‘A-J-A-X, de rest die doet ons niks’ is verleden tijd
Iedere week schrijven onze Panorama-verslaggevers samen een column over wat hen opvalt in de sportwereld. Deze week: de malaise bij Ajax
Edwin Struis
Ik had het wel geweten op mijn eerste werkdag als algemeen directeur van Ajax. Interim of niet – uitverkorene Alex Kroes kan namelijk pas in maart losgeweekt worden van AZ – ik had als Jan van Halst zijnde, één minuut na het inchecken in de Johan Cruijff Arena, de heren Steijn en Mislintat naar mijn kamer geroepen. “Heren,” zou ik hebben gezegd. “Fijn dat jullie je een tijdje in een Ajax-(trainings)pak hebben voortbewogen, maar nu houden we er lekker mee op. Bedankt voor niet-bewezen diensten, daar is het gat van de deur.”
Heerlijk om die verongelijkte blikken van het duo nog even mee te pikken, voordat ze hun barre tocht verder zouden voortzetten bij pakweg Willem II (Steijn) of als scout met de Tweede Bundesliga en Ligue 2 als voornaamste werkterrein (Mislintat). De beste aankopen van de laatste weken? De zoon van Rafael van der Vaart en op commercieel gebied het trio De Jong, De Ridder en Van Rhijn, waarbij ik van zeker twee van hen vermoed dat ze op het huidige niveau van Ajax nog makkelijk meekunnen.
Want waar hebben we de eerste competitieduels nu eigenlijk naar zitten kijken? Ze hoeven van mij echt niet meer uit Amsterdam en omstreken te komen, maar om de voertaal in de kleedkamer nu over te laten hellen van Nederlands naar Kroatisch is ook weer zo wat. Als supporter wil je toch niet telkens naar een ondermaats vreemdelingenlegioen gaan kijken? Als je dan toch 100 miljoen euro had willen uitgeven, waarom dan niet gekeken naar kwalitatieve versterking in plaats van kwantitatieve? Goed, ik beweeg me niet al te soepel meer in het huidige topvoetbal, maar bij het doornemen van het lijstje aankopen, het woord ‘aanwinsten’ vermijd ik liever, had ik bij geen enkele hapsnurker het gevoel dat het echt wat toevoegt aan de selectie.
Dat gevoel heeft trainer Steijn ook, maar met de manier waarop hij het verwoordde voor de buitenwereld, graaft hij z’n eigen graf. Een trainer die openlijk vraagtekens zet bij het niveau van de selectie, maar er wel mee aan de slag gaat, kun je niet meer serieus nemen. Maar omdat ik niet verwacht dat Van Halst rigoureus ingrijpt, zullen de supporters rond de komende ‘krakers’ tegen FC Twente, Olympique Marseille en Feyenoord dezelfde gezichten zien en, ben ik bang, dezelfde teleurstelling meemaken. Nog niet zo lang geleden zongen ze in Amsterdam dat de rest niet meetelt, dat geldt nu voor Ajax zelf.
Micha Jacobs
Afgelopen zaterdag, op een zeldzaam broeierige avond dat ik niet de behoefte had om het terras onveilig te maken, zat ik klaar voor de wedstrijd Boca Juniors-AZ onder 20, de strijd om de wereldbeker voor jeugdteams (1-1 na 90 minuten, AZ verloor na strafschoppen). Nooit gedacht dat ik ooit klaar zou zitten voor een jeugdwedstrijd, zeker niet op zaterdagavond, maar voor het iconische La Bombonera in Buenos Aires, waar bijna 38.000 Argentijnen en een handvol Nederlanders naar jongens met oer-Hollandse namen als Dave Kwakman, Kees Smit, Wouter Goes en Nick Twisk keken, maakte ik graag een uitzondering. Voor jongens die bijna allemaal uit de Alkmaarder Zaanstreek komen en die vorig seizoen hun leeftijdsgenoten van onder andere Barcelona, Real Madrid en Sporting Lissabon versloegen om in de finale van de Youth League (Champions League voor jeugdteams) Hajduk Split te degraderen tot kleuters (5-0) moet het een ervaring voor het leven zijn geweest, als voetballer, maar vooral ook als mens.
Nog niet zo lang geleden rolden de grootste Nederlandse talenten nog van de lopende band van de Toekomst en in iets mindere mate van Varkenoord en de Herdgang, nu komen ze van het complex van de AZ-jeugdopleiding ergens langs de A7 bij Wormerveer, tussen de Burger King en Café Brasserie Het Heerenhuis. Van Wormerveer naar Buenos Aires: vooral in Amsterdam zullen ze groen van jaloezie hebben gezien.
De jeugdopleiding van Ajax was decennialang de ruggengraat van het Ajax-succes en daarmee ook van het Nederlandse voetbal. Toen Ajax in 1995 de Champions League won, stonden er zeven spelers in de basis die de club zelf had opgeleid en maakte een andere Ajax-diamant als invaller de winnende (Kluivert uiteraard): tegenwoordig moet de jeugd in Amsterdam plaatsmaken voor een aangekocht elftal vreemdelingen zonder Ajax-dna. Dát is het probleem natuurlijk: Ajax is een koopclub geworden die boodschappen doet bij tweederangs clubs en zijn eigen jeugdopleiding laat bederven als een beschimmelde tomaat op de groenteafdeling. Terwijl die toch het gezondst van allemaal had moeten zijn. Nu worden alle beslissingen genomen door een koopzieke Duitser die zijn tomaten liever uit Hamburg en Middlesbrough haalt, alsof ze daar beter zijn. De rest van Nederland kan wel in zijn vuistje lachen om de crisis in Amsterdam, maar als voetballiefhebber, vooral ook van het Nederlandse voetbal, zouden we ons de ogen uit onze kop moeten janken. Ajax is geen club meer om trots op te zijn, AZ wel.
- NL Beeld, ANP