Sportcolumn: Geen Hollywood, maar Frankenstein aan de Rijn
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: de grootheidswaanzin bij Vitesse.
Edwin Struis
Rocky Tuanakotta, zegt jou die naam nog iets? De beroepsfantast/charlatan/afperser die de mensheid in de waan hield dat hij een Amerikaanse supersponsor voor Vitesse had gevonden, ik meen de Walmart. Maar toen puntje bij paaltje kwam, kon hij niet de eens de plaatselijke supermarkt bewegen tot een eenmalige sponsoring van de wedstrijdbal. Het is een voorval van ruim twintig jaar geleden, maar ik vond het altijd tekenend voor de situatie bij Vitesse. Geen enkele andere club deed zo aan luchtfietserij, aan het creëren van een soort parallelle wereld waarin de club van geel-zwart wél succesvol zou zijn.
De luchtkasteelheer van dienst was natuurlijk Karel Aalbers, de juwelierszoon uit Velp, die aan het eind van de vorige eeuw de kolder in de kop kreeg. Het sfeervolle lommerrijke Nieuw-Monnikenhuize moest worden ingeruild voor het Gelredome, een stadion die de vergelijking met een vliegtuighangar altijd glansrijk heeft doorstaan. Het enige ingenieuze eraan was het uitschuifbare veld dat Aalbers demonstreerde aan de hand van een luciferdoosje, als antwoord op de Ajax-grasmat dat bij gebrek aan daglicht zo’n beetje om de wedstrijd moest worden vervangen.
Was het daar verder bij gebleven, dan zou het stadion op een dag misschien wel omgedoopt zijn tot Aalbers Arena, maar de megalomanie kende vanaf dat moment geen grenzen. Voorzitter Aalbers wilde meteen Manchester United achterna en niet alleen met prestaties, maar ook met Vitesse-hypotheken, -verzekeringen en een -creditcard. “Familiegevoel kweken,” noemde hij dat, maar het leidde enkel tot torenhoge schulden en enkele bijna-faillissementen. Aalbers kreeg zelfs een gevangenisstraf aan de broek.
In tegenstelling tot FC Twente en AZ, waar Joop Munsterman en Dirk Scheringa ook een poging deden een mooie club om zee te helpen, zijn ze in Arnhem altijd hardleers gebleven. Nog maar een paar jaar geleden werd Champions League-voetbal aangekondigd bij de presentatie van weer een buitenlandse hapsnurker die de supporters de hemel voorschotelde, maar de hel insleurde. Of ze nu uit Georgië, Rusland of Amerika kwamen, nooit werden beloftes ingelost. En nu sluit Vitesse moederziel de ranglijst van de eredivisie met een puntentotaal dat je weleens tegenkomt in competities van bananenrepublieken.
Uithuilen en opnieuw beginnen, zou je denken. Maar onder welke omstandigheden en met welke mensen aan het roer? Eerst moet die grootheidswaanzin uit de club. Hollywood aan de Rijn is Frankenstein aan de Rijn geworden, rijmt ook beter.
Micha Jacobs
Ken je The Office, die satirische serie over het kantoorwezen? Zo zie ik Vitesse ook, als een parodie op een voetbalclub. Dat kwartje viel bij mij pas in augustus 2010, toen Vitesse ‘groots nieuws’ aankondigde waar zelfs een heuse persconferentie voor werd belegd. Die werd geopend met de legendarische woorden van Maasbert Schouten, de Ricky Gervais in deze klucht en op dat moment de voorzitter van de Raad van Commissarissen in Arnhem: “Beste vertegenwoordigers van de media: niet schrikken!” Als je zo begint, dan weet je dat de halve perszaal al aan de beademing moet. Al helemaal toen hij zonder met zijn ogen te knipperen en bloedserieus zei: “Vitesse gaat vanaf nu voor de landstitel.”
Satire in optima forma, verkapt in Arnhemse grootheidswaanzin. De club kwam in handen van de Georgische oud-voetballer Merab Jordania, die met Dinamo Tbilisi nog tegen Feyenoord had gespeeld, ooit zaakwaarnemer was van de gebroeders Arveladze en in het zakenleven zo’n fortuin had verdiend dat hij Vitesse er wel als speeltje bij wilde hebben. Vanaf nu keek niemand meer minachtend en met leedvermaak naar dat armzalig zooitje in die halflege concertzaal: nee, eens zou Vitesse de beste van Nederland zijn. Wat zeggen we: van Europa! Of wacht, van de wereld! Dus ook van Nijmegen! Lachen!
Het is ook niet voor niks dat über-satiricus, -cynicus en Vitesse-fan Marcel van Roosmalen al in 2006 zijn eerste van drie Vitesse-boeken schreef, wat je feitelijk gewoon kunt zien als het scenario van een voetbal-Office. De haantjes in het veld en achter de knoppen in de bestuurskamer, de cynische Arnhemse kijk van types als Theo Janssen en Nicky Hofs, de overmoedige ambitie van een provincieclub die Real Madrid ooit mocht verwelkomen op Nieuw-Monnikenhuize en nu zelf het Real Madrid van Nederland wilde worden. Een club die niet meer dan een Opel Manta was, maar het liefst een Lamborghini wilde zijn terwijl ze de snelheid en de power van zo’n vehikel niet aankon en na drie meter al uit de bocht vloog.
En maar volharden in dat idee, want hé, wie a zegt, moet Vitesse zeggen. Ik heb er jaren met bijzonder veel plezier én met kromme tenen naar gekeken, zoals het goede satire betaamt. Maar zoals tv-series een keer ophouden, zo houdt het voor een hoogmoedige voetbalclub ook een keer op. Dood- en doodzonde: ik had nog wel zin gehad in een paar extra seizoenen van FC Snelheid!
- NL Beeld