Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Hoe Pablo Escobar de cokehandel naar Nederland bracht

Vrijwel iedereen is bekend met het verhaal van Pablo Escobar en zijn Colombiaanse coke-cartel. Wat maar weinigen weten is dat de beroemdste drugshandelaar aller tijden ook in Nederland voet aan de grond heeft gezet om de cokehandel naar West-Europa op gang te brengen. Een zoektocht naar de sporen die hij heeft achtergelaten.

Hoe Pablo Escobar cokehandel naar Nederland bracht

We schrijven november 1981. Een Colombiaans stel – man en vrouw – meldt zich in de lobby van het Hilton Hotel op Schiphol. Ze zijn zojuist gearriveerd per vliegtuig uit Zuid-Amerika, hebben hun bagage even in hun hotelkamer neergelegd en zijn nu op zoek naar hun gesprekspartners, een Nederlander en een Surinamer, die zich ook hier zouden moeten ophouden. Iets later komt het tot een begroeting. Op de twee Colombianen komt een tweetal mannen afgestevend, van wie er één in een rolstoel zit. Men geeft elkaar de hand. Hierop nemen de twee Colombianen samen met hun gezelschap plaats aan een tafeltje in het café-bargedeelte van het hotel, er wordt een stoel opzijgeschoven zodat de rolstoelgebruiker aan tafel kan aanschuiven. Iedereen bestelt wat te drinken en stelt zich nader aan elkaar voor. Buiten is het snertweer, kenmerkend voor de tijd van het jaar. Vanuit het raam kunnen de gasten zien hoe met grote regelmaat vliegtuigen opstijgen en landen in de Haarlemmerpolder. De Nederlander aan tafel – die in de rolstoel – stelt zich voor als ‘Dick Stotijn’, handelaar in alles. Al sinds zijn kindertijd mist hij beide benen, die hij heeft verloren als gevolg van een vorm van Lepra. Daarnaast heeft hij ook een misvormde hand. Een complete invalide dus, toch maakt deze Stotijn een standvastige indruk. Hij heeft zich ondanks zijn fysieke tegenslagen opgewerkt van boter-, sigaretten- en dranksmokkelaar in Noord-Brabant en België tot een drugshandelaar die zijn gelijke in Nederland nauwelijks kent. Zo woont hij in een kapitale villa, verstopt in de bossen bij Woensdrecht. Naast hem zit Cilvion Heijmans uit Suriname, eveneens werkzaam in ‘zeg maar’ de clandestiene handel, van Nederland naar Suriname en andersom. Heijmans – die zich het liefst ‘Alwin’ laat noemen – is de liaison die de partijen met elkaar in contact heeft gebracht. Via zijn relaties in Suriname – lees: Desi Bouterse – had hij een lijntje lopen met Colombia, van waar op een bepaald moment de vraag kwam of hij een goede partner kon vinden om een cokelijn naar Nederland op te zetten. Dit is later vast komen te staan door onder meer research van het NRC Handelsblad (daarover straks meer). Heijmans is een wat meer ingetogen figuur naast de breedsprakerige Stotijn, iemand die veel uitspraken doet met een bulderende lach.

Privé-eiland in de Bahama’s

Tegenover dit duo zit een man die zich voorstelt als Carlos Lehder, zakenman uit Medellín. Een knappe man met bruin sluik haar tot in zijn hals. Onzichtbaar voor het gezelschap is de tatoeage van een hakenkruis op zijn schouder, tekenend voor zijn ‘politieke interesses’ die hij naast zijn drugshandel onderhoudt, geïnspireerd door zijn Duitse afkomst. Lehder heeft het al flink gemaakt in de cokebusiness, hij bezit onder meer een privé-eiland in de Bahama’s – Norman’s Cay, op een steenworp van Florida – van waaruit Zuid- Amerikaanse vliegtuigen kunnen aanvliegen om hun partijen coke over te dragen aan koeriers die het land vervolgens met de handel kunnen volplempen. Naast hem zit Pablo Escobar, werkzaam in dezelfde ‘bedrijfstak’ en zo mogelijk nog een maatje groter en machtiger dan zijn knappe compagnon. Escobar presenteert zich in zijn geboorteland als een soort Robin Hood, iemand die het establishment dwarszit met een zelf uitgegeven krant en die bewoners in arme buurten een financiële injectie geeft en zieltjes wint door hun nieuwe huizen aan te bieden. Ondertussen leidt hij ook een jetsetbestaan, dat aaneenhangt van grote feesten, autoraces en het onderhouden van een kleurrijke dierentuin.

