Zeg nooit nooit, opeens is er een doorbraak
Elke week schrijft misdaadverslaggever Henk Strootman een column over wat hem opvalt in de crimewereld. Deze week: vermissingen.
Als misdaadverslaggever kom je vaak in contact met mensen die een dierbare zijn verloren door een moord of vermissing. Bij onopgeloste zaken draait het naast het verdriet vaak om de frustratie dat de dader nooit is gepakt. Nabestaanden hebben er dan ook alles voor over om de zaak levend te houden en laten zich als het moet voor de zoveelste keer interviewen voor krant of televisie. En dat leidt voor journalisten soms tot ongemakkelijke situaties.
Zelf heb ik talloze intensieve gesprekken gehad met bijvoorbeeld de moeder van de vermiste Remco van der Torre, de partner met de vermiste (en vrijwel zeker vermoorde) Henk Vierwind en broer van de vermiste Herman Ploegstra. Hoewel je door de jaren heen een goede en persoonlijke band opbouwt, vergeet je natuurlijk nooit dat die contacten een hoger doel dienen. Er is de achterblijvers alles aan gelegen om de zaak opgelost te zien worden. “Vermist is erger dan dood,” heb ik meer dan eens horen verzuchten. Dat klinkt misschien wat krom, maar het is duidelijk wat ermee wordt bedoeld. In het geval van moord kunnen nabestaanden iets afsluiten, ze hebben een graf om te bezoeken of een waardig plekje voor een urn. Voor familie van een vermist persoon is er alleen maar leegte en die gekmakende onzekerheid.
Als journalist krijg je natuurlijk vaak de gewetensvraag; gaat publiciteit écht helpen? Het eerlijke antwoord is dat een verslaggever natuurlijk ook een ander belang heeft en dat is het produceren van een goed verhaal, het is immers zijn werk. Maar dat laat onverlet dat zo’n verhaal kan bijdragen aan het ‘schudden aan de boom’ om Peter R. de Vries maar weer eens te citeren. Je kunt natuurlijk niets toezeggen, hooguit wijzen op doorbraken in andere oude zaken, die ook hopeloos vast leken te zitten, zoals de zaken Marianne Vaatstra, Andrea Luten, Milica van Doorn, Nicky Verstappen en Els Slurink. En dat geeft toch hoop. Vooral de voortschrijdende dna-technieken en almaar uitdijende dna-database rechtvaardigen het geloof dat er misschien ooit, in de toekomst...
Voor familie van een vermist persoon is er alleen maar leegte en die gekmakende onzekerheid
Natuurlijk zijn er genoeg momenten dat je gaat twijfelen. Is het wel eerlijk om dat vlammetje van hoop brandende te houden? Hoe realistisch is het dat er na zoveel jaren opeens een doorbraak komt? Maar dan gebeurt er iets waardoor dat vertrouwen in één klap terugkomt. In 2011 schreef ik een verhaal over de vermiste Britta Cloetens (25) uit Vlaanderen. De vrouw was verdwenen na een bezoek aan een autodealer in Antwerpen en al snel kwam verkoper Tijl Teckmans – een man met een zedenverleden – in beeld als verdachte. “Er is een vrouw bij mij geweest omdat ze een auto wilde kopen. Daarna is ze vertrokken en ik heb haar nooit meer teruggezien,” zo verklaarde de man bij het eerste verhoor. Na die korte verklaring klapte Teckmans dicht, beriep hij zich op zijn zwijgrecht en hield de zes volgende verhoren vol niets met de verdwijning te maken te hebben. Zelfs als hij werd geconfronteerd met overtuigende bewijslast, waaronder bloed en dna-sporen.
In 2015 werd de autoverkoper veroordeeld tot dertig jaar cel, maar dat leidde bepaald niet tot vreugde bij de familie van Britta. Want ook al had Teckmans voor de rechtbank toegegeven dat hij Britta in een vlaag van woede had omgebracht omdat ze niet wilde ingaan op zijn avances, van de locatie waar hij het lichaam vervolgens had gedumpt, kon hij zich niets meer herinneren. Bijna twaalf jaar bleef het een mysterie, tot een jager in december 2022 in de buurt van Dinant stuitte op stoffelijke resten van een mens. De definitieve identificatie liet even op zich wachten, maar vorige week kwam het grote nieuws naar buiten. Britta Cloetens was gevonden, de familie kan eindelijk beginnen aan de verwerking van het drama. Zeg dus nooit nooit.