Een wijze les van Facebook
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: Facebook.
Hoewel ik geen liefhebber van social media ben, heb ik wel ooit een Facebook-account aangemaakt. Puur om praktische redenen, want voor een journalist kan het een handige open bron zijn. Het is onthutsend hoeveel privégegevens mensen in de openbaarheid gooien en dat terwijl veel van hen op hun achterste benen staan als ze menen dat hun privacy door de overheid wordt geschonden. Ik heb al eens eerder gezegd: veel Facebookers beseffen niet dat ze vrijwillig onderdeel zijn van de grootste database ter wereld, met inmiddels meer dan 2 miljard gebruikers. Die database wordt niet alleen door vrienden geraadpleegd, maar ook door opsporingsdiensten.
Doorgaans is er op mijn slapende en nogal saaie Facebook-account weinig beweging. Ik plaats nooit iets en op vriendschapsverzoeken reageer ik niet, al werd ik vorige week opeens verrast door een echo uit het verleden. Ik herkende de naam wel, maar wist niet zo snel waarvan. Na een paar muisklikken kreeg ik de bijbehorende profielfoto te zien. Ik herkende hem onmiddellijk, ook al had de tijd bepaald niet stilgestaan. Het ging om een man met wie ik lang geleden als politieagent geregeld te maken had. Het lastige jonkie van toen was inmiddels een bedaarde volwassene geworden en had kennelijk mijn naam onthouden. Toen hij onlangs in Panorama een artikel onder ogen kreeg met mijn naam erboven had hij besloten even wat speurwerk te doen op Facebook. Zonder kwade bedoelingen overigens, zo werd me duidelijk toen ik op Messenger informeerde naar zijn beweegredenen. Och, hij was in rustig vaarwater beland, zo lichtte hij toe, en moest gewoon veel aan vroeger denken. Vanuit een soort liefhebberij zat hij vaak op Facebook, om te kijken hoe het met bekenden, kennissen en vrienden van vroeger ging.
Ik vond het onverwachte contact nogal een eyeopener, want als je me twintig jaar geleden had gevraagd wat er van deze man terecht zou komen, had ik waarschijnlijk een zeer somber toekomstbeeld geschetst. De Rotterdammer leek voorbestemd voor gevangenis of graf. In nuchtere toestand ging het nog wel, maar alcohol bracht het beest in hem naar boven. En ook deinsde hij niet terug voor een diefstalletje of vernieling. Toch heeft de inmiddels zestiger bewezen dat iemand echt zijn wilde haren kan verliezen. Hij zorgt nu voor zijn vogel, zo vertelde hij, doet vrijwilligerswerk voor een kringloopwinkel en rommelt wat met zijn computer.
De inbreker die zichzelf te buiten ging aan heroïne, oogt volkomen afgekickt. Een vechtersbaas heeft zijn rust gevonden in Thailand. De jongen van het kamp is nu een trotse opa…
Het contact met de man inspireerde mij om zelf eens wat ‘lastpakken’ uit mijn politieleven op te snorren. Puur uit nieuwsgierigheid. Veel namen staan me nog bij. Een notoire inbreker, een jongen van het kamp die elke week de horeca op stelten zette, een ‘piratenmoeder’ die onderdak bood aan allerlei gespuis, een ondernemer die zich schuldig maakte aan huiselijk geweld toen die term nog niet eens bestond; allemaal figuren waar in mijn beleving niets van terecht zou komen. Hoe zou het nu met deze mensen gaan? Zouden ze inderdaad naar de gallemiezen zijn gegaan, zoals het zich destijds liet aanzien?
Ik heb niet iedereen kunnen vinden. Er zullen ongetwijfeld wat oude bekenden zijn overleden of ze zitten gewoon niet op social media. Maar ik heb er ook genoeg wél gevonden en het resultaat heeft me behoorlijk verrast. Die jongen van het kamp is nu een trotse opa. Op zijn profielfoto poseert hij met een baby. Een vechtersbaas heeft zijn rust gevonden in Thailand, waar hij een B&B bestiert. En de notoire inbreker, die zichzelf te buiten ging aan heroïne, blijkt nog te leven en oogt volkomen afgekickt. Het is misschien te optimistisch om nu te stellen dat het met iedereen uiteindelijk wel goed komt. Maar dat een slechte start automatisch een mislukt leven betekent, is evenmin waar. Een wijze les. Waar Facebook al niet goed voor kan zijn.
- Pexels