Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Een koninginnenrit waardig!

Aan de voet van de Cottische Alpen ligt het stijlvolle stadje Cuneo. Daar heeft jaarlijks de Gran Fondo La Fausto Coppi plaats. Op het menu staan onbekende cols die niet onderdoen voor Galibier, Mortirolo of Zoncolan. Tijd om ervan te gaan proeven.

https://cdn.pijper.io/core/panorama-fallback2.png

Geur van gebakken broodjes. Arcades, rondom het Piazza Tancredo Galimberti. De duomo, die zeven keer luid beiert. Renners, die aan een espresso nippen. De sfeer is, ondanks het vroege uur, al onmiskenbaar Italiaans. Wie niet beter weet, zou denken dat hier een topkoers op punt van beginnen staat. En eigenlijk is dat voor de meeste van de 2.000 deelnemers ook het geval. Want in het domein van de cyclo’s is La Fausto Coppi één van dé classisima. Je ziet het ook terug aan de start. Veel Italianen, uiteraard. Maar bijvoorbeeld ook Fransen, Belgen, Duitsers, Oostenrijkers, Amerikanen, Britten, Nederlanders en Australiërs. Hun vlaggen wapperen rondom het plein in de wind, terwijl de kakafonie aan talen door het peloton rolt.  Het gekeuvel van de heren coureurs verstomt, wanneer de speaker een eerbetoon aan Fausto Coppi afsteekt.  Blijft indrukwekkend, hoe de Italianen hun sporthelden tot in de lengte van jaren blijven eren. Want ‘Il Campionissimo’ is een échte Piëmontees, ook al ligt z’n geboortedorp Castellania een ferm stuk verderop. 

Varaita

Dieci! Nove! Otto! Sette! Sei! Cinqu! Quattro! Tre! Due! Uno! Partenza! Gedecideerd zoekt het bonte gezelschap de pedalen, alvorens ze de majestueuze piazza verlaten. Via de prachtige Ponte Nuovo gaat het de Sura di Demonte over, waar geen ruimte voor twijfel is. Linksaf gaat ’t richting de medio fondo, rechtsaf voor de gran fondo. Ik pak de lange afstand en op de brede Strada Statale 589 gaat de vlag omhoog. De Italianen vliegen er vól in, terwijl ik de slaap nog in m’n lijf heb. Ik dacht dat we 177 kilometer én vier cols hadden om de strijd te beslechten? Niet afgeschrikt door deze kille feiten koerst het peloton manmoedig voort, doorheen onbeduidende oorden als San Chiafreddo, San Rocco en Busca. Zover het oog reikt eindeloze vlaktes, met wijnranken, fruitbomen en nu en dan een kerktoren. Is dit werkelijk een cyclo met meer dan 5.000 hoogtemeters? Terwijl ik in gedachten verzonken ben vliegen de kilometers razend snel onder m’n Wilier door.

Zo gaat het zonder noemenswaardige energieverspilling door Piasco, waar de route zowaar wat reliëf begint te tonen. Af en toe valt de snelheid even terug, terwijl de beginnende heuvels langs veranderen in serieuze bergen. Het is indrukwekkend, hoe snel je vanuit de vlaktes van Cuneo het hooggebergte induikt. Samen met het steeds ruiger wordende riviertje de Varaita snijden we dieper door het dal, terwijl de dorpjes die we passeren nog steeds in diepe slaap verkeren. Niet vreemd, natuurlijk. Het is nog niet eens acht uur en wij zijn al bijna een uur aan het koersen, alsof er geen vier bergen op ons liggen te wachten.  

  

Madonna della Grazie

Santuario di Valmala. Een welluidende naam voor een col. Je zou ‘m zo in Milaan-Sanremo, Giro of Ronde van Lombardije verwachten. Ook qua karakter voldoet hij aan dat beeld. Eerst gaat het nog op de grote plaat langs een zijriviertje van de Varaita. Er zijn coureurs in de groep die al behoorlijk stilvallen, waar anderen juist versnellen.Terwijl het geluid van het Italiaanse gekrakeel langzaam plaatsmaakt voor klikkende versnellingen en verhoogde ademhaling, scheurt de groep.

