Iedere dag het nieuws dat echte mannen interesseert

Tranen om vergane glorie

Elke week schrijven Panorama-verslaggevers Jochem Davidse en Edwin Struis een column over wat hun opvalt in de sportwereld. Dit keer een terugblik op HFC Haarlem.

Tranen om vergane glorie

Edwin

Mensen kijken me soms meewarig aan als ik ze de achterkant van mijn telefoonhoesje show. Daar prijkt al sinds jaar en dag het logo van HFC Haarlem op. “Ja, maar die club bestaat toch niet meer?” krijg ik dan steevast te horen als ik mijn liefde belijd voor de Roodblauwe Leeuwen. Technisch gezien hebben ze gelijk, komende zaterdag is het precies tien jaar geleden dat de stekker uit de aloude club werd getrokken, ’s ochtends vlak na tienen. Ik weet het nog zo goed, omdat ik op de plek des onheils was. Naast me schoof iemand van pure ontzetting uit z’n stoel. Oké, hij was invalide, maar toch... 

Ook ik had het te kwaad. Zag mezelf weer aan de hand van m’n ouders naar het stadion lopen. Zag al de hoogte- en dieptepunten weer langskomen. De promoties naar en degradaties uit de eredivisie, de Europacupduels met AA Gent en Spartak Moskou, de zeges op Ajax en Feyenoord in hun eigen stadions, de terugkeer van Johan Cruijff in de Meer tegen Haarlem, de halve finales om de KNVB-beker, ach, de lijst is eindeloos. Buiten mijn eigen capriolen in die roodblauwe outfit. Vanaf de onderlingen, zoals dat toen heette, via de pupillen naar de junioren tot aan het eerste amateurteam aan toe.

Daaraan denkend schoten op die vermaledijde dag in 2010 ook bij mij de tranen in de ogen. Het was alsof ik aan de rand stond van het net gedolven graf van een goede vriend. Je beseft ook meteen de onomkeerbaarheid van het geheel. Dit komt nooit meer terug. Er zijn later nog wat halfslachtige pogingen gedaan om Haarlem nieuw leven in te blazen, maar het draagvlak was en is nihil. De gemeente, potentiële sponsors en ook de fans hebben nooit in de rij gestaan om de club verder te brengen. Dat bleek ook wel nadat het faillissement was uitgesproken, even was er ontzetting en misbaar, maar een dag later ging men weer over tot de orde van de dag. Ik ook. Maar ik mis het nog steeds en koester de herinneringen. Het is net als Laurel & Hardy, ze zijn er allang niet meer, maar toch kan je er nog altijd van genieten. Ik weet dat je uit Zeeland stamt, en dus weinig verwend bent op dat gebied, maar heb jij ooit je hart verpand aan een (prof)club?

Jochem

Niet verwend is zacht uitgedrukt. Had ik als kleine jongen aan de hand van mijn vader een stadion willen bezoeken waar betaald voetbal werd gespeeld dan was ik bij aankomst wel zo ongeveer vergroeid geweest met de beste man. De dichtstbijzijnde club was (eveneens wijlen) RBC Roosendaal, een club die zijn thuiswedstrijden 80 kilometer verderop speelde, in een andere provincie. Al had ik mijn jongenshart nog zo graag willen verpanden, ik kon het goed beschouwd nergens kwijt.

Wat dat betreft deed het profvoetbal net een paar jaar te laat haar intrede in Zeeland. Ik was 14 jaar toen VC Vlissingen – op amper vier kilometer van mijn ouderlijk huis – debuteerde in de eerste divisie. Het anders zo troosteloze sportpark (een stadion kon je het onmogelijk noemen) aan de Irislaan was met 4000 man stijf uitverkocht. Zelf was ik er helaas niet in geslaagd een kaartje te bemachtigen. Vanaf de parkeerplaats probeerde ik met wat vrienden, aan de hand van de stadiongeluiden, chocola te maken van het wedstrijdverloop.

Tegenstander RBC (met een beetje fantasie kon je het duel een burenruzie noemen) werd die dag met 2-0 verslagen. Maar een voorbode voor de rest van het seizoen was die historische dag in de geschiedenis van het Zeeuwse voetbal helaas niet. Later dat seizoen, toen promotie naar de eredivisie toch nét iets te hoog gegrepen bleek en er als gevolg daarvan ook van de aanvankelijke run op kaartjes weinig overbleef, was ik regelmatig op de staantribunes aan de Irislaan te vinden. Maar veel te juichen viel er niet meer. VC Vlissingen werd dat seizoen stijf laatste. Net als het seizoen daarop, toen de club ineens als VCV Zeeland door het leven ging.

Geldgebrek en bestuurlijke chaos draaiden de allereerste – en de allerlaatste – Zeeuwse profclub al na twee seizoenen de nek om. En een club die maar twee jaar bestaat, en halverwege ook nog haar naam verandert, daarvan is het lastig houden. Ik kan in alle eerlijkheid niet zeggen dat ik VC Vlissingen mis. Laat staan dat ik herinneringen koester aan de onvergetelijke sportieve hoogtepunten. Die waren er, afgezien van die eerste wedstrijd, namelijk niet. Laat dat een troost voor je zijn in deze donkere dagen.