Er is vandaag iets vreemds aan de hand met de drugshandelaar. Escobar draagt namelijk een jurk, lippenstift, oogschaduw, juwelen en een pruik. Niet omdat hij dat leuk vindt, verre van, daarvoor is Escobar veel te veel een latino-macho.

De reden waarom Escobar zich vandaag op Schiphol als vrouw verkleed heeft, is simpel: hij reist onder een vals paspoort en wil verder zo min mogelijk opvallen voor de Amerikaanse opsporingsdiensten, die hem doorgaans op de voet volgen.

De DEA wil hem maar al te graag in de kraag vatten. De dameskleren vormen de perfecte vermomming. Geen drugshandelaar zal toch zo gek zijn zich als vrouw voor te doen? Na deze Hilton Hotel-ontmoeting zal Escobar zo snel mogelijk weer het vliegtuig nemen naar Colombia, om zich daar weer omringd door zijn vaste veiligheidsmensen in zijn normale kleding te kunnen vertonen.

De heren converseren op zachte toon over de zaken die zij met elkaar zouden kunnen doen. Muzak klinkt op de achtergrond. Een ober vraagt of de aanwezigen nog wat willen drinken. Escobar en Lehder spreken ondanks hun gebrekkige Engels duidelijke taal: zij kunnen voor een spotprijs de meest exclusieve coke uit hun ‘keukens’ (de coke-laboratoria in de Colombiaanse binnenlanden) aanleveren, gefabriceerd door hun beste ‘koks’ (het personeel dat de coke bereidt). Daarvoor in de plaats hoeft Stotijn – de door hen zo gewenste Nederlandse importeur – slechts een flinke aanbetaling te doen. De volledige partij helemáál afbetalen hoeft pas als hij alles heeft verkocht. Doet Stotijn wat hem gevraagd wordt, dan heeft hij goud in handen.

Waar het zich allemaal afspeelde: het Hilton op Schiphol.

Een miljoenenhandel! Ook wordt Stotijn gevraagd of hij voor grondstoffen kan zorgen waarmee men in Zuid- Amerika aan de slag kan in de laboratoria waar de cocaïne wordt geproduceerd: alcohol en ether. Die grondstoffen zijn lokaal moeilijk te krijgen, de Colombiaanse overheid doet er alles aan om de transporten van dergelijke middelen de pas af te snijden, zo leggen Escobar en Lehder uit.

Boerengehucht boven Almelo

Nadat de eerste kennismaking goed is verlopen, verplaatst het gezelschap zich naar het restaurantgedeelte van het Hilton Hotel, hier wordt onder het genot van goede wijn het vervolg besproken van de grote Trans-Atlantische zakelijke mogelijkheden die zich hier aandienen. Nieuwe besprekingen zullen snel plaatsvinden, zo komen de aanwezigen overeen. Stotijn geeft aan dat hij het geld voor de grondstoffen zo snel mogelijk cash laat bezorgen bij een tussenpartij, via een contact dat hij heeft met een malafide bankdirecteur van de Slavenburg Bank. Escobar en Lehder knikken instemmend. Na de jaren hiervoor de Amerikaanse coke-afzet te hebben vergroot met de macht honderd, is het duidelijk dat er voor hen met dit contact nu ook grote kansen te pakken zijn op de Europese markt. Ze worden niet teleurgesteld, zo zal enkele maanden later blijken. Niet alleen lukt het ze om via Stotijn drugs naar Nederland te exporteren. Ook weten ze zich verzekerd van bepaalde tegenprestaties, zoals wapenleveranties, want naast grondstoffen hebben Escobar en Lehder ook behoefte aan schiettuig. Stotijn en Heijmans hebben er hun handen gedurende 1982 vol aan.

