Deze week aflevering 4, met Gerard Zwarts, een bekende en gevreesde motoragent in Amsterdam-Noord. “Ik ben het gezag en je woont in mijn wijk.”
Gerard Zwarts’ hart is niet rood, maar politieblauw. Een echte Amsterdamse smeris. Op zijn motor maakt Zwarts de dienst uit in ‘zijn’ wijk. Daar is Zwarts heel helder over. “Tegen bewoners die het niet zo nauw nemen met de regelgeving zeg ik altijd: Je woont in mijn wijk. Dan worden ze pissed. Dat mag. Dan zeg ik er meteen bij: Als jij laat zien dat je je gedrag aanpast, dan werk ik in jouw wijk. Tot die tijd woon je in mijn wijk. Dat is het verschil.”
We maken een toer met de Biro door Amsterdam-Noord, achttien jaar het werkgebied van Zwarts geweest. We rijden langs plekken waar Zwarts heftige dingen heeft meegemaakt: van liquidaties en een reanimatie van een baby tot zware mishandelingen. Maar we bespreken ook actuele zaken, zoals agressie tegen de politie en etnisch profileren. Zwarts stapt bij mij in op het afgesproken tijdstip bij de veerpont in Noord. Als ie eenmaal is geïnstalleerd zeg ik voor de gein tegen hem: “Dit is misschien jouw wijk, maar dit is mijn Biro, dus ik ben vandaag de baas.” Zwarts gaat lachend akkoord.
“Als je me vandaag een knal voor m’n gezicht geeft en morgen kom je met een hulpvraag, dan is die knal van vandaag, morgen help ik je. Dat zijn twee verschillende dingen. Voor het eerste word je afgestraft en voor het tweede ben ik er voor je.”
Het typeert Zwarts in alle opzichten. En het komt veelvuldig terug in het gesprek. De reikende hand versus de sterke arm. “Die arm kan ik altijd gebruiken. Maar ik geef liever eerst een hand. Zelfs toen een jongere met een hakbijltje voor me stond. Maar diegene moet die hand ook accepteren en zijn hand erin willen leggen. Zo niet, dan ben je van mij.”
Zwarts ziet de afgelopen dertig jaar een enorme kentering in de waardering voor het politievak. “Als wij een biertje met elkaar drinken, ben ik niks meer en niks minder dan jij. Maar als ik mijn uniform aanheb, ben ik het gezag. De overheid. De zorgende macht. Anders kan ik je niet beschermen. Kan ik niet voor je zorgen. Kan ik er niet voor je zijn. Je kan wel op me pissen, maar op wie moet jij dan een beroep doen als je in de shit zit en hulp nodig hebt? Wij staan als overheid het dichtstbij, waardoor burgers tegenwoordig al hun narigheid en onvrede op ons denken af te kunnen reageren. Hele slechte zaak.” Hierbij doelt Zwarts mede op de relschoppers en de agressie tegen de politie van de afgelopen weken in verschillende wijken in ons land.
Nekklem aangelegd
Zwarts is zelf ook een aantal keer goed te grazen genomen. Door drie drugsdealers op het Centraal Station werd hij in elkaar gepompt (“Het licht werd letterlijk uit m’n ogen geslagen”) en een nekklem van een agressieve burger werd hem bijna fataal. “Een knaap beledigde uit het niets mijn collega met vrouwonvriendelijke opmerkingen. Waarop ik zei: Dan ben je nu aangehouden. Van achteren werd er plotseling een nekklem aangelegd. Die was zo gruwelijk hard. Ik zag nog maar twee kleuren: rood en zwart. Ik dacht: dit is het einde. Hier stopt het. Ik heb die gozer nog een zwieper proberen te geven. Kort daarna zakte ik ineen. Dan worden er dus zomaar uit het niets dienders aan gort geslagen. Kun je het je voorstellen? Ik heb ook vrouw en kinderen.” Of de keer dat een injectiespuit met vers bloed van een junk in Zwarts’ hand werd geprikt, of dat hij bijna aan puin werd gereden en er een molotovcocktail bij hem in de politiepost werd gegooid. De verhalen zijn legio. Toch heeft Zwarts nooit een seconde gedacht aan stoppen. Over zes maanden wordt hij 60 en hij vindt agent nog steeds het mooiste vak van de wereld.
