en voor alle miljonairs in de sjieke Amsterdamse wijk Oud-Zuid, niet voor Piet Stufkes uit Hoogeveen.
En maar brallen met zijn kinderracket op TikTok: ik kreeg er jeuk van tot in mijn bilnaad. Omdat het succes had (en heeft) werd het concept uitgerold in meerdere steden en dorpen, wat natuurlijk logisch is: waar het grote geld op af komt, wordt ook groot geld verdiend. Zelfs in kleinere dorpen werden gigantische padelbanen gebouwd, tot groot ongenoegen van de omringende bewoners, omdat het geluid uit die zalen nog harder klonk dan de vuurwerkbommen die je in deze tijd op straat hoort.
Ofwel: het Nederlandse padel is nog witter en rijker dan het al zo kakkerige hockey, dus nee: mij zul je niet zo snel op een padelbaan zien. In Nederland welteverstaan: in de Spaanse buitenlucht, tussen normale mensen die het niet over bitcoins, aandelenkoersen en hun chalet in Zwitserland hebben en die na afloop niet in hun Tesla wegscheuren, wil ik het best eens proberen.
- ANP