Hebben uw Friese wortels invloed gehad op uw kijk naar de wereld?
‘Ik denk het zeker. Het is een aardrijkskundige beslotenheid waarin ik ben opgegroeid, aan de Waddenzee. En dan niet in het dorp, maar een paar kilometer daarbuiten in het vrije veld op een boerderij. Ik kon kilometers ver kijken, om mij heen was alleen maar horizon. Ik was het nakomertje. Mijn broer is 25 jaar ouder dus ik was vaak op mijzelf.’
Was u eenzaam als kind?
‘Als je zo besloten leeft dat je alleen maar horizonnen ziet en in het kopje van Friesland woont, dan komen er grijze naargeestige wolken van de wadden overgewaaid terwijl je kijkt naar sombere geploegde akkers... Dat was wat eenzaam, ja. “Maar in de zomer waren de geuren heerlijk, zwoele winden kwamen uit alle hoeken voorbij en die brachten me gras, graan, gewassen en koei- enstront” – zoals alleen Guy de Maupassant die kan beschrijven. Ik vind het heerlijk ruiken.’
Uw ouders hebben u al op uw elfde uit huis geplaatst, bij gastouders in de stad. Dat is wel heel erg jong. Had u geen vreselijke heimwee?
(Zucht) ‘Jawel... Zeker de eerste weken in een vreemd huis in het centrum van Leeuwarden, met mensen die ik nog nooit had ontmoet. Ik zal dus in mijn ouderlijk huis wel wat warmte hebben gevoeld, want de eerste dagen voelde ik me ontheemd. Maar niet dat ik krijsend en jammerend op de deur stond te bonken van: breng me naar huis.’
U heeft een groot deel van uw jeugd op internaten doorgebracht. Hoe heeft dat uw vorming beïnvloed?
‘Ik denk dat ik mijn leeftijd- en klasgenoten op het internaat emotioneel vooruit was. Omdat ik al vroeg het huis uit was. Als je dan op het internaat komt met zestig andere jongens, en je mag maar één keer in de drie weken naar huis, toen merkte ik dat mijn minder gepantserde soortgenoten dat soms heel slecht verdroegen. Ze stikten vaak van de heimwee.’
U vertelt in uw biografie dat uw vader en broer lid waren van de NSB. Heeft u daar iets van meegekregen? Voelde u een stigma over de familie?
‘Nou, toen zij lid waren was ik nog niet geboren. Achteraf gezien werd daar eigenlijk helemaal niet over gesproken. Maar ik wist het wel. Ik heb een foto van mijzelf als 7-jarige op Koninginnedag. Ik weet nog dat de scholieren op een versierde fiets de straat op mochten. Een prachtig versierde fiets met blommetjes had ik. Ik kan me herinneren dat er wat mishagen ontstond en dat mensen riepen dat het schandelijk was dat die Hiddema ook meedeed aan de viering van Koninginnedag. Dat snapte ik toen nog niet. Mijn vader kreeg tabak van de politiek en heeft zijn NSB-lidmaatschap in 1942 opgezegd.’
Hoe kwam uw vader bij de NSB terecht?
‘Mijn vader is lid geworden van de NSB, net als talloze boeren, vanuit landbouwpolitiek oogpunt. Hij wilde de boerenstand verheffen.’
Heeft u het hem later kwalijk genomen dat hij lid van de NSB was?
‘Nee. Als ik boer was geweest in die tijd, had ik me misschien ook kunnen laten overhalen tot een NSB-lidmaatschap. Wat de NSB later typeert als een stelletje landverraders en Jodenvervolgers, daar was binnen de Friese agrarische gemeenschap helemaal geen sprake van. Het was enkel boerenbelang. De politieke ideeën over ras en geloof speelden totaal geen rol.’
Als jongvolwassene werd u naar eigen zeggen fel modieus-links. Waarom?
‘Waarom? Er hing iets van frivoliteit in de lucht, hè? Je mocht je haar niet laten groeien.’
Was het een tegenreactie op uw vader?
‘Ja. We waren in die tijd anti-autoritair. Dat was mode. Afzetten tegen die fatsoensrakkers. Er kwam een brutale affichering van eigendunk van links bovendrijven. Links cabaret was toen nog hilarisch en de seksuele vrijheid-component heeft ook een rol gespeeld.’
Ging dat afzetten tegen de gevestigde orde hand in hand met het afzetten tegen uw vader?
