Misdaadcolumn: Jong geleerd...
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: dierenbeulen.
Het was maar een bescheiden bericht: ‘Schooljongen (9) richt slachting aan op kinderboerderij’. Eigenlijk wil je niet verder lezen, maar doe je het toch. En dan komt het. “Het jongetje was aan het eind van de middag de kinderboerderij op gelopen en was daar op zoek gegaan naar de konijnen en cavia’s, waarvan hij niet veel later een groot deel wurgde.” Volgens de beheerder ging het om ‘zeven tot negen konijnen en twee cavia’s’. Het hadden er zomaar meer kunnen zijn, maar de jongen had de overige beestjes niet te pakken kunnen krijgen. De knul werd op heterdaad betrapt en toonde volgens de beheerder ‘geen enkele emotie’.
Nu ken ik dit kereltje verder niet en weet ik ook niets over zijn achtergrond, maar het lijkt me volkomen terecht dat hij nu ‘een zorgtraject in gaat’, zoals het politiebericht vermeldt. Want als de misdaadgeschiedenis één ding heeft geleerd, is het dat dierenkwelling vaak een voorbode is van een bak ellende op latere leeftijd. En dat kan variëren van seksueel misbruik tot moord. Nu wordt natuurlijk niet elke dierenbeul een seriemoordenaar, maar wel was bijna elke seriemoordenaar in zijn jeugd een dierenbeul. De Macdonald Triad, een wetenschappelijk model waarmee seriematig gewelddadig gedrag wordt voorspeld, zegt daarover: “Dierenmishandeling, inclusief constant geweld zonder spijt, is altijd in verband gebracht met verwarde kinderen die als volwassenen ernstige overtreders worden.”
De Macdonald Triad komt ook met een voorbeeld. “De seriemoordenaar Edmund Kemper, die zijn moeder, de beste vriend van zijn moeder, zes vrouwelijke studenten en zijn grootouders afslachtte, begon al op jonge leeftijd met het martelen van dieren. Toen hij 10 jaar oud was, had hij zijn kat levend begraven. Daarna groef hij hem uit en zette zijn kop op een spies als een trofee. Op 13-jarige leeftijd hakte hij het hoofd van zijn nieuwe kat af met een hakmes.”
Edmund Kemper was bepaald niet de enige seriemoordenaar die op jonge leeftijd zijn lusten botvierde op dieren. Ted Bundy (dertien moorden) schepte er als kind al behagen in om honden te schoppen en katten aan de staart rond te slingeren. Albert DeSalvo, beter bekend als ‘The Boston Strangler’ (dertien moorden) bekende dat hij als kind al sadistische neigingen had. Zo sloot hij katten en honden op in een kleine kist, waarna hij de dieren met pijltjes beschoot om ze te verwonden of te doden. En van Jeffrey Dahmer, bekend van de Netflix-serie, weten we dat hij als kind uren doorbracht met het ontleden van dode beesten. Ook bekende hij later dat hij als tiener honden katten had gewurgd en levende vissen had opengesneden ‘om de binnenkant te bekijken’.
‘Niet elke dierenbeul wordt een seriemoordenaar, maar bijna elke seriemoordenaar was in zijn jeugd een dierenbeul’
Maar we hoeven niet ver over de grens te kijken om te zien hoe dierenkwelling en oplaaiende moordlust hand in hand kunnen gaan. In 2009 zette de politie in Zoeterwoude alles op alles om een sadist op te sporen die het had gemunt op geiten, schapen en ander kleinvee. Hij sneed ze doormidden of stak ze in de brand. Het onderzoek leidde naar de toen 29-jarige Patrick V. uit Zoeterwoude. Hij bekende zijn gruweldaden en gaf toe dat hij inderdaad was gaan fantaseren over moorden op mensen. Hij had jonge stelletjes geobserveerd en zich ingebeeld dat hij de jongen met een ijzeren jeu-de-boulesbal (die hij daadwerkelijk bij zich droeg) de hersens insloeg en het meisje verkrachtte. Zijn drang om te doden was in de weken voor zijn aanhouding steeds sterker geworden. Voor de recherche was er dan ook geen twijfel: er was net op tijd een potentiële seriemoordenaar van de straat gehaald. En net als bij het jongetje uit het begin van deze column toonde de dader geen enkele emotie.
- Adobe Stock