Van Willemstad naar Rotterdam
Jandino Asporaat, geboren op 9 januari 1981 in Willemstad op Curaçao, kwam begin jaren 90 naar Nederland. Hij begon zijn carrière als stand-upcomedian in kleine zalen. In 2005 haalde hij de finale van Cameretten. Hij werd tweede, maar pakte de persoonlijkheidsprijs. Zijn grote doorbraak volgde in 2011 op tv met De Dino Show, met daarin de vaste sketch over het fictieve fastfoodrestaurant FC Kip. Dat bestaat nu echt, in Rotterdam, de stad waarin hij in Nederland opgroeide.
'In mijn restaurant FC Kip sta ik zelf een paar keer per week: schoonmaken, tafels afruimne, vegen... Dan zeggen mensen tegen me: Huh? Wat doe jij hier?'
We zijn hier in je eigen restaurant, FC Kip in Rotterdam. Hoewel er geen rijen voor de deur meer staan, is het best druk. Hoe voelt het als je hier binnenkomt en je ziet al die mensen lekker peuzelen van het eten dat jouw keuken serveert?
“Dat is best bijzonder. Ik sta er zelf ook een paar keer in de week, twee uurtjes of zo. Dan maak ik schoon, ruim de tafels af en veeg. Dat is heel vreemd voor de mensen, want zij hebben het idee: Jandino, die kennen we van televisie en film, en die staat hier gewoon táfels te poetsen. Dan blijven ze een tijdje zitten en zeggen achteraf: Wij dachten eerst: dat doet ie gewoon even snel, maar je bent hier al de hele tijd aan het vegen. Maar als het druk is, moet ik gewoon bijbenen. Ik merk dezelfde verbazing ook als ik bijvoorbeeld boodschappen doe in de goedkopere, normale supermarkt. Niet bij die blauwe. Dan zeggen mensen tegen me: Huh? Wat doe jíj nou hier?”
Jij eet dus niet alleen kaviaar de hele dag?
“Wat ik niet eens lust. Maar mensen hebben het idee dat als je bekend bent, je in een Rolls-Royce rijdt en dan denk ik: nee mensen, ik ben hartstikke normaal.”
Hou je vanuit huis de beelden van de beveiligingscamera´s bij FC Kip in de gaten?
“Ja, we hebben camerabeelden en dan check ik: gaat alles goed? Is iedereen aan het werk? Ik kan het niet laten.”
Wie zitten er achter FC Kip? Ben jij dat alleen of doe je het samen met anderen?
“Ik doe het samen met Daniël de Blok. Hij is echt een oude rot in het vak, heeft ongelooflijk veel ervaring in de horeca. Bij het starten van het idee ging ik een aantal horecaboeren af. Ik zei: Luister, dit is het idee, het concept. Ik weet wat ik wil, maar ik heb natuurlijk geen verstand van horeca. Dus ik moet een compagnon hebben. Een van hen vond het een leuk idee, maar die wilde het klein in zijn eigen zaak erbij hebben. Dan praat ik over een groter concern. Toen dacht ik: nee, ik denk dat dit best wel groot gaat worden. Dat geloofde hij niet. Een andere, die ook heel groot is, lachte me zowat uit. Die dacht: dat gaat nooit werken. En dan zijn er nog twee die niet eens de telefoon hebben opgenomen. Tenminste, ik heb naar het hoofdkantoor gebeld, maar ben niet teruggebeld. Toen ik bij Daniël kwam zei ie meteen: We gaan groot: 1000 vierkante meter. Ik heb al een locatie. Als je durft te springen, gaan we. Dat is wat ik moest hebben. Iemand die zei: Let´s go! Boem, déze locatie. Hij denkt ook groter dan groot. Dus hij is mijn steun en toeverlaat en dat moet je ook hebben in zo´n zaak, want we wisten niet wat ons overkwam. Zoveel mensen, zoveel aandacht en dan kijkt iedereen met een vergrootglas naar jou: maak een fout en dat meten ze breed uit. Met z´n tweeën bedenken we alles en dan hebben we ook nog mijn familie, die staat hier ook.”
En het moet groter toch? Meer vestigingen?
