Onlangs stond in de krant dat het inbrekersgilde de verloren schade van corona in juni weer aardig goedgemaakt had. Er werd gewaarschuwd voor een inbraakgolf de komende vakantieperiode. Dat was wel mooi van die corona: de misdaad was zo enorm gedaald. Er vond geen uitgaansgeweld plaats, want we gingen niet uit en er was geen zakkenrollerij omdat niemand op straat was om te rollen.
Het mooiste nieuws vond ik dat er niet meer werd ingebroken in de huizen van mensen. Inbrekers wilden niet besmet raken met het coronavirus en keken wel twee keer uit voordat ze een kraak zetten. Het leverde een laagterecord op van inbraken dat nog nooit eerder vertoond was.
Lees ook: criminaliteit draait weer op volle toeren
Voor de mensen die nog nooit te maken hebben gehad met een inbraak is het vaak lastig voor te stellen wat zoiets met je doet. Een vreemde komt je huis of je appartement binnen en neemt iets van je weg. Ik heb het zelf weleens meegemaakt. Twintig, vijfentwintig jaar geleden was het. Ik studeerde nog journalistiek en woonde net op mezelf in Hilversum. De School voor Journalistiek zat in Utrecht dus ik reed elke dag heen en weer met de trein.
‘Op de plek waar mijn steretoren stond, was nu een stofloze vlek’
Mijn opa was in die tijd gestorven en had me wat geld achtergelaten; ik geloof zo’n tweeduizend gulden, zeg maar 1000 euro. De grote passie van mijn opa was muziek. Hij speelde vroeger viool en saxofoon in een bandje met de geweldige naam De Caballeros. Hij rookte zelf ook sigaretten van het merk Caballero. Zonder filter. Vond ik altijd heel mooi.
Hij kreeg later de ziekte van Parkinson, waardoor hij met zijn handen begon te trillen en dus geen muziekinstrumenten meer kon bespelen. Hij kon alleen nog luisteren naar muziek. Hij had prachtige luidsprekers staan en in de flat waar hij woonde was het bekend dat hij zo’n fan van muziek was. Ik weet nog goed dat in de beginjaren 80 iemand bij hem langskwam die een nieuw apparaat op mijn opa’s stereotoren wilde aansluiten. Dat was de eerste keer dat ik een cd-speler en een cd-schijfje zag. Die man kwam naar mijn opa toe om dat magische kristalheldere geluid van de cd over die luidsprekers te horen.
Toen hij overleed kocht ik mijn eerste echte stereotoren. Voor een deel van zijn geld, voor een ander deel van geld waar ik die zomer voor had gewerkt in een strandtent in Egmond aan Zee. Ik was superblij met mijn stereotoren en het kristalheldere geluid. Het slot van mijn kamerdeur was opengebroken.
Er was van alles weg. Op de plek waar mijn stereoren stond was een stofloze vlek. Er lagen wat snoeren los. Van mijn zorgvuldig bij elkaar gespaarde cd-verzameling, de eerste cd’s van Guns N’ Roses en Lenny Kravitz zaten daarbij, was niets meer over. Ik vond het ver- schrikkelijk. Toch werd ik pas echt kots- misselijk toen ik de voetsporen zag van voor mij onbekende schoenen in mijn kamer. Hoe durft zo iemand uit mijn kamer, mijn spullen mee te nemen?
- BSR Agency