‘Ja, die was behoorlijk rechts. Ik was in die tijd ontvankelijk voor wat meer bevrijdende geluiden, zal ik maar zeggen. Ik zocht de confrontatie. Hij niet met mij. Ik met hem.’
En die discussies hadden niets te maken met zijn NSB-verleden?
‘Jawel. Daar begon ik dan over te zeuren als hij iets rechts zei. Zo van: hou jij je mond nou maar, want je hebt je gruwelijk vergist destijds.’
Dus u nam het hem wel kwalijk?
‘Nee. Ik kon het goed tegen hem gebruiken. (Lacht) Ben ik overtuigd links geweest? Welnee, het was gewoon modieus. Ik was toen allergisch voor groepsgedrag en protestmarsen.’
Wat doet u nou in uw koffie?
‘Ik heb een beetje last van de keel. Een heel klein likeurtje.’
U belandde in het Groningse studentencorps. Was dat een bewuste keuze?
‘Daar zaten de gemakzuchtige jongetjes, die net als ik vaak moeite hadden om middelbare scholen te doorlopen. Sommigen zijn van school getrapt, gescheiden ouders en zo. Het was een ongeregeld elitair boeltje. Maar in zo’n club heb je wel de meest uitgesproken karakters. Ik zoek altijd een beetje het milieu van de zonderlingen en meest excentrieke karakters. Dat milieu vond ik terug op het corps.’
Wanneer begon u dan van modieus-links te draaien richting het liberale gedachtegoed?
‘Oh, dat was in Groningen al gebeurd. Ik was toen naar zo’n PvdA-volkshuisontmoeting geweest. Allemaal heel politiek verantwoord met zang en dans, volksvermaak. Wat ik in mijn boek al besprak: het was een zooitje puisten, muffe jassen en dor van geest. Maar wel de grootste mond, heel scherp en kleingeestig naar ieder die anders denkt. Maar vooral saai en totaal humorloos.’
Wat trok u aan in het strafrecht?
‘Dat begon al vroeg. Ik las boeken van mijn vader over forensische psychiatrie. Daarin werden allerlei soorten criminelen beschreven: de oplichter, de zedendelinquent, de moordenaar, de antisoci- aal, de psychopaat, ga maar door.’
Heeft het psychologische facet van het vak uw interesse gewekt?
‘Het komt me heel goed van pas in het strafrecht. Als strafpleiter kom je de mens in zijn meest pure en kwetsbare vorm tegen. Gestript van veters en waardigheid, in de cel gesmeten. In de gevangenis kom je meer pure mensen tegen dan in de stoel van de psychiater. Op dat soort momenten zie je iemand tot in zijn kern. Dat sprak me erg aan. Tijdens mijn rechtenstudie woonde ik strafzaken bij in de rechtbank van Groningen en mochten we bezoeken brengen aan de gevangenis van Veenhuizen. Nou, toen was het zo klaar als een klontje voor mij: ik wilde strafpleiter worden.’
Wat is het ultieme geluk dat u in de rechtbank kunt ervaren?
‘O, dat is zo leuk. Als je betoverend wilt pleiten, moet je je cliënt nooit te veel vertellen, want als ze weten wat je gaat zeggen worden ze daar een beetje zenuwachtig van. Ik vertel wel in hoofdlijnen wat ik ga zeggen, maar daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Ze zijn heel onzeker. Het is zo mooi dat je de cliënt kunt verbazen met het pleidooi en dat ze dan denken: waar haalt hij dat vandaan? Ik heb mensen zien huilen van geluk. Dat is het mooiste.’
Als zelfstandig advocaat werd u bekend door de Rost van Tonningen-zaak. In uw boek noemt u Florrie Rost van Tonningen een ‘enig mens’. Waarom?
‘Dat is toch voor iedere strafpleiter het neusje van de zalm? Het was een overtuigingsdader van jewelste. Geen moordenaar met een druipend mes, maar een vrouw met een missie.’
De zwarte weduwe van Meinoud Rost van Tonningen. NSB’er en nazi...
‘Pas op hoor, geen strafblad! Als strafpleiter ben je psychologisch georiënteerd want je interes- seert je voor de menselijke ziel. Dan was zij toch wel het mooiste doelwit dat je kunt hebben. Ze werd me in de schoot geworpen want ze heeft zichzelf gemeld.’
Ik snap de fascinatie met haar, maar waarom was zij een enig mens?