Escobar in een jurk op Schiphol? Ga weg, dat klinkt als een lulverhaal. Toch is het vermoedelijk waar, zo stellen de bronnen die Panorama contacteert voor dit artikel. In een zoektocht ingegeven door de populariteit van Netflix-televisieserie Narcos – en soortgelijke series – zijn we gaan zoeken naar de sporen die de grootste drugshandelaar aller tijden ooit in Nederland moet hebben achtergelaten. Dat die er moeten zijn, staat zo goed als vast. Sterker nog: men mag stellen dat Nederland vanaf de vroege jaren tachtig is gebruikt door Escobars Medellín-kartel als uitvalsbasis; de schakel in de handel naar omringende landen. Het is namelijk achteraf vast komen te staan dat een groot aantal van Escobars mensen vanaf begin jaren 80 de Nederlandse polder begint af te lopen. Allemaal reizen ze in de periode 19811985 volgens het vaste traject Bogotá- Heathrow-Schiphol en vervolgens naar de woning van de handige Stotijn, die in de tussentijd van Noord-Brabant is verhuisd naar Daarlerveen, een boerengehucht boven Almelo in Overijssel.

Een klasse informant

Wat de Colombianen niet weten, is dat Stotijn medio 1983 overloopt naar de politie. Een nieuwe deal met als tegenprestatie een wapentransactie die hij samen met Cilvion Heijmans voor Escobar dient af te sluiten, zit hem niet lekker. Stel dat het mislukt? Hij kiest voor bescherming in de vorm van een contact met de Nationale Narcoticabrigade in Den Haag. De teamleider aldaar hoort zijn verhaal aan, en stuurt een lokale Overijsselse rechercheur op Stotijn af om hem te runnen, dat wil zeggen: hem zoveel mogelijk te volgen bij zijn werkzaamheden.

Voor Stotijn is dit niet nieuw. Al vanaf de jaren zeventig – dus al voor zijn ontmoeting met Escobar – is hij informant geweest voor de lokale recherche in de omgeving van Breda. Daar is hij gerund door een (inmiddels gepensioneerde) rechercheur, wiens naam bekend is bij de redactie. “Ik heb Stotijn in de jaren dat hij Noord-Brabant al lang was ontstegen nog weleens opgezocht in Overijssel, waar hij naartoe was verhuisd,” zo stelt deze oud-rechercheur. “Daar werd de deur letterlijk plat gelopen door de Colombianen. Stotijn heeft het wat Escobar betreft altijd alleen maar over die ene ontmoeting met hem op Schiphol gehad, voor zover ik me kan herinneren. In dameskleren, ja, dat zei hij er dan bij. En ik geloof hem. Ik heb die man zo vaak ondervraagd over allerlei heikele kwesties en hem nooit op een leugen kunnen betrappen. Echt een klasse informant en diep in zijn hart ook gewoon een goede vent.”

De truc met de dameskleding zal wel zijn opgemerkt door de autoriteiten die zo de drugsroutes in kaart wilden krijgen, zo vermoedt de rechercheur. “Als Stotijn toen met Escobar in het Schiphol-Hilton Hotel zat, dan keek de DEA mee, daar ben ik zeker van. Escobar gold toen al als een van de hoogste prioriteiten van de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst. Die zaten overal mee te koekeloeren.”

De man in de rolstoel geeft de Nederlandse Narcoticarecherche vanaf 1983 allerlei geweldige info over de Colombianen. Toch houdt het contact op een goede dag op, omdat bepaalde geplande undercoveroperaties – waarbij voor de uitvoering ‘overzees’ politiemensen moeten worden ingezet – voor de Nederlandse drugsbestrijding gewoon te hoog gegrepen zijn. Daarvoor is in Nederland geen geld en geen mankracht beschikbaar. Stotijn stapt daarop over naar het kantoor van de Drugs Enforcement Agency in Den Haag, waar de Amerikaanse rechercheurs dankbaar van zijn diensten gebruik maken en hem ook nog eens goed betalen. Nog weer later biedt hij ook zijn diensten aan bij het Duitse Bundeskriminalamt, tot 1986, het jaar dat de Brabantse drugshandelaar/informant bij de ontknoping van een grote Amerikaanse rechtszaak wordt ontmaskerd, en hij moet onderduiken.

Pablo Escobar (midden) en Carlos Lehder (rechts).