‘Tering Zwarts’
Dat Zwarts berucht is in Amsterdam-Noord blijkt uit de vele graffti die de wijk tot op de dag van vandaag ‘siert’. Het zijn doorgaans weinig vleiende teksten: ‘Kanker Zwarts, kankerhomo’, ‘Gerard Zwarts moet dood’, ‘Tering Zwarts’. Zwarts is daar niet zo van onder de indruk. “Men probeerde natuurlijk wel het gezag aan te tasten. Ik zal met mijn zorgende gezag wel iets losgemaakt hebben. Anders reageren mensen niet zo fel.”
In 2012 kreeg De Molenwijk in Amsterdam-Noord, waar Zwarts werkte, de Hein Roethofprijs. Dat is een tweejaarlijkse prijs van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid voor het project waarin politie en burgers samenwerken in de strijd tegen criminaliteit. “Later kreeg ik van die gasten, van wie ik het vermoeden had dat zij verantwoordelijk waren voor de graffitileuzen aan mijn adres, weer alle credits toen ze inzagen dat ik alles had gedaan vanuit mijn hart voor mijn en hun wijk.”
Met de gewelddadige dood van de zwarte Amerikaan George Floyd, veroorzaakt door politieagenten, kwam in Nederland de hele discussie opnieuw op gang over etnisch profileren en racistisch politiegeweld. Racisme zou een probleem zijn bij de politie: mensen van kleur zouden vaker staande gehouden en anders behandeld worden door agenten. Zwarts vindt dat heel erg.
“Criminaliteit kent geen kleur. Het is de daad, de keuze die je maakt. Dat telt voor mij. Dat staat los van een huidskleur. Ik heb er zo’n schurfthekel aan als dat wordt beweerd en de racismekaart wordt getrokken. Tuurlijk hou ik een jong iemand aan wanneer ik het vermoeden heb dat zijn leeftijd en de te dure auto waarin hij rijdt niet met elkaar te verenigen zijn. Of hij nou groen of zwart is. Maar je wordt niet als crimineel geboren, dat word je onderweg. Tegenwoordig vinden we van alles van elkaar en schreeuwen we alleen maar. Stel me liever een vraag als je pijn en verdriet hebt.”
Drillrap en gangsterrap
De jeugd vindt Zwarts het allerbelangrijkste. Naast dat het de toekomst is, heeft hij er gewoonweg het meeste mee. “De radeloosheid en machteloosheid die ik zo vaak bij kinderen heb gezien gaan door merg en been, maar sommigen zijn ook levensgevaarlijk en daardoor onvoorspelbaar in hun gedrag.” Vandaar dat Zwarts mede-initiatiefnemer is van het educatieve jongerenprogramma EPJO. Een landelijk, interactief lesprogramma ontwikkeld voor de leerlingen van groep 8 van de basisschool en het voortgezet onderwijs, gericht op misdaadpreventie en het tegengaan van radicalisering. Agenten en ex- gedetineerden (echt zware jongens) bezoeken scholen en behandelen alle vormen van criminaliteit: van pesten en de gevaren van social media tot zwaar geweld.
Elke les wordt afgesloten met de opvoering van een door de klas gemaakte rap, een positief geladen rap wel verstaan. Geen drillrap of gangsterrap (jongeren die gewelddadige raps maken en oproepen tot geweld), waar nu zoveel over te doen is. “Iedereen zoekt naar een oplossing hoe met knifing (het dragen en gebruik van messen onder jongeren) en drillraps om te gaan. Wij doen nu enige tijd preventie op scholen. We spelen dan na wat er gebeurt als je een mes bij je hebt en je komt de politie tegen. Op bijvoorbeeld zes meter afstand trekken wij namelijk ons wapen al op straat en hebben we nog de controle. In de klas laten we een kind een fictief mes trekken en als ze dan binnen de zes meter afstand komen, richten we een denkbeeldig pistool. Zo beseffen kinderen dat ze naast het risico om neergestoken te worden in een beef ook nog eens neergeschoten kunnen worden door de politie. Vrij heftig, maar ik kan je zeggen, vrij effectief. De schrik zit er dan wel goed in. Daar komt bij dat je voor bezit van een mes een strafblad kan krijgen. Met een strafblad geen VOG (Verklaring Omtrent het Gedrag, red.) en dus geen baan. Kiss your future goodbye!”
- Hettie Vos