‘Omdat ze heldhaftig was, en hoffelijk in de omgang. Moedig. Ze woonde heel afgelegen in een villa. Ze had een herdershond en een geweer naast de deur. Ze werd constant bedreigd. En ze zou hem gebruiken hoor, dat geweer. Met de hele vaderlandse geschiedenis in het kielzog was zij een heel interessant individu om te verdedigen. Ze had een blaadje, De Levensbron, vol beduimelde politieke statements. Dat bracht haar in de problemen. Ik kwam bij haar thuis omdat ze haar heup had gebroken, waardoor ze niet naar Maastricht kon komen. Normaal zou ik nooit bij een cliënt thuiskomen, maar ik keek mijn ogen uit. Het was er enorm macaber. Er hingen portretten van Himmler en Hitler, en zij als meisje dat bij haar huwelijk met Meinoud door een erehaag van nazi’s loopt. Sans gêne.’
Was u niet bang dat u een nazi-stigma zou krijgen?
‘Nou, het is gebeurd dat de secretaresse stront uit de brievenbus moest opruimen en mijn Rover onder de swastika’s gekrast was.’
In uw boek bespeurde ik voor het eerst een echte emotie bij de moord op Pim Fortuyn. De ongebreidelde woede naar Volkert van der Graaf toe.
‘Ja. Niet gepast. Maar ik had ook momenten van compassie voor hem, hoor. Dat vreugdeloze gezicht van hem, dan denk je: wat ben je toch een zielenpoot, met je starre Zeeuwse heilige overtuiging van je eigen gelijk.’
Is dat compassie of is dat walging?
‘Hij is zo dor en droog als een zak erwten. Uiteindelijk voel je na je woede toch compassie.’
Waarom?
‘Ik voelde meer rancune naar de types die Pim Fortuyn slachtrijp hebben gemaakt. Hij werd dus omwille van politiek ongemak – ze konden hem niet op feiten pakken – gedemoniseerd. Eerst probeerden ze het op inhoud. Dat lukte niet. Hij was een succesvol academicus die vele boeken had geschreven. Toen was hij ineens een clown, een nep-professor. Het publiek trok zich daar niets van aan. Toen speelden ze uiteindelijk de racismekaart. Vergelijkingen met Hitler, Himmler, Haider, Heidrich, Le Pen, ga maar door. Ik had me verkneukeld op de komst van Pim, want hij had behoorlijk wat zetels in de peilingen. Ik zag hem al met zijn twee hondjes op de paleistrap staan. Dat is ons allemaal door de neus geboord door die zak erwten Volkert van der Graaf.’
U wilde de familie van Pim Fortuyn bijstaan. Wat dreef u?
‘In de Rode Hoed, waar de talkshow Rondom Tien werd opgenomen, zat ik met Pims broer Marten Fortuyn tegenover moslimjongeren. In dat kringetje zat ook een imam. Die zei dat hij het erger vond dat Allah werd bespot dan als zijn broer zou worden vermoord. Het liep uit de hand toen ik me er tegenaan begon te bemoeien. Ik zei dat ik niet kon begrijpen dat er zoveel geweld bij moet komen kijken als je je gepikeerd voelt. Als je echt zo’n vertrouwen hebt in Allah en zijn naam wordt misbruikt, dan kan je er toch op vertrouwen dat de almachtige zelf dat verraad aanpakt? Een dakpan op je kop, of iets van dien aard... Allah is toch almachtig? Ik denk dat al dat geweld en die zucht naar wraak juist weleens voort zou kunnen komen uit geloofstwijfel. Die twijfel moet gecompenseerd worden met een overdreven prijzen van de almachtige en het grijpen naar geweld. De imam werd kwaad en die moslimjongetjes om hem heen ook. Toen moest ik door de achterdeur met een politiebusje worden weggehaald, want het werd zeer bedreigend. Toen heeft Marten mij gevraagd of ik de familie Fortuyn wilde bijstaan. Zo zat ik pardoes naast Volkert.’
Hoe bevalt de politiek u?
‘Mijn vrouw was overleden en dat pleegt een grote aanslag op je empathie. Ik heb een half jaar mantelzorg gedaan, dus je raakt doordrenkt van empathische capaciteiten. Ik kon het na de dood van mijn vrouw niet meer opbrengen om gevangenissen af te gaan en empathie op te brengen voor de cliënt. Dat was toevallig in de tijd dat Thierry vroeg of ik mee wilde doen. Toen dacht ik: misschien is dit dan het moment om iets anders te gaan doen. Ik heb me altijd al op de politiek gefocust en ook naar buiten toe uitgedragen.’
