Johan (56) had in eerste instantie niet goed geweten wat hij ermee aan moest, met de strafbeschikking die hij op zijn deurmat vond. Een boete van 430 euro voor het helpen verhuizen van zijn dochter. Zo stond het er natuurlijk niet, maar het was wel waar het op neerkwam. Hij had de spullen verhuisd, en zeker niet ‘gestolen’ zoals de beschuldiging keihard luidde.
Het verhaal deed het een tijd lang goed op verjaardagen en tijdens lunchpauzes, maar naarmate de tijd verstreek en de toon van de aanmaningen steeds dreigender werd, begon hij er toch een beetje mee in zijn maag te zitten. Moest hij die boete nou serieus gaan betalen? Uiteindelijk stapte hij toch een bureau voor rechtshulp binnen. Daar adviseerden ze hem het bedrag inderdaad te betalen, maar wel met de aantekening dat hij dit onder protest deed en dat hij de zaak alsnog voor de rechter wilde laten komen. En nu zit hij hier. In z’n colbertje. Even heeft hij zelfs overwogen om een advocaat te nemen, maar toen hij die tarieven onder ogen kreeg, was de keuze snel gemaakt. Bovendien zou het onzin zijn. Een advocaat inhuren omdat je je dochter hebt helpen verhuizen; het gaat er bij Johan niet in. De hele zaak is te belachelijk voor woorden, vindt hij. Hij is geen dief, ook al stelt de tenlastelegging nog altijd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van ‘een wasmachine van het merk Indesit, een dvd-speler met boxen, keukengerei, een lattenbodem, een deken, kleding, documenten, een foto-album, een magnetron, een grill, huissleutels, een autosleutel, twee hondenriemen, twee vazen, handdoeken en washandjes, de aangiftebrief van de geboorte van zijn kleindochter, een accutol in een koffer en een wit sierschilderij’.
Vat vol verslavingen
“Van bijna al die spullen heb ik de bonnetjes nog,” verdedigt Johan zichzelf.
“Ze zijn betaald door mij of door mijn dochter. Die spullen zijn van ons en van niemand anders.”
Zijn dochter had eindelijk de moed verzameld om haar relatie te verbreken. Ze was volgens Johan letterlijk het huis uitgevlucht en stond op een avond reddeloos en in tranen bij haar vader op de stoep. Johan was blij toe. Zijn werkeloze schoonzoon, met wie zijn dochter samenwoonde en ook een dochtertje had, was een vat vol verslavingen en andere problemen.
In de weken die volgden, probeerde hij een afspraak met hem te maken over het ophalen van de spullen van zijn dochter. Dat bleek onmogelijk. Elke poging mondde steevast uit in dreigementen, scheldpartijen en andere onvriendelijkheden. Maar toen zag zijn dochter op Facebook een berichtje voorbijkomen. Haar ex meldde dat hij met wat vrienden naar de bioscoop was. Dit was hun kans.
In de paar uur dat zijn voormalige schoonzoon nietsvermoedend naar een film keek, haalden Johan en zijn dochter het halve huis leeg. Inbreken hoefde niet want zijn dochter had gewoon de sleutel. Al haar spullen namen ze mee.
“Hoezo is dat diefstal?” vraagt Johan zich verbijsterd af.
“Alleen maar omdat mijn schoonzoon daar aangifte van deed?
Maar zo werkt het toch hopelijk niet in Nederland?”
Zo werkt het inderdaad niet. Zelfs de officier van justitie moet toegeven dat de schoonzoon op geen enkele manier heeft kunnen aantonen dat de meegenomen spullen zijn eigendom waren. De rechter spreekt Johan zonder omwegen vrij. Johan zucht. Er valt zichtbaar een last van zijn schouders.
“En mijn 430 euro dan?” vraagt hij.
“Ik hoop dat u die snel terugkrijgt,” zegt de rechter. “Heel snel.”
- Petra Urban