Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Marco zoekt een hobby

Niet iedere man weet wat hij in zijn vrije tijd moet doen. Panorama-verslaggever Marco van Nugteren verveelt zich iedere avond suf en komt niet verder dan liggend op de bank naar de televisie staren.

marco

Schuiven maar!

Niet iedere man weet wat hij in zijn vrije tijd moet doen. Panorama-verslaggever Marco van Nugteren verveelt zich iedere avond suf en komt niet verder dan liggend op de bank naar de televisie staren. Dat moet maar eens afgelopen zijn. Daarom zoekt Marco een hobby. Deel 6: sjoelen.

Vertel je me nu dat ik mijn hele leven de spelregels verkeerd heb begrepen? Van sjóélen?!” vraag ik stomverbaasd. “Inderdaad,” zegt de 71-jarige Gé van Hengel, een van de beste spelers van sjoelvereniging De Zoevende Schijf in Pernis. “Wat dacht jíj dan?” “Nou, dat een sjoelbak vier van die openingen heeft met één, twee, drie en vier punten, dat wist ik nog wel. Maar als kind probeerde ik altijd zoveel mogelijk van die schijven in de vier te schuiven. Dat leek me logisch. Een vier levert toch de meeste punten op? Waarom zou je dan op de één mikken? Wist ik veel dat je tien bonuspunten krijgt als je een één, twee, drie en een vier hebt gegooid.” Het is al zeker vijftien jaar geleden heb ik voor het laatst heb gesjoeld, maar het wordt me vandaag pijnlijk duidelijk dat ik het nooit helemaal goed heb gedaan. “En als een schijf nog niet helemaal door die opening heen is, maar er half in ligt?” vraag ik. “Telt hij dan mee of niet?” “Nee,” zegt Gé. “Hij moet er helemaal voorbij zijn. Dat is de officiële regel.” Ook dit ging vroeger bij mij anders. “Ik schoof altijd met zijn vinger langs de openingen. Als de schijf dan naar binnen schoof, telde hij mee.” Nu ik het hardop zeg, vind ik het zelf ook opeens heel kinderlijk klinken. Alsof dit echt de regel had kunnen zijn. Het is, vermoed ik, hetzelfde als dat je met een kind gaat darten. Dat doe je ook niet meteen van 501 terug naar nul en eindigen met een dubbel. De winnaar is dan ook degene die met drie pijlen het meeste aantal punten heeft gegooid. Maar dat kwartje valt nu pas. “Wat doe je nou?” vraag ik verbaasd aan Gé, als hij de schijven in stapeltjes van vijf naast de bak neerlegt en dus niet – zoals ik altijd deed – op het dwarslatje op de plank, dat de grens aangeeft van het werpgedeelte. “Daar kunnen ze toch omvallen? Dan liggen ze allemaal op het speelveld?” zegt Gé. “O ja,” zeg ik. “Logisch.”

De conditie

Ook Gé is als kind begonnen met sjoelen. Thuis hadden ze nog geen televisie. Om de tijd te doden, stond hij avondenlang achter de sjoelbak. Door soms uren achter elkaar de ene na de andere steen naar de andere kant van de bak te schuiven, ontwikkelde hij zijn oog-handcoördinatie. Een talent waar hij eenmaal volwassen geworden jarenlang niets meer mee deed, tot veertien jaar geleden sjoelvereniging De Zoevende Schijf werd opgericht. Sinds dat moment demonstreert Gé zijn kunsten iedere woensdagavond. “Het competitieve aspect maakt het zo leuk. Daarom oefen ik iedere avond thuis met mijn vrouw. Gewoon, op de keukentafel. Soms wel drie kwartier lang.” Het is mooi om te zien met hoeveel liefde Gé over sjoelen praat, dat voor mij niet meer is dan een gezelschapsspelletje. Voor de gepensioneerde Gé is het een way of life. Hij is er iedere dag mee bezig. Niet alleen door de dagelijkse training met mijn vrouw, ook door het organiseren van de competitie, het bijhouden van de puntentelling en het controleren van ‘de conditie van de sjoelbakken’. Voor we een wedstrijdje gaan spelen, legt hij een bak op tafel en onderwerpt hij hem aan een grondige schoonmaak. Met een zachte, wollen doek wrijft hij eroverheen. Ieder minuscuul vlekje wordt aangepakt. Dan strooit hij er iets overheen dat op poedersuiker lijkt. Het blijkt aardappelmeel te zijn. 

“Waarom doe je dat?” vraag ik. “Om het glijvermogen te vergroten ” antwoordt Gé. “Als de bak niet gepoetst en gepoederd is, merk je dat meteen. Dan zie je de stenen van richting veranderen. Daarom mogen er ook geen handen op het spel komen. Die zijn vettig. Daar krijg je vlekken van.”

A-klasse

Als Gé is uitgepoetst, kunnen we beginnen. Ik ben als eerst aan de beurt. In drie beurten moet ik zoveel mogelijk van de dertig schijven door de vier kleine gleufjes aan het eind van de plank zien te schuiven. De vakjes hebben van links naar rechts de waarde van twee, drie, vier en één. Geconcentreerd mik ik mijn eerste schijf op de vier. Hij vliegt de één in. “Goed bezig,” zegt Gé, die ik niet vertel dat ik op een ander vak mikte. Mijn volgende poging ketst via het houtwerk keihard terug. Voor poging drie, vier en vijf tot en met tien geldt hetzelfde. Ze schieten zo ver terug dat ik ze van achter de bak bijna kan pakken, al zal dat wel weer zoiets zijn wat ik als kind wel mocht doen en van Gé niet. “Je doet het veel te hard,” zegt Gé. Hij heeft gelijk. De schijven blokkeren de weg voor de twintig andere die ik nog moet schieten. Ik heb mezelf ‘ingesloten’, iets wat deze ronde niet meer goed komt. Slechts vier schijven belanden, op goed geluk, in de vakken. In de tweede en de derde beurt wordt het niet veel beter. Aan het eind van de derde beurt blijkt dat ik slechts 28 punten heb.

Wil je het hele artikel over de nieuwe hobby van Marco lezen?  De nieuwe Panorama ligt nu in de winkel met daarin nog veel meer moois! Ook is die hier te bestellen.  Alleen benieuwd naar dit artikel? Lees dit artikel dan op Blendle..