Danny Makkelie is voor Feyenoord, Bas Nijhuis is anti- PSV, Björn Kuipers is Ajax-fan; scheidsrechters worden maar al te vaak partijdigheid verweten, soms zelfs door trainers of mede-scheidsen. Maar mocht u nu denken dat het beschuldigen van partijdigheid iets van deze moderne tijd is, waarin de voetbalclubs de commercie soms belangrijker lijken te vinden dan het voetbal, dan zit u ernaast. Dat blijkt uit een artikel uit 1980. In nummer 11 van dat jaar staat deel 1 van een drieluik over scheidsrechters, waarin de uitslag van een enquête onder ruim vijftig profs uit ereen eerste divisie over scheidsrechters staat. De ondertitel ‘verbazing en ergernis over de ijdeltuit achter de fluit’ geeft al een beetje de teneur aan. De scheidsen werden in die tijd ook al verguisd door de heren balletjetrappers, blijkt al snel.
“De Nederlandse scheidsrechter betaald voetbal deugt niet. Althans, volgens een groot deel van onze profvoetballers. Het is de schuld van de scheids. Uiteraard, zouden wij bijna zeggen. Want of het nou de politieagent is, de onderwijzer of de dienstdoende arbiter, wij Hollanders zoeken de schuld inzake gerezen geschillen bij voorkeur op het hoogste niveau. Overigens is het vermoeden dat scheidsrechters niet deugen in feite nimmer van een wetenschappelijke basis voorzien. We hadden onze eigen ervaringen van langs de lijn, van de radio desnoods of Studio Sport, maar onze profvoetballers hebben in dit verband zelden of nooit een uitspraak gedaan in de vorm van een enquête. Welnu, vier van de vijf belangrijkste conclusies zijn bepaald onthutsend:
Onze scheidsrechters zijn partijdig.
De gemeenste overtredingen worden over het hoofd gezien. Bepaalde spelers worden door scheidsrechters bewust gezocht.
Jan Keizer en Henk Weerink worden het meest genoemd als arbiters die moeten verdwijnen. En om een beetje positief te blijven: Charles Corver en Ignace van Swieten zijn de besten van dit moment. Snel opsturen naar Zeist derhalve, deze botte gegevens, want gevreesd moet worden dat met name de scheidsrechterscommissie – het opperwezen waaraan de arbiters in dit land zijn overgeleverd – bij het vernemen van de onder profvoetballers heersende onvrede redelijk zweterig zal worden. Hoe moet zo’n commissie, via oud-scheidsrechter Leo van der Kroft bijvoorbeeld, zijn scheidsrechters nou instructies geven als blijkt dat 33 van de door Bureau Ferro ondervraagde 54 profs scheidsrechters partijdig vinden:
Scheidsrechters zijn vaak of altijd partijdig: 61% Scheidsrechters zijn soms partijdig: 28% Scheidsrechters zijn nooit partijdig: 11% Onze profvoetballers maakten bepaald een angstige indruk. Opvallend was dat niet één speler bijvoorbeeld een partijdige scheidsrechter bij zijn naam noemde. Hoewel deze representatieve steekproef op voorhand anoniem zou geschieden, verklaarde de meerderheid der ondervraagde spelers bang te zijn voor represailles vanuit scheidsrechtersland.”
Maar wanneer vonden de voetballers uit 1980 een scheids dan wel goed?
Als die vraag gesteld wordt, komt er eigenlijk het lolligste resultaat uit de enquete van Panorama. Dus:
“Vraag: Wanneer heeft een scheidsrechter nou góéd gefloten?
Antwoord: als ik gewonnen heb: 24% als hij weinig fluit: 14% als ik hem niet opmerk: 13% als hij onpartijdig probeert te zijn: 11% als er weinig spelonderbrekingen zijn: 11% Totaal 73%, de overige antwoorden (27%) bleken niet representatief te zijn.” Waaruit maar weer blijkt dat voetbal, ook naar de scheidsrechter toe, vooral emotie is, aangestuurd door verlies of winst. Ook in 1980.