Rosse buurten waren altijd het kloppende hart van een stad, maar dat hart klopt allang niet meer. Ook niet meer op ‘de Kaap’ in het Rotterdamse Katendrecht. Tegenwoordig een yuppenwalhalla met alles wat je daar maar bij kunt bedenken (hip bier, koffie en eten), maar tot de jaren tachtig een prostitutiewijk waar eerst zeelieden van over de hele wereld vertier zochten en daarna vooral drugsverslaafden de wijk overspoelden.
In 1990, toen daar zo goed als alle prostitutie was verdwenen en de wijk langzaam begon te transformeren in wat het nu is, bezochten we Katendrecht om te zien wat er nog van die roerige historie over was. Weinig dus: op een handvol dames van lichte zeden na, dames die behoorlijk de weg kwijt waren, was er nog maar weinig te beleven.
‘De mensen wipten op het toilet en had je niet genoeg kamers, dan gingen ze gewoon op de gang liggen’
De prostitutie speelde zich alleen nog maar af in privéhuizen die niet meer in één wijk waren geconcentreerd, maar die verspreid waren over de hele stad. Zo had elke straat wel zijn eigen privéhuizen, zoals op de ’s-Gravendijkwal. De meeste privéhuizen waren in handen van Cor de Geus, de ongekroonde sekskoning van Rotterdam met bekende zaken als Lido, L’Ambassadeur en Club OQ (die overigens nog steeds bestaat). Nette tenten in vergelijking met de toestanden op ‘de Kaap’, herinnerde hij zich: “Je had toen een clubje en je had een projectortje en de mensen wipten op het toilet, het maakte allemaal niet uit. En had je niet genoeg kamers, dan ging je op de gang liggen. Maar tegenwoordig moet een club onderhand gouden badkranen hebben, anders doe je niet meer mee.”
Overlast was het toverwoord waarmee de gemeente toentertijd de prostitutie uit de wijken probeerde te krijgen, tot opluchting van een bewoner van de Atjehstraat, hartje Katendrecht. Hij vocht al 23 jaar om de ‘dames’ uit de Kaap te zien verdwijnen. “Denk je dat het leuk is als kerels zich voor je deur in hun auto zitten af te trekken voordat ze een bordeel binnengaan?” zei hij. “Of als er wildvreemden bij je binnenstappen als je je voordeur even open hebt staan, die brutaalweg vragen: Hé, valt hier nog wat te neuken?”
Andere bewoners, bijvoorbeeld op de ’s-Gravendijkwal, hadden daar juist plezier in, vooral als bezoekers van een bordeel de verkeerde deurbel gebruikten. “De eerste vijf keer was het nog vervelend,” zei een buurman. “Maar al snel begonnen we het leuk te vinden. Een unieke kans om mannen op het hoerenpad te bestuderen. Die stiekeme koppen, opgetut vaak, zenuwachtig meestal, haartjes gekamd, niet zelden pas net onder de douche vandaan, leek het. Blij dat ze eindelijk de moed bij elkaar hadden geschraapt om aan te bellen. Algauw vochten we erom wie er open mocht doen, vurig hopend een nietsvermoedende kennis of collega te betrappen natuurlijk.” Dat zouden wij ook hebben gehoopt, ja!