Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Dansen op het graf van Klaas 'De Dominee' Bruinsma

Uit Panorama nr. 36,1991: ‘Het bloedige testament van de Dominee’

De Dominee

In onze tijdmachine, ook wel ons archief genoemd, stappen we deze week uit in 1991, ruim twee maanden na de moord op drugsbaron Klaas Bruinsma die op 27 juni 1991 voor het Hilton-hotel in Amsterdam werd doorzeefd. Films, tv-series en boeken zijn er inmiddels gemaakt over zijn leven en over zijn vermeende moordenaar, ex-politieagent Martin Hoogland, maar veel interessanter is het om terug te gaan naar de tijd waarin veel vragen nog onbeantwoord waren; niet alleen over zijn opvolging, maar vooral ook over zijn dodenlijst. Was die na de dood van de Dominee nog actief, wie kon maar beter over zijn schouder blijven kijken en wie stonden er allemaal te vroeg op het graf van Bruinsma te dansen?

Bas van Hout, onze misdaadverslaggever van toen, zat dicht op het vuur. Hij kreeg een informant (“zegsman O. die lang meedraaide in de subtop van Bruinsma’s misdaadsyndicaat” ) aan de praat over de laatste dagen van Bruinsma. O: “Hij was alleen nog met machtsspelletjes bezig, niet meer met geld verdienen. Zijn wantrouwen was ziekelijk, hij vertrouwde zijn eigen schaduw niet meer.” Om die reden zou Bruinsma zijn lijfwachten, hoofdzakelijk Joegoslavische criminelen, in twee groepen hebben verdeeld die elkaar in de gaten moesten houden: “Klaas was als de dood dat hem hetzelfde zou overkomen als destijds Indira Gandhi: te worden omgelegd door een van zijn eigen lijfwachten.” Dat gebeurde niet, maar zijn paranoia kende geen grenzen: “Als je Bruinsma zag, zag je Al Pacino in zijn laatste dagen als Scarface: een zielige, paranoïde man die de hele dag met zijn neus in een hoopje wit poeder zat.”

‘Als je Bruinsma zag, zag je Al Pacino in zijn laatste dagen als Scarface: een zielige, paranoïde man die de hele dag met zijn neus in een hoopje wit poeder zat’

Toen de kruitdampen uit het pistool waarmee Bruinsma werd omgelegd amper waren opgetrokken, wisten we zelfs iemand te spreken die ooit op Bruinsma’s dodenlijst stond, worstelkampioen Chris D. D. was een vriend van Pietje P. die een partij hasj van Bruinsma zou hebben geript. Toen Bruinsma verhaal kwam halen en D. samen met nog een handlanger van P. in P’s slaapkamer op wacht stond, ontaardde het bezoek in een vuurgevecht dat Bruinsma bijna fataal werd, maar waarbij D. en P. konden ontkomen. D. tegen ons: “Aan de bar van het Pullman hebben Klaas en ik het uitgepraat. Hij zei dat hij met bevriende bokspromotors heeft gezocht naar iemand die voor 1 miljoen euro in de ring mijn nek wilde breken, tot in Amerika aan toe, maar niemand durfde. Later heeft Bruinsma dat idee laten varen. Wel zei hij in het Pullman: Zie je die jongens aan de bar? Dat is de harde kern van de Joegoslaven. Die jongens doen alles voor geld. Alle acht hebben ze een uzi onder hun jas. Bij een verkeerde beweging was je er geweest, Chris.”

Chris kon het navertellen, Pietje P. ook wiens doodvonnis zou worden omgezet in het ‘rolstoelvonnis’: “Hij wilde dat P’s ruggengraat met een riotgun aan flarden zou worden geschoten, zodat hij vanaf zijn nek verlamd zou raken. Dat idee van een rolstoel sprak Bruinsma erg aan.”

Bruinsma’s eigen vonnis was een heel andere, weten we.