Onder de rook van Emmen

Maar hoe zit dat met die afspraak die Stotijn had met Escobar? Wie is daarvan de bron? “Dat was alleen Stotijn zelf,” zegt Marcel Haenen, journalist voor NRC Handelsblad die in 1994 samen met collega Hans Buddingh een biografie schreef over het leven van Stotijn, De Danser genaamd. Haenen voerde voor dit boek in 1993 diverse gesprekken met Stotijn over zijn wilde bestaan als criminele informant, waarbij ook de Escobarontmoeting aan de orde kwam. Haenen: “Voor zover ik weet komt dit verhaal echt alleen bij hem vandaan. Later heb ik het wel nagetrokken bij mensen van de DEA. Zij konden het bevestigen noch ontkennen, maar merkten op dat Stotijn zelden met onzinverhalen kwam.”

Het blijft een bizar verhaal dat een Brabantse drugshandelaar in een rolstoel aan de basis staat van de activiteiten van het Medellín-kartel in West Europa. Toch heeft Haenen al snel na kennismaking met de informant door dat zijn gesprekspartner zich met de allerzwaarste soort boeven ter wereld had verstaan. Haenen: “Stotijns geluk was dat hij met zijn invaliditeit zo apart overkwam dat die Colombianen geen seconde hebben gedacht dat dit ondertussen ook een politie-informant kon zijn.” Haenen sprak de invalide drugshandelaar in de periode dat hij al ontmaskerd was - en hij dientengevolge op een geheime locatie was ondergebracht. De NRC-journalist wil nu, elf jaar na de dood van De Danser, wel vertellen waar: “Ik bezocht hem samen met mijn collega en mede auteur Hans Buddingh op zijn nieuwe adres in Nieuw Amsterdam, een gehucht aan de Duitse grens onder de rook van Emmen. De reden dat Stotijn helemaal daar was neergezet, was dat hij bij een eventuele Colombiaanse of Surinaamse dreiging meteen door kon reizen naar Duitsland, waar hij minder makkelijk te traceren zou zijn.” Helemaal incognito zat Stotijn daar ook weer niet, zo vertelt Haenen. “Het bleef een heel opvallende man. Hij hield ook wel van een borrel en zocht weleens een kroeg op. Heel opvallend is dat ze – ik bedoel de Zuid-Amerikaanse drugsmaffia – hem tot aan zijn dood in 2005 kennelijk met rust hebben gelaten.”

Gouden klokkie & gladde kop

In welke mate zou Stotijn tijdens de jaren dat hij nog echt actief was in de cokehandel iemand als Escobar hebben geholpen? Het antwoord is opnieuw terug te vinden bij Haenen en Buddingh, die in De Danser een uitgebreid traject beschrijven van het grote aantal Zuid- Amerikaanse ‘zakenmannen’ dat Stotijn in de jaren tussen 1981 en 1985 komt opzoeken om drugsdeals mee te bespreken. Klassiek is het verhaal van de Colombiaanse drugshandelaar die De Danser een zeer luxe speelgoedauto geeft waarin coke verstopt zit, als dank voor bewezen diensten en ook om aan te geven hoe knap de verpakkingsmethoden van de kartels inmiddels gevorderd zijn. Stotijn kan het speelgoedartikel pas uitpakken zodra de kinderen van zijn En die houden het ding enthousiast heel lang bij zich, omdat ze niet gewend zijn zúlk duur speelgoed te krijgen. De Colombiaan heeft niet alleen dure coke verstopt in het ding, maar ook de meest kostbare speelgoedauto uit de winkel gekocht als cadeautje.

We komen op het spoor van een oudrechercheur die in de vroege jaren tachtig letterlijk in de bosjes heeft gelegen om de bewegingen van Stotijn en zijn Zuid-Amerikaanse gasten te volgen. Iemand die de Overijsselse regio als zijn broekzak kent: Jan Paalman. In de jaren dat deze oud-rechercheur en collega’s Stotijn op aangeven van hogerhand dienen ‘af te leggen’, komen niet de minste drugsbaronnen bij Stotijn op bezoek. Zo is daar Seguro Vega, een heel grote cokedealer uit de Colombiaanse havenstad Cartagena, bijgenaamd ‘El Capitan’.

Deze verscheept zijn cocaïne in samenwerking met Stotijn naar de Duitse havenstad Kiel en blijft voor het opzetten van deze ‘lijndienst’ zelfs bij De Danser thuis in Daarlerveen slapen. Andere cocaïnehandelaren uit het Zuid- Amerikaanse land – en Suriname – komen eveneens aan huis, maar slapen ook in nabijgelegen hotels.

