De 32-jarige Idris* heeft grof geschut meegenomen. Samen met de bekende strafrechtadvocaat Yassine Bouchikhi, die onder anderen Zaki R. bijstaat in het Marengo-proces, stapt hij de zaal binnen. Anders dan Zaki en kornuiten is Idris niet het type dat de deur platloopt bij politie en justitie. Op zijn strafblad prijken slechts twee onbeduidende jeugdzonden. Hij is een hardwerkende pakketbezorger en vader van twee jonge kinderen. Zelfs het strafbare feit dat hem vandaag wordt verweten, lijkt eerder voort te komen uit goede dan uit kwade bedoelingen.
“Een mishandeling op een kinderboerderij, dat klinkt niet zo fraai,” steekt de rechter van wal. “Ik las dat uw broertje daar werkte. Vertelt u eens, wat was er aan de hand?”
“Mijn broertje is gehandicapt, hij zit in een rolstoel,” zegt Idris, die bewonderenswaardig kalm zijn verhaal doet. “Hij is zeer beperkt in zijn mogelijkheden, maar als familie doen wij er alles aan om hem gelukkig te maken. Een van de dingen die hij helemaal geweldig vond, was het vrijwilligerswerk dat hij deed op de kinderboerderij. Ruim een jaar lang ging hij er met een grote glimlach naartoe, en kwam hij met een nog grotere glimlach thuis. Totdat hij op een dag ineens niet meer wilde. Er was iets. Iets waarover hij niet wilde praten. Later hoorde ik van een vriend van hem dat hij door een tweetal collega’s van de kinderboerderij regelmatig werd vernederd en gepest. Ze gaven hem expres klusjes waarvan ze wisten dat die te moeilijk voor hem waren, en lachten hem daarna uit wanneer het misging. Mijn bloed begon te koken. Natuurlijk heb ik eerst aan mijn broertje gevraagd wat er van waar was, maar die wilde of kon er niet over praten. Toen ben ik zelf naar de kinderboerderij gegaan.”
“Volgens de aangever was u al direct bij binnenkomst erg agressief,” weet de rechter. “Klopt dat?”
“Agressief niet,” ontkent Idris. “Wel emotioneel. Boos. In het kantoortje waren een aantal mensen, onder wie de jongen die een van de pesters zou zijn. Ik zei hem dat ik zijn teamleider wilde spreken, maar volgens hem was die er niet. Dat geloofde ik niet. Je laat een kinderboerderij waar mensen met een beperking werken niet onbeheerd achter, lijkt mij.”
Niet veel later staan Idris en de jongen schreeuwend tegenover elkaar. Een andere medewerker dreigt de politie te bellen als Idris niet onmiddellijk vertrekt. Idris weigert. Hij gaat nergens heen voordat hij een leidinggevende heeft gesproken, houdt hij vol. Pontificaal posteert hij zich in de deuropening. Als het aan hem ligt, gaat niemand ergens heen.
Volgens de aangifte zou de jongen door Idris met een vuist hard op de linkerslaap zijn geslagen
Wanneer de politie arriveert, is de sfeer op de kinderboerderij nog altijd verhit. Nadat Idris al hun vragen heeft beantwoord, wordt hij naar huis gestuurd, met het advies om voortaan gewoon een klachtenformulier in te vullen. Een week lang verkeert hij in de veronderstelling dat het daar bij zal blijven, maar dan ineens krijgt hij te horen dat de jongen aangifte tegen hem heeft gedaan. Hij zou door Idris zijn geslagen, beweert hij. Een 13-jarige getuige zou dat hebben bevestigd.
“Hoe is het nu met uw broertje?” vraagt de rechter voordat hij het woord aan de officier van justitie geeft.
“Niet zo goed helaas,” zegt Idris. “Een paar maanden na dat akkefietje heeft hij een half jaar in het ziekenhuis gelegen vanwege hartklachten. Inmiddels is hij weer thuis. Het gaat wat beter, maar hij is een stuk minder vrolijk dan hij altijd was. Op de kinderboerderij, de plek waar hij altijd zo gelukkig was, is hij nooit meer geweest.”
Volgens de aangifte zou de jongen door Idris met een vuist hard op zijn linkerslaap zijn geslagen. De 13-jarige getuige bevestigt dat er een klap is uitgedeeld, maar hij heeft het in zijn verklaring wel nadrukkelijk over een klap met de vlakke hand, merkt de officier op. Dat is gek. Bovendien zou je na een harde vuistslag op z’n minst enig letsel vermoeden, maar een foto daarvan of een medische verklaring is in het dossier niet te vinden. Wettig bewijs is er met een aangifte en een getuigenverklaring met andere woorden voldoende, maar overtuigend bewijs is er niet, concludeert de officier, die daarom vrijspraak eist.
Voordat hij het woord neemt, wisselt advocaat Bouchikhi een korte blik van verstandhouding met de rechter.
“Kan ik het kort houden?” vraagt hij voor de zekerheid.
De rechter knikt. “Doet u dat vooral.”
Wegens het gebrek aan overtuigend bewijs wordt Idris vrijgesproken. Daarmee kan ook de immateriële schadevergoeding van 750 euro die het vermeende slachtoffer van hem eiste de prullenbak in.
*De naam van de verdachte is om privacyredenen gefingeerd.
- Petra Urban