“Dat is wel de droom. Er is een animo voor van investeerders die willen instappen. Daaraan komen we niet tekort. Voor ons is de kunst nu om verder te bouwen aan een goed en zo waterdicht mogelijk concept. Dus er komt een boekje met ons concept en dan kijken we: passen die mensen bij onze filosofie, zodat je kan waarborgen wat je hebt gecreëerd? Dus dan zou dit in Amsterdam, in Zwolle, eigenlijk overal kunnen, want ik merk: of Jandino er is, maakt eigenlijk niets uit. Dan kan het overal, maar dan moet het wél kloppen.”
Als een soort McDonald´s, dat het overal precies hetzelfde is?
“Datgene wat mensen willen en nog een beetje meer. Over een paar weken openen we ook een speelruimte hier in de zaak in Rotterdam. We willen ons richten op het gezin, dat vader en moeder lekker kunnen eten en de kinderen kunnen spelen. Dat wat ik als kind leuk vond om te doen als ik bij een fastfoodrestaurant was. Dus zo bouw ik verder aan het concept.”
En dan moet je daarnaast ook nog films maken en in het theater staan.
“Ja, en thuis opruimen, dat gaat ook gewoon door. Mijn vrouw vroeg echt: Denk je dat er hier iemand voor je werkt? Ik heb met jou geen drie maar vier kinderen. Ze telt mij er gewoon bij. Als je je bord op het aanrecht zet, denk je dan dat het opeens vanzelf in de vaatwasser verdwijnt? zei ze. Nee, moeders, zeg ik dan. En er zijn inderdaad genoeg andere projecten die we aan het doen zijn.”
Je laatste film Bon Bini: Bangkok Nights trok al een half miljoen bezoekers en had een opbrengst van 5,7 miljoen aan de kassa. Dat is heel goed voor een Nederlandse film.
“Fijn, want het heeft wat gekost om hem te maken, haha. De enige reden dat we bestaan, is omdat het publiek het tof vindt. Dat is gewoon bijzonder en daar zijn we het eeuwig dankbaar voor.”
Je kunt niet stellen dat álles wat jij doet jouw publiek interesseert. Met je kledingwinkel lijkt dat minder het geval.
“Het is niet zozeer bij alles wat ik doe dat mijn publiek dat gewoon volgt. Ik denk wel dat ik in de loop der jaren een persoonlijke band heb weten te creëren met mijn fans. Als we kijken naar de winkel, die startte ik negen jaar geleden met mijn beste vriend. Echt gekozen voor een boetiek. Niet een heel groot ding, gewoon een boetiekje, waar je als je binnenkomt de vraag krijgt: Wilt u een kopje koffie? Zoals dat vroeger ging. Als ik in een winkel kom, vind ik het vreselijk irritant als iemand meteen vraagt: Kan ik je helpen? Dan denk ik: wacht even, laat me even ademhalen. Dat doen wij dus niet. Klantvriendelijkheid en service vinden wij heel erg belangrijk. Maar ik ben die zaak niet aan het pushen. Ik maak daar bijna geen reclame voor.”
Dat stamt ook meer uit de tijd dat je nog niet zo populair was als nu?
“Nee, ik was toen eigenlijk nóg populairder. Alleen, bij de andere dingen zoals FC Kip, had ik niet verwacht dat het zo groot zou worden. Ik wist wel dat ik wat heb opgebouwd met Bon Bini. Maar dat is weer een ander publiek dan dat bijvoorbeeld naar Curaçao komt en daar mijn park Hòfi Mango bezoekt. En dan heb ik weer een ander publiek dat mij kent van vooral mijn maatschappelijke dingen. Als ik bijvoorbeeld langs scholen, jeugdgevangenissen of bedrijven ga en daar spreek, zien die mensen een hele andere Jandino. Het is heel moeilijk voor mij om al die aspecten van mezelf samen te laten smelten. Het publiek begrijpt dat gewoon eigenlijk niet. Dan zeggen ze: “Huh? Jij bent…”
Saai?
“Ja, ik ben saai of intellectueler dan ze hadden gedacht. Maar het is me nooit gelukt om alles wat ik doe, samen te laten smelten. Het zijn allemaal aparte eilandjes. Dus het is niet: alles wat ik doe, dat scoort meteen. Nee, eigenlijk niet, en dat kon je zien bij mijn laatste tv-programma Dino´s Bezorgservice voor de NTR.”
Dat werd in 2021 bij de uitreiking van de TV Knollen, een afgeleide van de Loden Leeuw en de Razzie Awards, unaniem verkozen tot slechtste programma van het jaar.
