Aanvankelijk was de zaak tegen hem door het Openbaar Ministerie geseponeerd, maar omdat het vermeende slachtoffer daar via een zogenoemde artikel 12-procedure met succes bezwaar tegen maakte, zit de van oorsprong Antilliaanse Angelo* (30) vandaag alsnog voor de rechter. Wanneer hij zijn zwarte, wollen muts afzet, komen een paar strak ingevlochten cornrows tevoorschijn die in zijn nek samenkomen in een minuscuul staartje. Behalve zijn advocaat is er ook een tolk verschenen, maar die heeft hij niet nodig, zegt Angelo. Hoewel zijn eerste taal Engels is, denkt hij zich prima in het Nederlands te kunnen redden. En zo niet, dan heeft hij altijd zijn handen en voeten nog.
Begin dit jaar is hij per trein op weg naar zijn vaste kapper.
In de fietsencoupé heeft hij zich naast zijn fiets geposteerd wanneer op station Amsterdam Sloterdijk een vrouw en een man met een vouwfiets instappen. Hoewel er ruimte zat is, gebaart de man hem plaats te maken. Angelo schikt iets in, maar blijkbaar niet genoeg. De man stapt op hem af en buigt zich dreigend over hem heen, zijn gezicht onaangenaam dicht bij het zijne. Zijn ogen spuwen vuur, herinnert Angelo zich.
Om te demonstreren hoe een en ander er in de trein aan toeging, staat Angelo op van zijn stoel en buigt hij zich voorover naar zijn advocaat die, ondanks het plexiglas tussen hen beiden, van schrik achteruitdeinst.
“Blijft u maar zitten,” zegt de rechter.
Terwijl de man in de trein over hem heen gebogen staat, wijst Angelo zijn opponent er fijntjes op dat hij geen mondkapje draagt. Een opmerking die de sfeer bepaald niet ten goede komt.
“Volgens de man heeft u hem geslagen, klopt dat?” vraagt de rechter.
“Zeker niet,” ontkent Angelo terwijl hij weer overeind springt.
“Blijft u maar zitten,” zegt rechter opnieuw.
Met tegenzin neemt Angelo in de coupé weer op zijn stoel plaats, maar de rust is van korte duur, want ondertussen is de trein gaan rijden en ook de gevolgen daarvan worden door hem vol overgave uitgebeeld.
“Die trein ging helemaal zo, en zo, en zo...” legt hij uit, terwijl zijn bovenlichaam ongecontroleerd van links naar rechts beweegt, alsof hij een reeks sneeuwballen probeert te ontwijken.
“Blijft u nou alstublieft stil zitten,” maant de rechter hem opnieuw tot rust.
“Misschien heeft hij door al dat gewiebel en gewabbel zijn hoofd gestoten,” vervolgt Angelo. “Ik heb hem in elk geval niet geslagen. Dat weet ik heel zeker.”
“U zou ook zijn telefoon uit zijn handen hebben geslagen, klopt dat wel?”
Ook dat ontkent Angelo in woord en gebaar.
“Hij hield zijn telefoon vlak voor mijn gezicht en begon foto’s te maken. Daar was ik niet van gediend. Dus ik pak zo zijn hand vast...”
Een doffe dreun klinkt in de rechtszaal wanneer Angelo ter illustratie een van de microfoons vastpakt die voor hem op tafel staan.
“Laat u die microfoon alstublieft los,” zegt de rechter die zich in toenemende mate begint te storen aan Angelo’s theatrale optreden.
“Dus ik pak zo zijn hand vast...”
Opnieuw dezelfde doffe dreun, dit keer van de andere microfoon.
“Kunt u nu gewoon blijven zitten en overal van afblijven, alstublieft?” zegt de rechter geïrriteerd.
“Sorry,” zegt Angelo, die er daarna zowaar in slaagt om enkele minuten bewegingsloos op zijn stoel te blijven zitten. Tot het moment dat zijn verhaal het punt bereikt waarop de twee mannen worstelend door te trein rollen. Wild maaiend met zijn linkerarm, alsof hij een weigerachtige kettingzaag tot leven probeert te wekken, demonstreert Angelo de verwoede pogingen die hij naar eigen zeggen deed om aan de wurggreep van zijn tegenstander te ontsnappen. Wanneer hij na nog een strenge vermaning eindelijk weer op zijn stoel zit, besluit de rechter wijselijk hem geen verdere vragen meer te stellen.
Met de aangifte van de man en de getuigenverklaring van zijn vrouwelijke medepassagier is er wettelijk voldoende bewijs, maar om Angelo te kunnen veroordelen moet de rechter ook te overtuiging hebben dat hij die dag de eerste klap uitdeelde. Die overtuiging heeft ze, net als de officier, niet. Haar vonnis is dan ook conform de eis: vrijspraak. Angelo, die geen vin meer durft te verroeren, lijkt door de goede afloop nauwelijks verrast. Wel heeft hij nog één laatste puntje:
“Die foto’s die toen van mij zijn genomen, worden die wel verwijderd? Mijn haar zag er niet uit.”
*Alle namen in deze rubriek zijn om privacyredenen gefingeerd
- Petra Urban