Dat is wel wat anders dan participeren.
‘Dat was ik ook helemaal niet van plan. Ik heb het politieke gebeuren altijd met dedain gevolgd. Omdat ik zelf altijd dacht het beter te weten, of “ze” door te hebben. Daarom werd ik vaak voor debatprogramma’s gevraagd. Dus ik had al politieke uitstraling voor de mensen. Toen Thierry kwam vragen of ik mee zou willen doen, zei ik nee. Maar ik heb heel lang getwijfeld. Tot het laatste uur voor de lijst moest worden ingediend, toen heb ik op de valreep toch mijn handtekening gezet.’
Heeft u er eigenlijk wel zin in?
‘Zeker weten! Ik ben in maart 2017 pardoes in de Kamer terechtgekomen, daar had ik ook geen rekening mee gehouden. We kregen toch de zetels en dan zit je er ineens. En ik was ook nog bezig twee advocatenpraktijken te ontmantelen, dat heeft me dus heel wat Kamerdagen gekost.’
Forum voor Democratie wordt gezien als een rechtse partij. Vind u dat ook?
‘Wat is nou rechts? Krachtvoer voor echte liberalen? Dan: ja!’
Anti-immigratie? Anti-islam?
‘Wij vinden dat je nu geen ongebreidelde immigratie moet hebben, omdat je te veel mensen uit moslimlanden krijgt. Dat ondergraaft het democratisch welbevinden van een volk. Want mensen uit dat soort landen gaan uit van groepsdenken. Wij waren na de jaren 60 net zover gekomen dat de verzuiling was gestopt. Je werd niet meer vanuit kleingeestig religieuze hoek gesouffleerd wat je diende te stemmen. Als je dan nu massaal mensen gaat importeren die totaal geen democratische historie van verdraagzaamheid naar afwijkende culturen of geloven hebben, dan gaat het mis. Het gaat allemaal vanuit groepsdwang. Dus als er vanuit religieuze groepsloyaliteit politiek wordt bedreven, dan ondergraaft dat ons democratisch proces.’
Is het niet een normaal proces waar een groep doorheen moet gaan? Je plek in de samenleving vinden. Een verlichting moet van binnenuit komen.
‘Laat ze dat dan lekker thuis doen in plaats van hier het licht te doven. Wij hebben er ook honderden jaren over gedaan om te verlichten en te ontzuilen. We zijn pas net een beetje los van dat christendom. Moeten we mensen niet wat ruimte en tijd gunnen om zich los te maken? Waarom? We leven nu. Wij bieden mensen juist ideale omstandigheden in onze cultuur om zich los te maken van een diepreligieuze cultuur. Wil jij van Nederland dan een openluchtheropvoedingskamp maken? Maar het zou een natuurlijk proces kunnen zijn, ja hoor. Maar we leven nu en willen geen vrijheden inleveren in de hoop daarmee bij te dragen aan de genezing van anderen, ooit.’
Is dat niet een egoïstische instelling? Ik leef nu, dus ik heb geen zin om te wachten.
'Ik leef hier niet alleen. Onze voorouders hebben hier ook altijd geleefd. Die hebben ervoor gezorgd dat wij iets kunnen ontplooien in het land. Wij zijn het aan onze historie verplicht. Ik gun het jonge moslims om zich los te maken van de verstikking van het geloof. ‘Dat moet je dan mondjesmaat doen. Je gaat dan toch niet nog meer moslims hierheen halen?’
Ik heb het nu over de moslims die hier al een paar generaties zijn.
‘Ja, daar moet je het mee doen, dat klopt. We zijn niet voor deportatie, maar tegen tomeloze immigratie. Dat is heel wat anders. Mensen die zich hier ontplooien als vrijdenkende individuen moet je beschermen tegen het feit dat ze ten onder kunnen gaan in het collectieve gedachtegoed van de groep nieuwkomers die er nog hele verstarde regels op na houdt. Ik heb in mijn carrière honderden moslimjongetjes verdedigd. Ik kon stuk voor stuk met iedereen heel goed door een deur. Nou ja, je had ook etterbakken. Maar één op één kon ik met al die lui door een deur. Ik heb in mijn dossiers ontdekt dat de groepsdwang immens is.’