“Ik had ooit een heel interessant gesprek met Paul Cormont, een van de bazen bij RTL. Ik zei: Paul, 20 procent van wat ik doe, is entertainment en 80 procent is veel maatschappelijker. Ik zou eigenlijk meer van dat laatste willen doen. Zei ie: Weet je wat het is, Dino? Het televisiepubliek wil jou zien in grote spelshows, dat andere kunnen ze niet matchen. Met de Bezorgservice ging ik met een busje bij de gewone man brieven en cadeaus brengen. Bij oma. Gewone Nederlanders. En daar het gesprek mee aangaan. Wat ik merkte, was dat het publiek dat niet helemaal begreep. Het bleef niet hangen. Wat niet erg is - ik opende met een half miljoen kijkers. Prima, maar dat moesten er 1,2 miljoen zijn. Dat betekent dat ik dat programma in die hoedanigheid niet kan doen.”
Is dat een les of denk je: maar ik vind dat juist wél heel belangrijk? Ik wil daarmee door, ook al trekt het minder kijkers?
“Nee, wat het me leert, is dat ik overal een plek heb. Alles heeft een moment, dus dat betekent dat ik mijn maatschappelijke werk gewoon kan blijven doen, maar blijkbaar niet op televisie. Op televisie zit ik blijkbaar in een bepaald genre en daar scoor ik mee. De film, daar scoor ik mee. Het park, ik scoor daarmee, maar bij een ander publiek. Je moet gewoon weten wat je plek is, wat je doet en je hoeft dat niet bij elkaar te brengen. Als het niet werkt, dan werkt het niet. Dat is de enige les. Dus ik hoef dat niet per se krampachtig te willen. Helemaal niet. Het is gewoon wat het is en daar heb ik prima vrede mee.”
Want die eilandjes los van elkaar, die doen het prima?
“Ja. En dat is er denk ik de oorzaak van dat ik al die eilandjes heb.”
Je hebt eigenlijk een soort meervoudig persoonlijkheidssyndroom?
“Letterlijk, hè? Er is nooit een diagnose gesteld, maar dat is wel wat het is.”
Op een andere manier zie je dat terug in je films, waarbij je veel karakters zelf speelt.
“Dat is goedkoper, haha.”
Dat is Nataniël Gomes, de kapper die de snack kapsalon bedacht.
“Ja, die was dus al bijna twee decennia een vaste waarde in mijn leven, maar ik had dat niet door. Ik kwam daar vijf keer in de week. Dan ging hij mijn haren knippen. In zijn pauzes ging ie naar een shoarmatent, maakte hij zelf een samenstelling en dat bestelde ie elke keer weer. Andere mensen zagen dat en dachten: hé, wat hij had, wil ik eigenlijk ook. En zodoende is de kapsalon ontstaan, maar hij was heel nederig. Een nobel man. Altijd bezig met anderen. Bij hem was de enige plek waar ik niet Dino de artiest hoefde te zijn, of Dino die aan het helpen was… Ik kon daar gewoon stilzitten en praten, over mijn angsten, mijn dromen. Dus toen hij wegviel, merkte ik: wacht even, er is een enorme steunpilaar weggevallen in mijn leven, waar ik onbewust wel een beetje op leunde. Ik ging toen door een echt slechte periode, maar tegelijkertijd moest ik een film maken en gingen andere dingen in mijn leven goed. Ik móest als persoon vrolijk zijn, blij en sterk, want ik heb even geprobeerd om te laten merken: hé, het gaat niet goed. Maar dan merkte ik dat iedereen om me heen in paniek raakte, want dat waren ze helemaal niet gewend, omdat ik altijd vrolijk ben. Toen dacht ik: ik moet even in therapie, even op mezelf gaan letten. En daarvoor was er ook nog de coronaperiode, dat heeft ook veel met mij gedaan. Hoe de mensen met elkaar omgingen. Dus ik bespreek in mijn nieuwe show ook dingen die me af en toe doen wankelen.”
Dus je bent heel kwetsbaar in Therapie, of toch niet?
“Kwetsbaarder dan ik normaal gesproken zou zijn.”
Of wordt het ook gewoon weer een hoop platte lol?
“Ik hoop het wel. Want ik ben helemaal niet zo goed in kwetsbaar zijn. Dus ik denk dat het maakproces kwetsbaar is, maar dat ik heel snel op zoek ga naar de lach.”
Online onbeperkt lezen en Panorama thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Clemens Rikken