In Valmala loopt de stijging op tot 14%, maar echt pijn doet het nog niet. De benen zijn goed gerodeerd op de vlakke aanloop. Dus slingert het comfortabel omhoog via een serie prachtige haarspelden in het bos, met nu en dan doorkijkjes naar de hoge toppen. Aan het Santuario zelf komen we nét niet toe, want na tien kilometer klimmen zoeven we de diepte in. Langs de lieflijke pastelroze kerk van Lemma en de rauwere Madonna della Grazie race ik vol vertrouwen door de bochten. Een chicane links, eentje rechts, een haarspeldbocht, stukje rechtdoor en nog een haarspeld. Intuïtief stuur ik naar beneden. Dat kan ook, want de organisatie heeft de route van de hele Gran Fondo afgezet. Een blik in de diepte laat een ellenlang lint van coureurs zien. De door de organisatie uitgereikte oranje wielershits zorgen voor opvallende kleurspatten in het groene landschap.

Na Dronero kruipt de route de Montemale la Piatta Soprana omhoog, die geenzins piatto blijkt te zijn. Inmiddels zitten alle deelnemers wel ongeveer op hun plek. Op één na dan, want een gesoigneerde coureur op een kekke Wilier komt langszij vliegen. Ik verdapper, in de hoop even van z’n inspanning te kunnen profiteren. Tevergeefs. De Italiaan fietst in een volledige kit van Wilier-Southeast, de ploeg van onder anderen Pozzato. Dus dat ik moet laten lopen is geen schande. Geen dorpje. Geen kerkje. Nee, zelfs geen uitzichtpunt. De Piatta Soprana loopt gewoon opeens weer naar beneden. Het zal zo wel weer gaan stijgen, denk ik nog. Dat blijkt echter niet het geval. Bergaf dan maar. Door het uitstekende wegdek en het flauwe percentage, hoef je hier slechts te sturen. Nu en dan heel lichtjes remmen, een beetje uit het zadel en gáán. 

Cima Pantani

Drieëntwintig kilometer klimmen. Een gemiddelde van 7,5%. Het steilste stuk 14%. En de laatste tien kilometer niet onder de 10%. Cijfers om van te suizebollen.  De Colle delle Fauniera is geen wereldberoemde klim, maar strijdt qua lastigheid wél met Mortirolo, Zoncolan en Rettenbachferner.

Vanaf Pradleves zwieren we langs de Fiume Grana omhoog, doorheen schaarser wordend groen. En terwijl de bossen wijken, neemt het stijgingspercentage toe. Met de vegetatie neemt ook de schaduw af, waardoor de zon het zweet langs mijn armen doet parelen. De hitte begint een factor van belang te worden. De temperatuur stijgt sneller dan de hoogtemeters en ik laveer over de weg om zoveel mogelijk schaduw te pakken. Het hoog op een rots gepositioneerde klooster Sanctuario San Magno di Castelmagno markeert het begin van de lijdensweg. Vanaf hier nog tien kilometer, dwars door adembenemend decor. De snelheid valt nu écht terug. Schakelende versnellingsapparaten. Hijgende coureurs. Een stroompje, dat langs de weg klettert. Meer geluid is er niet, hier in het hoogalpiene landschap.

Doordat ik een 34X29 heb gestoken kan ik fatsoenlijk blijven fietsen, waar anderen achteruit inparkeren of zelfs afstappen. De beklimming is één van de mooiste die ik ooit reed. Waar je in de Franse Alpen of noordelijke Dolomieten te vaak over brede asfaltwegen door ontboste skigebieden toert, is het landschap hier nog puur. Het smalle weggetje is het enige teken van menselijke aanwezigheid, zéér sporadisch afgewisseld met een keuterboertje, kerkje of een kleine albergo.

Naar typisch Italiaans gebruik kronkelt de weg omhoog zonder echte haarspeldbochten. Het blijft daardoor altijd steil. En ook typisch Italiaans: totaal geen aanduiding van hoogte en kilometrage. Zo kan het gebeuren, dat de top onverwachts achter een rotswand opduikt. Hier verrassend genoeg geen beeld van ‘il campionissimo’ Fausto Coppi maar van ‘il pirata’ Marco Pantani. Hij legde hier de Giro van 1999 in z’n definitieve plooi. Trots en contrastrijk priemt het beeld van de piraat hier op tweeënhalve kilometer hoogte de hemel in, terwijl aan de einder besneeuwde bergtoppen gloren. 

