“Allereerst mijn excuses dat u zo lang heeft moeten wachten, we lopen ruim een uur uit,” verontschuldigt de rechter zich.
“Oh geen probleem, hoor,” wuift Jimmy* (28) de rechterlijke excuses lachend weg. “Ik had mijn advocate al een tijdje niet gezien, dus we hebben op de gang gezellig zitten bijkletsen. Toch?” Over zijn schouder werpt hij zijn raadsvrouw een gulle Prodent-smile toe, omlijst door een snaarstrak getrimde, gitzwarte baard. Zijn kapsel is al even minutieus onderhouden en loopt op zijn achterhoofd uit in een perfect symmetrische, vlijmscherpe punt.
Op een late zondagavond in februari 2020, nu ruim tweeënhalf jaar geleden, wordt hij aangehouden op verdenking van witwassen. Die aanhouding komt min of meer toevallig tot stand. De politie krijgt een melding over een man die bij een fietsenstalling aan fietsen staat te rommelen. Ter plaatse treffen de agenten geen fietsendief aan, maar even verderop zien ze wel Jimmy staan die zij onmiddellijk herkennen. In het verleden werd hij geregeld aangehouden voor dealen en andere drugsgerelateerde feiten. In 2018 werd hij veroordeeld tot zes maanden cel voor het overtreden van de opiumwet. Jimmy kent de drill: nog voordat de agenten hem er opdracht toe kunnen geven laat hij zijn ID-bewijs zien en begint op eigen initiatief alvast met het routineus legen van zijn zakken. Twee telefoons, een gripzakje met 1,4 gram wiet en 820 euro cash in briefjes van 10,20 en 50 komen te voorschijn.
De wiet is te weinig om als dealerhoeveelheid aan te merken. Op de vraag hoe hij aan het geld komt, antwoordt Jimmy, die leeft van een uitkering, dat hij zojuist door zijn ouders op straat is gezet en dat hij daarom al zijn ‘leefgeld’ op zak heeft. Dan verleggen de agenten hun interesse naar de twee telefoons, waarvan er eentje vrijwel continu afgaat. In de politiesystemen staat het toestel als mogelijke dealertelefoon geregistreerd. Voordat de agenten hem daarover kunnen bevragen rukt Jimmy de telefoon uit hun handen en rent ermee weg. Verderop, net voordat de politie hem weer te pakken krijgt, gooit hij het ding in de gracht.
Het toestel wordt niet meer teruggevonden.
“Was dat inderdaad een dealertelefoon?” vraagt de rechter hem.
“Absoluut niet,” zegt Jimmy met glimlach op zijn gezicht.
“Waarom gooide u hem dan weg?”
“Ik zou het niet weten. Ik kan mij niet herinneren dat ik dat heb gedaan.”
“Volgens de politie ging de telefoon continu af. Weet u nog door wie u werd gebeld?” probeert de rechter hem in het nauw te drijven.
“Weet ú nog door wie u tweeënhalf jaar geleden werd gebeld?” kaatst Jimmy de vraag met zichtbaar plezier terug, waarna hij zijn advocate nog maar eens een triomfantelijke blik toewerpt.
“Vlakbij de plek waar u werd aangehouden, hield zich nog een andere man op,” gaat de rechter onverstoorbaar verder met zijn verhoor. “Een erkend harddrugsgebruiker. Kende u die man?”
“Jazeker,” geeft Jimmy grif toe. “Hij is een vriend me. Ik wist niet dat hij drugs gebruikte. Weet ik dat ook weer.”
Dan is het de beurt aan zijn advocate om gehakt te maken van de tenlastelegging die door de officier van justitie is opgesteld.
“Onlangs verzocht het Openbaar Ministerie uw rechtbank om niet ontvankelijk te worden verklaard in een vijftigtal strafzaken vanwege ernstige capaciteitsproblemen. Men heeft er simpelweg geen tijd voor. In dat kader kan ik het eerlijk gezegd maar moeilijk geloven dat we vandaag met deze flinterdunne zaak van meer dan twee jaar oud op zitting staan...”
Jimmy rukt de telefoon uit hun handen en rent ermee weg. Verderop, net voordat de politie hem weer te pakken krijgt, gooit hij het ding in de gracht
In de telefoon die de politie wel in beslag wist te nemen, bleken later berichten te staan die zouden kunnen duiden op dealeractiviteiten, maar volgens de rechter zijn ze te oud en te onduidelijk om als bewijs te kunnen dienen. De verklaring die Jimmy gaf over de herkomst van het geld –dat het zijn leefgeld was – is volgens hem bovendien niet per se onaannemelijk. “Als ik het allemaal zo hoor en lees, dan vertoonde u heel vreemd gedrag die avond,” vindt de rechter, “maar ik heb te weinig bewijs en te veel twijfel om u te kunnen veroordelen.”
Jimmy trakteert zijn advocate op een laatste grijns. Het in beslag genomen geldbedrag krijgt hij terug.
“Bedankt voor uw tijd,” zegt hij nog bij het verlaten van de zaal. Het cynisme kan de rechter en de officier van justitie onmogelijk ontgaan.
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd.
- Petra Urban