Paalman vertelt tijdens een telefoonconversatie met Panorama met een treffend Overijssels accent: “Samen met andere rechercheurs heb ik regelmatig bij Hotel De Rijsserberg, bij Rijssen, gepost, in de regio bij Daarlerveen. Het was op een gegeven moment bijna routinewerk.

Dan zei ik tegen mijn vrouw: Schat, maak de boerenkool maar extra vroeg klaar want ik moet straks weer even die ‘Dickie’ gaan afleggen. Dan reed ik nadat ik mijn pot op had vervolgens met een collega naar een vast observatiepunt, van waaruit we dan Stotijn zagen arriveren in een busje dat werd gereden door zijn vaste bodyguard. Op een gegeven moment kwam Stotijn dan via een treeplankje uit dat busje gerold, en duwde hij zichzelf naar binnen, of hij werd een trapje op getild. De Colombianen of de Surinamers met wie hij afsprak waren dan meestal al in het hotel ingecheckt. Soms was het verdomd koud tijdens zo’n observatie. Dan gingen we gewoon naar binnen om een paar tafels verderop te gaan zitten en bestelden we een lekkere bak Colombiaanse koffie, haha.”
Het contrast tussen de nuchtere Overijsselse plattelandsagenten en de excentrieke Colombianen moet enorm zijn geweest. “Dat zeker,” zegt Paalman.

“Destijds werden dit soort drugszaken door lokale politieteams gedaan, tegenwoordig zou dat allemaal landelijk gebeuren. Daardoor krijg je dat eff ect dat wij jongens uit de provincie ineens zulke grote boeven moesten afleggen. En dat vonden we best leuk, mag je weten, het zorgde natuurlijk wel voor wat gespreksstof bij de plaatselijke toog, als er weer eens zo’n kleurrijk latino-figuur met een puntkraag, een gouden klokkie en een gladde kop bij het hotel was gearriveerd.”

Escobar en Lehder onderbraken hun jetsetbestaan om hier af te spreken.

Pablo’s broer Roberto

Stotijn is niet de enige die iets weet van Escobar in Nederland. Er bestaat ook een verklaring die Roberto Escobar, de broer van de in 1993 doodgeschoten Pablo, in 2001 in een interview met De Telegraaf heeft afgelegd. Roberto, die bekend stond als ‘de accountant van het Medellín-kartel’ zegt in dat artikel: “We hebben met onze organisatie heel veel geïnvesteerd in de VS. Maar ik ben ook vijf keer naar Europa gereisd voor zaken. Daarbij heb ik samen met Pablo ook diverse keren bezoeken gebracht aan Amsterdam. Ik gebruikte geen vals paspoort, maar reisde gewoon onder mijn eigen naam naar Nederland. Ik heb nooit problemen gehad bij de douane.” Probleem is: van die Nederlandse bezoeken is vrijwel geen andere bron bekend dan deze Roberto Escobar zelf. Die heeft onlangs een bedrijf opgericht dat zich ontfermt over de rechten van de naam Escobar – Escobar Inc. genaamd. Een firma die iedereen aanschrijft die financieel een slaatje probeert te slaan uit de familienaam. Zo is Roberto Escobar in een financieel conflict geraakt met de makers van de Netflix-serie Narcos, die in zijn ogen leugens over zijn broer en diens leven verspreiden. Online is een brief terug te vinden die hij aan de productiemaatschappij van deze serie heeft gestuurd. Daarin staat onder meer dat hij zich vooral ergert aan de wijze waarop hij zelf in de serie Narcos geportretteerd wordt, namelijk als verklikker naar de Amerikaanse opsporingsdiensten. “Ik was geen verrader,” zo schrijft hij in zijn klacht aan de productiemaatschappij. “Ik was Pablo’s accountant en ik voerde het gezag over zijn hitmen.” Kortom, een ijskoude crimineel. We sturen de firma Escobar Inc. een mail met de vraag of Roberto nog iets kwijt wil over zijn Nederlandse bezoekjes. Waarop helaas geen antwoord komt.