De start van Gran fondo Fausto Coppi

Schuurpapier

De vallei waar we op uit kijken is adembenemend. Echte natuurliefhebbers gruwen waarschijnlijk, bij het zien van een zwarte teerweg die het landschap doormidden snijdt. Maar wij verheugen ons erop en duiken gretig de diepte in. De route wordt omzoomd door donkere bossen, malsgroene alpenweiden en grijze rotsformaties, waar her en der een kerktorentje bovenuit priemt.

Hier wel haarspelden, wat de duikvlucht lekker afwisselend maakt. Op de rechte stukken tik ik net de tachtig aan, waarna ik weer in de ankers moet voor steeds mooiere bochten.

Nog sneller als de afdaling onder de wielen doorschiet wisselen de decors zich af. Een boer, die zijn land aan het dorsen is. Verderop een patserige villa met zwembad, dan opeens weer een bouwval zonder glas in de ramen. Vanaf Demonte vlakt het af en is het een kwestie van stevig bijtrappen, om de snelheid hoog te houden. Een ferme prikkel voor de kuiten, die de het jongste halfuur rust hebben gehad.

Ze lijken uit het niets op te duiken, die bergen hier. Het ene moment fiets je op een vlakke weg en het volgende moment draai je haaks om, pardoes een dikke col op. Madonna del Coletto heet-ie, alweer zo’n gedistingeerde naam. Minder fraai is het grove schuurpapier waarmee de puist bekleed is. En met een temperatuur van inmiddels boven de 35 graden en benen die ook een mening beginnen te krijgen wordt het een ware beproeving. Deze zeven kilometer duren gevoelsmatig net zolang als alle voorgaande bijeen. Daardoor is het moment dat ik de kapel op de top eindelijk in de hemel zie priemen voor mij net zo sacraal als eerdere ervaringen in Geraardsbergen en op Il Ghisallo. Oef! 

Petacchi’s

Na een kort intermezzo in de schaduw duik ik na de afdaling met 80 per uur de strada provinciale op. Opeens bevind ik me tussen allerhande lieden die menen dat ze een massasprint in de Giro moeten voorbereiden. Ik probeer te profiteren en laat de mannen hun werk doen, terwijl de omgeving urbaniseert. Valdieri, Bandito en Parachetto. De sneltrein dendert voor, richting het stadje Borgo san Dalmazzo. De groep zwelt aan. Van zes coureurs, tot een kleine twintig en uiteindelijk wel veertig.

Volle bak over rotondes. Rakelings door nauwe straatjes. En druistig langs verbaasde toeristen. Het is maar goed, dat alle wegen zijn afgezet.

Ik zoef met de Petacchi’s, Cipollinis en andere Vivianis over een adembenemend fraaie platanenlaan. Onverwacht slingeren we eraf en gaat het via een links-rechtscombinatie onder de stadspoort door. Daar overschreeuwt de microfonist het nerveuze geschakel terwijl de groep op de Piazza Galimberti onder de finishboog door stormt. Enigszins overdonderd en verbaasd kijk ik om me heen, deze finale hadden de coureurs duidelijk verkent! Ik moet blijkbaar nog veel leren, om de Italiaanse wielercultuur écht te doorgronden.

Alle binnenkomende fietsers worden uitgebreid bejubeld. Even op de foto. Een fraaie medaille. Een tas vol lokale producten van de trattoria. En natuurlijk de onvermijdelijke pastaparty, die zich qua kwaliteit duidelijk onderscheidt. De toegewuifde eer is terecht. Niet alleen is deze cyclo met z’n 177 kilometer en 4.200 hoogtemeters bijzonder lastig. Het is ook dankzij de deelnemers van de Fausto Coppi dat er weer geld is opgehaald om de kwetsbare bergwegen te onderhouden.

En dat is van groot belang, want men wil hier maar wat graag vaker Giro en Tour ontvangen. Het zou dit prachtige gebied de status en de bekendheid geven die het verdient. De Cottische Alpen zijn nu misschien nog onbekend, maar het parkoers van deze Gran Fondo is een koninginnenrit in een grote ronde waardig. Impressionante!