Het verwijt kan u worden gemaakt dat u afgeeft op de islam maar altijd moslims over de vloer hebt gehad in uw praktijk. Dat is toch dubbelzinnig?
‘Hun islamitische afkomst heb ik nooit als hinderlijk ervaren in mijn omgang met mensen.’
Islam heeft dus niets met crimineel gedrag te maken?
‘Nee. Ik zie islam niet als een geloof bij zo’n jongen, maar als deel van zijn cultuur. Maar die cultuur hangt wel samen met religie, net als bij de christelijke cultuur. Vanuit hun cultuur beroepen ze zich als het ware in een reflex heel snel op hun islam. Het is voor mij evident dat je bepaald gedrag vanuit culturen kunt verklaren. Anders kun je de studie culturele antropologie wel afschaffen. Hun cultuur is doordrenkt van religieuze instincten, overtuigingen en meningen waar te pas en te onpas een beroep op wordt gedaan. Dat is toch een culturele liaison van jewelste. Je kan niet de Koran abstraheren van de mensen die die Koran allemaal lezen. Maar als ik bij mijzelf te rade ga, dan kan ik je zeggen dat ik na veertig jaar ervaring als advocaat wel degelijk gemeenschappelijk gedrag van Marokkanen kan verklaren naar hun cultuur.’
Het gevaar van uw jarenlange ervaring is dat u in uw praktijk alleen maar de excessen over de vloer krijgt en niet de hardwerkende Marokkaan met zijn eigen zaak of braaf in loondienst. Is uw beeld niet vertekend geraakt?
‘En als je nou weet dat zes van de tien Marokkaanse jongens in aanraking met de politie is gekomen? Maar ik ken ook talloze bovenste beste Marokkanen die zwaar in hun maag zitten met criminele familieleden.’
Hoort dat ook niet een beetje bij puberende jongens die hun plekje in de samenleving zoeken?
‘Maar natuurlijk is dat zo! De discriminatietroef wordt ze al heel snel ingefluisterd. Van de weeromstuit gaan ze zich ook nog gediscrimineerd voelen. Natuurlijk gaan die lui dan ook pesten. Nogal wiedes. Lekker provoceren. Dat zouden wij ook doen.’
U bent ook jong geweest. U werd links!
‘Dat is volstrekt normaal (lacht). Ik kan me wel voorstellen dat die jongens in zo’n wijk weer zo’n dienstklopper met een onnozele glimlach aan zien komen fietsen. Ze weten: die komt om ons koest te houden met zalvende praatjes. Je speelt het spel mee of je schopt hem van zijn fiets. Als ze met zijn tweeën komen en je bent zelf met zijn twintigen, dan ga je ze gewoon lekker uitjoelen. Zo simpel is het.’
Dus u begrijpt het wel.
‘Natuurlijk wel!’ (lacht hard)
Integratie tussen de lakens. Legt u eens uit hoe dat werkt?
‘Ik zat ’s avonds in een radioprogramma. Daar speelde weer op dat Forum iets van racisme in zich heeft. Hou toch op! Toen heb ik daar gezegd dat integratie alleen maar werkt tussen de lakens. Wat wil ik daarmee zeggen? Dat al die dompteurs die maar om die groepen heen dansen met zakken vol subsidie, die ze in masseren dat ze zielig, sneu en hulpbehoevend zijn – om ze maar lid te laten worden van de partij of te laten meelopen in hun optochtje. Ook al die integratiecursussen, hou maar op. Ieder moet zijn eigen weg bevechten. Integratie tussen de lakens heb ik toen gezegd. Toen de gastarbeiders uit de Europese landen kwamen, werden die verwelkomd door de handenwrijvende Nederlandse vrouwen. Die gingen niet naar cursusjes, die meiden maakten ze hier wegwijs. Daar voltrok zich de integratie tussen de lakens en dat is het enige dat helpt om hier wortel te schieten. Maar bij islamieten werkt dat niet!’
Integratie tussen de lakens werkt dus niet bij moslims?
‘Omdat daar nauwelijks vermenging tussen de lakens plaatsvindt. Er ligt daar een culturele en religieuze blokkade in de weg, die belemmert het natuurlijke integratieproces zonder hulpverle- ning. Die collectieve tafeldans met een gemeenschappelijke rechtse vijand brengt een totale vervreemding van de realiteit met zich mee.’
Dit interview is afkomstig van onze collega's van Nieuwe Revu. Het magazine van deze week ligt nu in de winkel en is ook hier te bestellen.