Sportcolumn: Dat zit niet snor bij Oranje!
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: meer snorren in Oranje!
Micha Jacobs
Een van de mooiste Duitse woorden is eigenlijk een afkorting en klinkt ook meer Fins dan Duits: Vokuhila. Het staat voor vorne kurz, hinten lang. Ofwel: van voren kort en van achteren lang. Dat heeft niks met seks te maken, maar alles met het kapsel dat in de jaren tachtig vooral ook in Den Haag populair was: de mat. Michel Adam had een goed nektapijtje, Cor Lems en Joop Lankhaar ook, maar Duitse voetballers konden er ook wat van. Google maar eens op Mike Werner van Hansa Rostock en je ziet de koning aller Vokuhila’s. In Berlijn heb je nog een kapperszaak die Vokuhila heet, maar daar hebben wij al jaren niks meer te zoeken. Van achteren wil er bij mij nog wel iets groeien, maar van voren is alles al een tijdje extreem kort. Niet dat ik mij zelf zo’n Vokuhila zou willen aanmeten, maar toen ik laatst voormalig Arsenal-spits Nicklas Bendtner voorbij zag hobbelen als Deense analist, met indrukwekkende mat, kon ik mijn jaloezie nauwelijks onderdrukken.
Erik Dijkstra en Frank Evenblij brachten in de EK-special van voetbalblad Santos ook een ode aan de mat, de snor en de baard en legden zelfs een verband tussen het EK-succes van 1988 en de hoeveelheid snorren in de basiself tijdens de finale. Dat waren er maar liefst vijf: Gullit, Rijkaard, Van Tiggelen, Wouters en Van Aerle. Dijkstra’s en Evenblij’s pleidooi: meer snorren in Oranje! En niet van dat vlassig schaamhaar op de bovenlip waar je drie maanden over doet om het te laten groeien, maar een echte volle Derkseniaanse borstel onder de neus.
Ze zijn schaars dit EK, kan ik je vertellen, ook bij Oranje. Bij Jerdy Schouten betwijfel ik of er ooit één sprietje haar uit zijn lip is gekomen, laat staan dat hij al okselhaar heeft, maar daar kan hij natuurlijk ook niks aan doen.
Ik had tijdens de eerste speelronde op dit EK vooral mijn hoop gevestigd op een paar ouderwetse Oostbloksnorren uit Roemenië, Polen, Slowakije, Hongarije en Georgië, maar tegenwoordig lijkt wel de doodstraf te staan op een pakje shag tot aan de neusvleugel. Zelfs bij de Turken, die de snor altijd tot kunst wisten te verheffen, was het lang zoeken.
En wij ons maar druk maken om een haarbandje, ik zou me veel drukker maken om de blinkende bovenlippen en kinnen van het merendeel van onze Oranje-jongens. Sterker nog, als ik Koeman was, had ik ze een maand lang scheerverbod gegeven. Kerels moeten ze worden, met snorren, of niet dan?
Edwin Struis
Ja, weinig snorren te bekennen op dit EK, een grove schande. Ik kan nog steeds wegdromen bij al die roemruchte knevels van vroeger, zoals die droevige hangende van Andrzej Szarmach, de Poolse topschutter die op het WK van 1974 een hattrick scoorde tegen Haïti. Of de strenge van Roberto Rivelino. En had de Tsjech naar wie sinds het EK van 1976 een penalty is vernoemd, ook niet wat beharing onder de neus? Die hem overigens sterk deed lijken op een Duitse dictator uit de jaren 30 en 40, maar dit geheel terzijde.
Kijk, ik ben nog van een generatie die als hij leest dat de openingswedstrijd van het EK wordt gefloten door scheidsrechter Turpin meteen moet denken aan Ben Turpin. Een acteur uit de tijd van de stomme film die met zijn loensende blik en ferme borstelsnor meteen op de lachspieren werkte.
Maar ja, kom daar nu maar eens om. Ik kan niet zo een, twee, drie een bekende snordragende voetballers noemen, dat schijnt volledig uit de (haar)mode te zijn. Spelers met een haarband, mag dat ook? Dan weet ik nog wel een gegadigde.
Ik had het geluk dat ‘mijn’ HFC Haarlem een van de beroemdste snordragers uit de voetbalhistorie in de gelederen had. Hoe vaak de naam van Abe van den Ban wel niet opdook in dat soort lijstjes. Elke ochtend weer zette deze sympathieke Zaankanter z’n knevel zorgvuldig in de pommade, zodat de uiteinden bijna Dali-achtige proporties aannamen.
Ik kan me nog een uitzending van FC Avondrood herinneren, het eerste tv-programma van Frits Barend en Henk van Dorp, waarin Van den Ban zijn dagelijkse snorroutine uitlegt en uitbeeldt, voorzien van een snorrend muziekje. En daarna draafde hij eind jaren zeventig op in een Haarlem-elftal met een hoog Appie Happie-gehalte met spelers als tv-presentator Frank Kramer en ster-in-de-dop Ruud Gullit aan zijn zijde.
In die periode vindt ook mijn favoriete anekdote plaats over de man die snor werd. Op een middag kwam ik thuis van de middelbare school in de verwachting dat ik mijn moeder aan de keukentafel zou aantreffen met een kopje thee, maar in plaats daarvan keek ik recht in het gelaat van ‘onze’ Abe. Wat ie daar nou precies uitspookte, ik weet het nog steeds niet. Hij zei zelf dat ie tussen twee trainingen door wel vaker een kopje thee ging drinken bij supporters thuis en dat moest ik dan maar geloven. Geen predatorgedrag, gewoon een theetje in plaats van een Ali B’tje. Het bestaat.
- NL Beeld / Proshots