Daarop duiken we ‘neusdiep’ in de autobiografie die deze Roberto Escobar het leven heeft laten zien, eenvoudig Escobar getiteld, om te zien of daar nog iets over een Nederlands bezoek van de Escobar-broers staat. Wat niet het geval is, maar auteur Roberto geeft in het werk wel aan dat zijn broer op zeer inventieve wijze coke naar Europa bracht: in damesschoenen, in visvracht, in sinaasappelen, zelfs via wapenzendingen. Verder geeft hij aan dat de regio rondom het Duitse Frankfurt in de late jaren tachtig door de hele Escobar-clan is gebruikt voor onderdak toen de opsporingsdiensten Pablo en zijn gevolg wel heel erg op de hielen kwamen te zitten. Terwijl Stotijn na zijn ontmaskering zijn dagen dus op zijn schuiladres in een uithoek van Drenthe sleet, in Nieuw Amsterdam, zaten zijn vroegere handelspartners en hun familieleden op enige honderden kilometers afstand in safehouses in Duitsland.

Stotijn belandde overigens in de jaren die daar weer op volgden in de goot, zo vertelt een bron aan Panorama, iemand die contact met hem bleef houden. “De opsporingsdiensten die destijds gebruik van hem gemaakt hadden, lieten hem barsten. Hij was natuurlijk gewend aan het leven van een drugsbaron en gaf al zijn geld uit. Dick belandde uiteindelijk letterlijk op straat, in zijn rolstoel. Zwervend van het ene tijdelijke adres naar het andere probeerde hij te overleven. Hij kon uiteindelijk met veel moeite in een verzorgingstehuis worden opgenomen, waar hij arm en ongelukkig is gestorven. Zo jammer, dat de grootste politie-informant die ooit in Europa heeft rondgelopen zó moest eindigen,” zo stelt onze bron.

ANDERE NEDERLANDSE COKE-CONNECTIES

Wie zijn die andere Nederlandse cokebaronnen waar Escobar destijds mogelijk zaken mee heeft gedaan?

Een duik in de rechtbankarchieven leert dat de illustere Apeldoornse cokehandelaar Harry W. al rond 1975 op- en neer reist naar Colombia om daar met vertegenwoordigers van de beginnende coca-kartels zaken op te zetten. Meerdere Nederlandse familieleden van deze Harry helpen bij het onderhouden van de smokkelroute naar Europa.

“Coke was in die dagen nog echt een homodrug,” zo legt een andere kenner van de onderwereld uit de seventies en eighties uit. “Het werd gebruikt op extravagante uitgaansfeesten en door balletdansers. Iemand als Harry W. ging het spul persoonlijk in Colombia bestellen en liet het vervolgens verschepen naar Europa. Hij leverde het hier direct af bij mensen die het in het homopartycircuit pompten.”

Van Harry W. is het maar een kleine stap naar Rex Jonassen, een van oorsprong Zweedse cokedealer. Deze in Amsterdam werkzame internationale coke-dealer presenteert zich echt als een playboy, in de klassieke Miami Vice-stijl. Zo slaat hij eind jaren ’70 geen jetsetfeestje over en komt hij regelmatig over de vloer bij bekende societyfiguren als Mathilde Willink en Fong Leng. Jonassen verdwijnt uiteindelijk door eigen toedoen in de complete anonimiteit nadat de politie een grote collectie kinderporno in zijn woning aantreft, in 1988. Een andere grote in Nederland actieve cokedealer uit deze beginperiode is Cors ‘Corretje’ de Graaf (zie foto), een flamboyante homoseksuele Nijmeegse drugshandelaar, die in de vroege jaren zeventig begonnen is als hasj- en wiethuisdealer van jongerencentrum Doornroosje. Corretje gaat na een periode in de hasjhandel samen met Rex Jonassen groot in de coke. Dat levert hem zoveel op dat hij het zich kan veroorloven om naar Hollywood te emigreren waar hij een huisdealer wordt van de internationale film-jetset. Bekende filmsterren en als Liza Minnelli en muzikanten als Stones-toetsenist Billy Preston komen bij Corretje over de vloer en snoepen mee van zijn snuifdoos. Een groot feest is zijn leven, totdat het midden jaren tachtig ruw wordt verstoord wanneer bij de Nijmegenaar het aidsvirus wordt geconstateerd. Daarop reist deze coke- en hasjbaron snel af naar Nederland waar hij op 35-jarige leeftijd sterft.

Misdaad
  • ANP e.a.