"Ik ga je moeder helemaal kapot neuken. Ze gaat toch al dood want ze heeft kanker, toch? En jou schiet ik ook dood. Maar eerst ga ik je in je reet neuken en dan ruk ik je kop eraf!”
Bij het ICT-bedrijf waar het telefoontje afgelopen zomer binnenkwam moeten ze flink met de oren hebben zitten klapperen.
“Ik was boos,” legt Jordy* (32) uit. Zijn donkere haren feilloos gekamd, zijn five ’o clock shadow met zorg onderhouden. Een lichtblauw overhemd spant om zijn getrainde sportschoollijf.
“Maar die woorden heb ik zeker niet gezegd. Ik heb niemand met de dood bedreigd.”
“Wat heeft u dan wel gezegd?” vraagt de rechter.
“Tja, wat roep je als je boos bent? Geen idee. Maar dit niet.
Ik niet in elk geval.”
Kort na een uit de hand gelopen ruzie met zijn ex op het parkeerterrein van zijn kersverse werkgever wordt Jordy gesommeerd zijn bureau leeg te maken en nooit meer terug te komen. Omdat hij nog in zijn proeftijd loopt, heeft hij geen poot om op te staan. Jordy is witheet. Zijn woede richt zich vooral op zijn collega Walid, die bij het voorval aanwezig was en alles kort daarna, op kantoor, in geuren en kleuren vertelde aan iedereen die het maar wilde horen, inclusief de baas.
“Ik snap het gewoon niet,” zegt Jordy. “We waren vrienden.
En dan flikt ie me dit?!? Ik heb die jongen zelfs nog aan zijn baan geholpen. Ik heb hem voorgedragen. Had ik dat maar nooit gedaan. Vanaf dag één gooide hij er met zijn pet naar. Vaak reden we ’s morgens samen naar het werk. Stak hij in de auto gewoon een joint op. Dat kan natuurlijk niet, maar ga ik dat doorlullen aan de baas? Natuurlijk niet.”
“Wist u dat de tele...” probeert de rechter tevergeefs.
“Ik krijg trouwens nog geld van hem ook,” foetert Jordy nog even door. “Hij zat totaal aan de grond. Niets had ie meer.
Heb ik hem nog 500 euro geleend. Nooit een euro van teruggezien natuurlijk. En als ik hem bel, neemt ie niet op.
Ik ben zelfs nog bij hem thuis langs geweest. Deed ie net of hij niet thuis was. De lafaard.”
“Dus belde u hem maar op kantoor?” vermoedt de rechter.
“Precies.”
“Wist u dat de telefoon op speaker stond?” vraagt de rechter.
“Dat zegt hij, ja. Maar dat is onzin. Dat is gewoon niet waar. Gelukkig is hij zelf inmiddels ook ontslagen.”
Op het moment dat Walid nietsvermoedend de telefoon opnam, zat hij met drie collega’s op kantoor. Wanneer de politie later telefonisch contact met hen opneemt, bevestigen twee van hen grotendeels het verhaal van Walid. De telefoon zou op de speaker hebben gestaan waardoor Jordy’s tirade ook voor hen woord voor woord te volgen was.
“Die twee hebben zich gewoon voor zijn karretje laten spannen. Van andere collega’s, of ex-collega’s,” verbetert Jordy zichzelf, “heb ik later gehoord dat hij de tekst van zijn aangifte gewoon heeft rond gemaild, met de vraag of zij het even voor hem wilden bevestigen als de politie contact met hen opnam. Zelf hebben zij van dat gesprek geen woord gehoord. Die telefoon stond helemaal niet op speaker.”
Om zijn lezing van de feiten te ondersteunen heeft zijn advocaat een getuige opgeroepen: de derde collega die bij het gesprek aanwezig was. Ook hij is eerder door de politie gehoord. Anders dan zijn twee collega’s kon hij Walids verhaal niet bevestigen. Integendeel, hij ontkende stellig dat de telefoon op speaker stond, maar die stellige ontkenning haalde het proces-verbaal niet. Vandaar dat hij het vandaag nogmaals doet. Onder ede verklaart de ICT-er tegenover de rechter nogmaals dat hij bij het gesprek aanwezig was, maar dat hij er geen woord van heeft verstaan, en dat dat ook voor zijn twee collega’s onmogelijk was omdat Walids telefoon niet op speaker stond.
Na het zelfverzekerde optreden van de getuige trekt de rechter zich kort terug om zich te beraden op haar uitspraak. Na drie minuten is ze weer terug.
“Ik zal eerlijk met u zijn,” begint ze. “Op basis van dit dossier en van uw optreden hier vandaag, had ik u zonder twijfel veroordeeld. Maar die laatste getuigenverklaring van uw ex-collega heeft mij aan het wankelen gebracht.
En bij twijfel moet ik u vrijspreken.”
“U maakt de juiste beslissing,” verzekert Jordy haar.
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacy-redenen gefingeerd
- Petra Urban