Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Week van Toen: Romário, de voetballende stripfiguur (1990)

Elke week poetsen we een pareltje op uit het rijke archief van Panorama (anno 1913). Deze week, uit editie 01, 1990: ‘Hoe happy is de kleine trukendoos?’

Romário, de voetballende stripfiguur

De winterstop in het betaald voetbal duurt maar kort, vanaf 10 januari rolt de bal alweer, en tóch willen we je het volgende voetbalpareltje niet onthouden. Een zeldzaam verhaal dat wij precies 35 jaar maakten met niemand minder dan Romário de Souza Faria, de superster van PSV en misschien wel de grootste buitenlandse voetballer die we ooit in de eredivisie hebben gehad. Nou ja groot: Voetbal International noemde hem in die tijd nog ‘een jonglerende pygmee’, een klein ventje ‘met de conditie van een ziek donskuikentje’, omdat hij vaak ‘een beetje moe’ was, zeker als het buiten koud en guur was zoals nu. Niemand geloofde dan ook dat hij het lang zou volhouden in Nederland, terwijl hij toch maar liefst vijf seizoenen in Eindhoven bleef en 98 keer scoorde in 109 wedstrijden voor PSV.

Romário, dat wist iedereen, was alleen maar naar Eindhoven gekomen omdat PSV in 1988 de Europacup I had gewonnen en daarmee op papier dus de beste club van Europa was. In de ogen van Romário betekende dat: het hoogst haalbare. Maar wist hij veel waar hij terechtkwam. Nederland, dat kende hij alleen maar van de spannende verhalen over drugs in Amsterdam. Maar Eindhoven? Hij had werkelijk geen idee.

Ook niet hoe slecht het weer daar kon zijn, zeker niet in de winter. Sneeuw kende hij alleen maar van kerstkaarten, hij had het nog nooit in het echt gezien, laat staan gevoeld. “Koud, koud, koud!” mekkerde hij vaak. “Mijn bloed werd stroop en mijn spieren werden zo strak als vioolsnaren!” 

Romário over de Nederlandse winter: ‘Koud, koud, koud... Mijn bloed werd stroop en mijn spieren zo strak als vioolsnaren!’

Waar hij het dan wél warm van kreeg: de liefde van het Nederlandse publiek. Hij voelde zich al snel geliefd in Nederland, zei hij in 1990 tegen ons: “Ik ga vaak naar jeugdwedstrijden bij amateurverenigingen. Als kinderen mij dan herkennen, zie ik aan hun reacties en aan hun ogen dat ze van Romário houden. Dat is mooier dan grote koppen in de kranten. En als ik zie dat die kinderen allemaal Romário willen zijn en daarvoor zelfs handschoenen en maillots aantrekken (zijn handelsmerk, red.), dan word ik heel warm vanbinnen en voel ik mij ontroerd en trots.”

Ook in het Philips Stadion voelde hij alleen maar liefde: “Iedereen scandeert mijn naam. Ik denk dat dat komt omdat ze me een grappig klein mannetje vinden dat toch vaak die grote Hollandse reuzen te slim af is.” Een voetballende stripfiguur dus? Romário omarmde die kwalificatie: “Wie niet groot en sterk is, móét wel slim zijn om te overleven in het veld. Dat was al zo toen ik op de stranden van de Copacabana tegen veel grotere jongens voetbalde.” 

Of het door de gure winter van 1990 kwam of niet: bij Romário kon er tijdens het interview met ons nauwelijks een lachje af. Behalve toen Cor Snel, onze verslaggever van toen, vooruitblikte op het WK van 1990 in Italië, waar zowel Nederland als Brazilië tot de favorieten behoorden. 

Snel: “Stel je voor dat de finale Nederland-Brazilië wordt...”

“Dan wordt het 10-0 voor ons!” schaterde Romário.

Zover kwam het niet eens: Nederland (tegen West-Duitsland) en Brazilië (tegen Argentinië) verloren al in de achtste finales van de latere finalisten.