Was ik maar vaker in de rechtbank
Haast wekelijks woon ik wel ergens een strafzaak bij. Toch ben ik blij dat ik meer op straat loop dan in de rechtbank. Ik hou van de straat, van het lawaai, van de geur van koffie en van de mensen met wie je koffie kan drinken. Vrienden, onbekenden met wie ik een praatje aanknoop, of mensen die ik voor mijn vak spreek. Niet zelden zie je diezelfde mensen later weer terug bij de rechtbank. In toga als advocaat, als toehoorder op de publieke tribune, of als verdachte. En zij zien jou meestal ook. Zoals bijvoorbeeld Willem Holleeder. Bij oogcontact geeft hij dan een knikje, of hij zegt even ‘hé’ in het voorbij lopen op weg naar het cellenblok.
Ik ben dus honderd keer liever misdaadjournalist dan rechtbankverslaggever. Want een rechtszaak kan soms lange, stroperige dagen betekenen. Soms is er spektakel. Door de discussies tussen rechtbank en verdachte, door de (felle) verbale strijd tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging of tussen verdachten onderling. Het allermooiste is wanneer die voelbare spanning met één rake klap of grap in stukken wordt gezaagd.
Zoals door grootmeester Willem Holleeder. De veroordeelde ontvoerder, afperser en – allicht – meervoudig opdrachtgever tot moord weet met zuivere Jordanese gevatheid regelmatig wat lucht in die zo bedompte Bunker te brengen. Zoals afgelopen week tegen de jarige getuige Peter la Serpe: “Hé, heb je geeneens gebak meegenomen?” Helaas moest ik dit in Het Parool lezen, omdat ik er zelf niet bij kon zijn wegens verplichtingen elders. Maar ik hoorde het hem blaffen, met zijn Amsterdamse dictie.
Er ging afgelopen week nog meer rechtbankspektakel aan mij voorbij. Ik miste de zaak in Utrecht tegen de Audi-bende, of de Plofkrakers. En evenmin kon ik naar Leeuwarden voor de zaak tegen de #blokkeerfriezen, die ik uit maatschappelijk oogpunt had willen bijwonen.
Maar van mijn afwezigheid bij het hoger beroep van de moordpartij in de Staatsliedenbuurt uit 2012 baalde ik nog het meeste. Die zaak maakte van meet af aan al diepe indruk en heb ik op de voet gevolgd. Ik ging zelfs naar Marokko om daar te spreken met ‘chauffeur’ Hamza B., en om diens strafzaak bij te wonen. Interessant om te zien hoe een kippendief daar in dezelfde zaal, voor hetzelfde publiek en door dezelfde rechters wordt gehoord als een verdachte van moord.
Zo anders dan bij ons. Dagen werden er door de rechtbank destijds in de Bunker uitgetrokken. Urenlang werden verdachten en getuigen door rechters en advocaten gehoord, waarbij Anouar ‘Popeye’ B. (veroordeeld schutter) en slachtoffer Benaouf A. (die aan liquidatie ontkwam door in de gracht te springen) elkaar uitscholden, belachelijk maakten en zelfs bedreigden.
Hoe zou dat nu uitpakken? Zouden ze zich, mede op advies van hun advocaten, wel gedeisd houden? Terwijl ik aan de andere kant van het land zat kreeg ik via Twitter het antwoord.
“Wat had cliënt (Anouar B. red.) dan voor kleren aan, die keer dat u hem in het openbaar zag?” vroeg mr. Weski aan Benaouf A.
“Lingerie,” antwoordde A.
“Welke kleur?” vroeg Weski.
“Roze,” zei Benaouf.
Zelfs via Twitter kon je voelen dat de sfeer er te snijden was, wat later telefonisch werd bevestigd door de collega’s die er wel bij waren. Anouar B. counterde met een vileine opmerking over de zus van Benaouf A., die volgens toehoorders dwars door diens ziel sneed en alle aanwezigen ervan overtuigde dat alleen de aanwezigheid van gewapende parketpolitie voorkwam dat de twee elkaar in de haren vlogen.
Benaouaf A. was niet alleen gevat tegen zijn vermeende schutter. Toen Inez Weski hem confronteerde met voor hem mogelijk nadelig bewijs uit PGP-berichten, klapte hij raak terug: “Nu bewijs uit PGP-verkeer je cliënt goed uitkomt, deugt het opeens, terwijl je de rechtbank in een andere zaak dagenlang van het omgekeerde probeerde te overtuigen.” Gelukkig had ik mijn auto even speciaal aan de kant gezet om die berichten te lezen...
Toch wat minder op straat hangen, dacht ik. En vaker naar de rechtbank.